De Noorse Zeemanskerk in Rotterdam is zowel van binnen als van buiten compleet van hout. Het charmante gebouw uit 1914 diende als ontmoetingsplek voor zeelieden uit Noorwegen die hun thuis langere tijd moesten missen. Een Noors baken in de havenstad.
Bouw Sjømannskirken
Het gebouw is ook nog eens op en top Noors. Noorse architecten (Magnus Poulsson en Arnstein Arneberg) maakten het ontwerp, Noorse timmerlieden kwamen over om het gebouw neer te zetten en namen bouwmaterialen en hout mee. Het ontwerp is gebaseerd op de Noorse staafkerken uit de 13e eeuw. De kerk heeft houten wanden, een houten plafond en is van top tot teen gehuld in prachtige muurschilderingen met warme tinten. De drie gebrandschilderde ramen maken het helemaal af. De schilderingen werden gemaakt door de (uiteraard Noorse) kunstschilder Domenico Erdmann die in ruil daarvoor 3 maanden kost en inwoning kreeg. Want het gebouw herbergt niet alleen een kerk, maar heeft ook een grote (lees)zaal en woonruimte oorspronkelijk bedoeld voor de dominee en het personeel.
Verplaatsing van de kerk
Het gebouw heeft overigens niet altijd op deze plek gestaan. In 1937 moest het namelijk wijken voor de aanleg van de Maastunnel. Maar omdat men het kerkje koste wat kost wilde behouden werd het verplaatst, of eigenlijk ‘verrold’. Het gebouw werd in 3 delen uit elkaar gehaald, op rollers zo’n 170 meter verschoven, en weer in elkaar gezet. Niets van te zien. Net als van een ander onfortuinlijk voorval; de Britse brandbom die in 1941 op het woongedeelte viel. Die schade werd binnen een paar jaar weer hersteld. Het gebouw biedt tot op de dag van vandaag een plek voor Noren in Rotterdam, zoals studenten en expats.
Manhattan aan de Maas is sinds 2022 weer een toren rijker. Met zijn 215 meter is de Zalmhaventoren zelfs het hoogste gebouw van Nederland en van de Benelux.
Overigens is het maar een Klein Duimpje vergeleken met buitenlandse exemplaren. Het hoogste gebouw ter wereld staat uiteraard in Dubai; de Burj Khalifa is wel 828 meter. Maar in Nederland is de Zalmhaven een topper, het een-na-hoogste gebouw is de Maastoren van (maar) zo’n 165 meter. Ja precies, ook in Rotterdam.
De Zalmhaventoren staat aan de voet van een andere bekende blikvanger, de Erasmusbrug. De toren telt 61 verdiepingen, bevat vele appartementen én er komt bovenin een restaurant met natuurlijk geweldig uitzicht. Volgens sommige bewoners zie je op heldere dagen zelfs Amsterdam liggen. De wit-beige toren zelf heeft niet zo’n bijzonder uiterlijk, het is een vrij neutrale staaf. Dam & Partners maakten het ontwerp. De uitvoering is in prefab-beton, waardoor de Zalmhaven dan weer wel de hoogste prefab-toren ter wereld is.
Het Gemeenlandshuis uit begin 1500 is het oudste woonhuis van Delft. Zoals je ziet, was de eigenaar nogal rijk. Dit was te danken aan de grote bierproductie in de stad, want hij inde daar namelijk een soort belasting op. De versieringen op het gebouw verwijzen hier nog naar.
Geschiedenis Gemeenlandshuis
Destijds dronken mensen bier als water, simpelweg omdat het water te vervuild was. Jan de Huyter was pachter van hop (inde een soort belasting) en vergaarde zo een fortuin. Daarmee kon hij dit gigantische huis bouwen; de hopbelletjes op het ‘Huyterhuis’ herinneren hier nog aan. Verder kreeg het gotische huis een hoge trapgevel die bedoeld was als uitkijktoren; een absoluut statussymbool voor De Huyter. De prachtige wapens boven de toegangsdeur werden in 1645 aangebracht toen het Hoogheemraadschap van Delfland het gebouw kocht; vanaf dan het ‘Gemeenlandshuis’ genoemd. De wapens werden ontworpen door de beroemde architect Pieter Post. En let ook op de mooie vergulde zeemeerman als windvaan op het torentje. Helemaal geweldig is het riddertje naast de toegangsdeur. Die noem ik even apart, want die wordt vaak over het hoofd gezien. De oorspronkelijke dakruiter ontdekten archeologen tijdens de restauratie van 1988.
Bewoners en gasten
Het huis heeft opvallende bewoners en gasten gehad. Toen Karel V in 1541 Delft bezocht, logeerde hij in dit huis bij Jan de Huyter. De Huyter had namelijk goede relaties met het hof. Later werd het huis bewoond door Maria van Nassau, een dochter van Willem van Oranje. Maria en haar man Philips van Hohenlohe hadden maar liefst zesentwintig man personeel in dienst. Het huis werd in die tijd de Hof van den Grave van Hohenlohe genoemd.
Het Gemeenlandshuis is alleen tijdens Open Monumentendag Delft van binnen te bewonderen. De medewerkers van het Hoogheemraadschap organiseren elk jaar een leuk schouwspel.
Op de dag dat het Depot geopend wordt, haakt Ikea hier meteen op in: “Wij hebben het schaalmodel”. En dat klopt, het geweldige ronde, spiegelende gebouw is geïnspireerd op een Ikea-schaaltje. Eenvoud siert, dat blijkt maar weer. Het Depot van museum Boijmans Van Beuningen is absoluut uniek en zeker een bezoekje waard. Volg de instaprondleiding om een depotruimte te bezoeken.
Gebouw Depot Boijmans Van Beuningen
Het kunstdepot uit 2021 is het eerste ter wéreld dat publiekelijk toegankelijk is. Het ontwerp is een breinbreker voor architectenbureau MVRDV. Het depot moet plek bieden aan zo’n 151.000 kunstwerken, maar geen kolos worden in het mooie Museumpark. Of zoals architect Winy Maas het toelicht tijdens een van de vergaderingen met zijn team: “Het moet een slank gebouw worden met een zo klein mogelijke footprint. Al pratend valt zijn oog op een schaaltje… “Een beetje zoals deze kom“. En dit even eenvoudige als briljante idee is precies raak! Niet alleen vanwege de mooie ronde vorm, maar ook het spiegelende. “Dat moet het gevoel van oneindigheid geven, zoals parken bedoeld zijn”, aldus Maas. Het charmante, ronde gebouw past helemaal in de omgeving. Leuk is dat op het mooie dakterras echte bomen staan. Eén van de bijnamen van het gebouw is dan ook De Bloempot, maar Rotterdammers spreken toch vooral over De Pot. Door de weerspiegeling ziet het gebouw er elk moment van de dag net iets anders uit. Het won al talloze prijzen en heeft zelfs de voorpagina van The New York Times gehaald.
Binnen in het hypermoderne gebouw vormen de Escheriaanse trappen een kunstwerk op zich. En omdat alles open en transparant is, kijk je over alle verdiepingen heen naar schilderijen, vazen, beelden en andere gave kunst. Je kunt zelfs over glazen vitrines lopen en de kunst van bovenaf bewonderen (voor mensen met hoogtevrees: ze zijn te vermijden;)).
Bij de entree kun je je aanmelden voor een rondleiding met gids in een depotruimte. Een rondleiding duurt zo’n 30 minuten. Deze instaprondleidingen zijn niet vooraf te reserveren.
Nergens ter wereld staan zoveel molens bij elkaar als in Kinderdijk. Vandaar de talloze toeristen die jaarlijks op af komen op het meest Hollandse plaatje ooit.
In de 18e eeuw hielden de 19 molens het landschap droog in de Alblasserwaard. Nu hebben ze geen functie meer, ze worden nog wel bewoond, maar de wieken draaien alleen nog voor de toeristen die komen wandelen en fietsen in de mooie omgeving.
En tja, waar komt de naam Kinderdijk eigenlijk vandaan? Daarover doen verschillende verhalen de ronde. De bekendste legende over de naam voert terug naar de watersnoodramp in 1421. De omgeving rond Dordrecht wordt dan getroffen door de Sint-Elisabethsvloed. Mensen en dieren verdrinken, gebouwen en zelfs complete dorpen vergaan, maar wonder boven wonder spoelt er na de ramp één wiegje aan met een ongedeerd kind..
Buiten zie je door de glazen pui de boeken al opdoemen, en eenmaal binnen zie je hoe gaaf het is gedaan: de terrassen met boekenkasten vormen letterlijk een berg van boeken.
De weg omhoog leidt langs een koffiecorner, leuke zitjes en nissen en veel groen. Het gebouw is echt een advertentie voor lezen. De beroemde architect Winy Maas ontwierp het bibliotheekgebouw uit 2012. Naast het vele glas valt de mooie houten dakconstructie op. De glazen stolp met het puntdak stelt een boerderij voor als verwijzing naar het boerenverleden van Spijkenisse.
Hier hadden de rijke elites in de 17e en 18e eeuw hun buitenverblijven om in de zomer te kunnen genieten van rust en ruimte. Al wandelend maak je kennis met dit erfgoed. Onderweg zie je niet alleen de mooie landhuizen, maar komt bijvoorbeeld ook langs een theekoepel en een vakwerkhuis. Bekijk de Prins Frederiks Parkenrouten (5 km).
Praktische informatie
Auto: je kunt gratis parkeren bij Huize De Paauw.
Openbaar vervoer: vanaf station Den Haag of Leiden is het ongeveer een half uur fietsen. Je kunt ook de bus nemen.
Gelegen aan de Lek ligt het typisch oud-Hollandse stadje Schoonhoven. De historische plek met middeleeuwse straatjes leent zich goed voor een leuke stadswandeling.
Vestingstad in de Oude Hollandse Waterlinie
Schoonhoven wordt ook wel de Zilverstad genoemd. En deze bijnaam gaat helemaal terug tot in de middeleeuwen. Halverwege de 13e eeuw stond er namelijk langs de rivier de Zevender een kasteel. Zodra de kasteelheren zilversmeden vragen om spullen voor hen te maken, vestigen de zilversmeden zich rondom het kasteel en de rest is geschiedenis;-) De stad staat nu bekend om zijn juweliers en de enige opleiding tot edelsmid in Nederland. Ook wordt Schoonhoven vaak in één adem genoemd met de Hollandse Waterlinie. Eind 16e eeuw wordt namelijk bedacht om een groot deel van Holland te verdedigen met ons belangrijkste wapen: water. Het idee: wanneer een aanval dreigt, snel grote gebieden onder water zetten. Op hoger gelegen gebieden komen ter verdediging forten en vestingen. Zo wordt ook Schoonhoven een belangrijke vestingstad in de Oude Hollandse Waterlinie.
De mooiste gebouwen van Schoonhoven
Leuk is om op zoek te gaan naar de watertoren uit 1901. Deze bijzondere toren ligt midden in een woonwijk en prijkt als een ware fata morgana boven de rijtjeshuizen uit. En je bent dan meteen vlakbij het mooiste uitkijkpunt van de stad. Hiervoor loop je langs de Lek en kijk je bij het ophaalbruggetje uit over een prachtig stukje historisch Schoonhoven. Bonus is dat je vervolgens uitkomt bij de Veerpoort; de enig overgebleven stadspoort. Sinds 1600 is de poort onderdeel van de waterkering. Sterker nog, bij extreem hoog water worden tegenwoordig nog steeds de deuren gesloten. Mooiste (en hoofd)straat van Schoonhoven is Haven met zijn leuke gevels, het oude stadhuis en de historische De Waag.
Deze gezellige boekhandel huist in een hoekpand uit rond 1900 met grote puien en ijzeren pilaren, maar valt vooral op door de inrichting. Nu helpt de collectie daar ook wel bij, want die bestaat niet alleen uit boeken, maar ook uit elpees, singles en cd’s. En gave kunst.
Vroeger zat Veilinghuis Mak in dit gebouw. Het pand was er helemaal op gericht om producten mooi uit te stallen en boekhandel Vos & Van der Leer past dan ook perfect in het gebouw.
Mooie details zijn de authentieke vloer, de gietijzeren pilaren en de oude lambriseringen. En dan is de boekwinkel ook nog leuk ingericht, bijvoorbeeld de vrolijke kinderhoek met het moderne glas-in-loodraam. Het gebouw uit 1901 werd ontworpen door de Dordtse architect H.A. Reus die nogal wat bouwstijlen door elkaar gooide. Maar wat vooral opvalt, zijn de verwijzingen naar het vroegere veilinghuis. Zoals de veilinghamer op de gevel of het uitnodigende ‘elck soecke sijn gadingh’. Meer weten over dit historische pand? Lees meer over het voormalige Veilinghuis Mak.
Hotel New York is een begrip in Rotterdam en omgeving. In de 19e eeuw vertrokken vanaf dit punt de stoomschepen naar New York. Nu is het hotel een culinaire hotspot op de populaire Wilhelminapier.
Geschiedenis Hotel New York
Het pand werd in 1901 gebouwd als hoofdkantoor van de Holland Amerika Lijn (HAL); de passagiersdienst tussen Rotterdam en New York. Er stapten zo’n half miljoen mensen aan boord van haar stoomschepen op weg naar Amerika. Er was namelijk in die tijd een massale volksverhuizing door armoede en geloofsvervolging. Overigens werd het bedrijf eerst alleen in de volksmond Holland Amerika Lijn genoemd. De eigenlijke naam was: Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij (NASM). Maar ze hebben de bedrijfsnaam officieel omgedoopt. Dat kwam misschien ook omdat de afkorting in diezelfde volksmond stond voor: ‘Neemt Alle Alle Schurken Mee!’ De landverhuizers werden namelijk gezien als lafaards, omdat ze een land in nood achterlieten en niet meewerkten aan herstel.
Het gebouw
Het gebouw is een stuk of drie keer uitgebreid; het zal je niet verbazen dat de Holland Amerika Lijn nogal goed liep. Drie architecten werkten aan het gebouw: Muller, Droogleever Fortuyn en Van der Tak. Het kreeg niet extra kantoorruimte en meerdere magazijnen, want het vervoerde namelijk ook goederen. Het resultaat: een massief gebouw met jugendstil invloeden. Aan weerszijden een torentje met groene koperen dakbedekking en op de gevels ornamenten geïnspireerd op de scheepvaart. Jaren later, rond de jaren 80 werd het gebouw bijna gesloopt – inmiddels had de scheepvaart concurrentie van het vliegtuig, omdat de gemeente hoogbouw op die plek wilde. Maar de illustere Riek Bakker (die ook de Erasmusbrug regelde) stak daar een stokje voor en zorgde dat de gemeente meebetaalde aan een hotel in het historische pand. Hotel New York werd in 1993 geopend. Zoals je ziet, is de hoogbouw er wel alsnog gekomen…
Het Timmerhuis is een geweldige combinatie van oud en nieuw. Het mooie wederopbouwpand werd namelijk in 2015 uitgebreid met “een wolk van staal en glas”.
Stadstimmerhuis
In de jaren 50 heet het gebouw nog Stadstimmerhuis. Een verwijzing naar het oude beroep van stadstimmerman; iemand die niet alleen timmerman maar ook architect was en plannen maakte voor stadsuitbreiding. En dat was ook precies wat hier gebeurde, want op deze plek werd vanaf 1953 de wederopbouw van Rotterdam geleid. Gemeentearchitect Koop ontwierp het strakke en ritmische gebouw met puntdak en schoorstenen. Het gebouw lijkt daardoor traditionalistisch maar het is moderner dan je denkt, want het heeft een betonskelet. Daaroverheen zit een laag baksteen met natuurstenen details. In de jaren 70 volgde een iets minder mooie aanbouw. Die werd gelukkig gesloopt en op die plek kwam in 2015 de nieuwbouw van OMA, het bureau van Rem Koolhaas. Op dat moment werd het gebouw omgedoopt tot Timmerhuis.
Nieuwbouw
Een wolk van staal en glas, zo noemt de architect Reinier van de Graaf het zelf graag. En het is ook echt heel gaaf gedaan; je ziet een stapel glazen kubussen die gedragen worden door twee stalen poten, waardoor ze wel lijken te zweven. En, net als een wolk, ogen ze op een mooie dag wit, en op een grauwe dag grijs. Het hypermoderne gebouw past gek genoeg prima bij zijn historische buurpanden, zoals het voormalige postkantoor en het stadhuis. En binnen zijn oud en nieuw ook mooi verweven; de staalconstructie gaat goed samen met de bakstenen muren van het wederopbouwpand. OMA deed ook inrichting en bespaarde daarbij bepaald niet op de kosten…vooral het meubilair is luxe! In het gemeentekantoor zie je leuke details. Bij elk ontmoetingspunt ligt een tapijt, bijvoorbeeld met een plattegrond van Rotterdam. Samen met de bijzondere vloeren en gordijnen vormen zij de voornaamste aankleding, want Rem Koolhaas is niet zo van decoratie. Planten zijn bijvoorbeeld ook niet te vinden in het gebouw.
De witte, strakke villa uit 1933 werd destijds gezien als hypermodern. En sommige handige vindingen van Huis Sonneveld zou je nog steeds best in je woning willen hebben. Het huis is gebouwd voor het gezin van Albertus Sonneveld, directielid van de Van Nelle Fabriek. Het is nu een geweldige museumwoning die je kunt bezoeken met een leuke audiotour.
Architectuur Huis Sonneveld
Meneer Sonneveld laat het ontwerp van de woning maken door het architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt. Geen gekke keuze, want zij waren net klaar met de zeer geslaagde Van Nelle Fabriek waar Sonneveld directeur van de tabaksafdeling was. Geïnspireerd door de moderne fabriek wil hij een woning in dezelfde stijl. En die stijl is het Nieuwe Bouwen waarbij het draait om het gebruik van moderne materialen als beton en staal en vooral om de behoeften van de bewoners. Zij moeten veel ruimte, frisse lucht en zonlicht krijgen. De woning heeft dan ook grote ramen met uitzicht op de tuin. Brinkman & Van der Vlugt ontwerpen overigens ook de inrichting waarbij alles tot in het kleinste detail op elkaar wordt afgestemd. Op de ontwerptekeningen zijn zelfs de schilderijen op de wand al ingetekend.
Het meeste meubilair kwam van Gispen die net – niet geheel toevallig – ook het hoofdkantoor van de fabriek had ingericht. Veel originele Gispen meubels zijn nog te bewonderen in Huis Sonneveld, zoals de bekende fauteuils, tafels en lampen. Maar ook speciaal voor het huis ontworpen meubilair, zoals de eettafel met ingebouwd elektrisch belsysteem. De woning barst sowieso van de – voor die tijd – moderne snufjes. Het heeft een intercomsysteem, een verwarmd handdoekenrek in de badkamer, een lift om afgeleverde goederen naar boven te transporteren (nu ook best een luxe), en nog een kleiner liftje om hout uit de kelder naar boven te halen voor de open haard. Helemaal geweldig is de multifunctionele bank – een ontwerp van Leendert van der Vlugt zelf – die ook dient als kast, boekenplank én geluidsinstallatie. De installatie staat in verbinding met de andere kamers waardoor je overal naar de muziek kunt luisteren; streaming avant la lettre;-)
Bij je bezoek aan Huis Sonneveld kun je een gratis audiotour volgen. Je hoort en ervaart hoe modern de familie Sonneveld in hun tijd woonde. Er is ook een speciale audiotour voor kinderen beschikbaar.
Een geweldig voorbeeld van industrieel erfgoed is de watertoren uit 1882 van Dordrecht. De toren en het pomphuis zijn omgebouwd tot hotel-restaurant Villa Augustus.
Watertoren Villa Augustus
De watertoren in eclectische stijl heeft wel iets weg van een kasteel, maar heeft wel opvallend moderne torentjes. De oorspronkelijke hoektorens verdwenen namelijk toen het waterreservoir werd verhoogd. Het gebouw staat er jarenlang compleet vervallen bij als de gemeente Dordrecht in 2002 besluit het hele gebied op te knappen. En de 19e-eeuwse watertoren moet de toeristische trekpleister worden. Na enige twijfel (je moest door flink wat ellende heen kijken) besluiten de eigenaren van Hotel New York om de toren om te toveren tot hotel. Het ombouwen van de vroegere machinistenkamers tot hotelkamers is redelijk eenvoudig. Alleen de brandtrap en de lift passen niet dus die zie je nu aan de buitenkant, maar de toren kan het hebben. Van het reservoir kamers maken is lastiger; deuren en ramen worden uit de smeedijzeren koker gezaagd.
Pompstation
Tegenover de watertoren zie je een leuk pompstation uit 1942 in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid met invloeden van Dudok. Het gele gebouw heeft rechthoekige vensters, platte daken en overstekende dakranden. Allemaal typisch Dudok: recht, strak en plat. In het pomphuis vind je het restaurant en de biologische winkel. En voor het gebouw zie je de mooie moestuin. Ook vind je er kassen, een boomgaard en een Italiaanse tuin. Ze zijn geïnspireerd op de tuinen uit de renaissance en late middeleeuwen. De naam ‘Villa Augustus’ verwijst naar een gewoonte uit de tijd van keizer Augustus waarin rijke Romeinen zich terugtrokken op het platteland om te ontspannen in een ‘villa rurale’…
In 2014 werd in Rotterdam de eerste markthal van Nederland geopend, zoals je die misschien kent van Parijs, Londen of Barcelona. Uniek is – zelfs een wereldprimeur – dat er ook appartementen zijn ingebouwd in de Rotterdamse markthal.
De Rotterdamse foodhall is gebouwd in de vorm van een hoefijzer. Het herbergt tal van kraampjes – met groente en fruit maar ook met delicatessen, donuts en patat – en restaurantjes. En naast de unieke appartementen biedt het ruimte aan het grootste kunstwerk van Nederland. Op het plafond zie je namelijk 11.000 m² (twee voetbalvelden) aan afbeeldingen van groeten, fruit, bloemen en meer. De kunstenaars Arno Coenen en Iris Roskam hebben het werk de titel Hoorn des Overvloeds gegeven, als verwijzing naar Cornucopia (een hoorn uit de Griekse mythologie die overvloed en verzadiging symboliseert). Dankzij dit megakunstwerk wordt de Markthal ook wel de Nederlandse versie van de Sixtijnse Kapel genoemd.
Pal achter de Erasmusbrug prijkt De Rotterdam, ook wel bekend als het grootste gebouw van Nederland. Dat is overigens niet helemaal waar, het is wel het grootste multifunctionele gebouw.
Gebouw De Rotterdam
De skyline aan de Maas is sinds 2013 weer een gebouw rijker en wat voor een! De (gigantische) Rotterdam van de beroemde architect Rem Koolhaas. Een verticale stad, noemt hij het wel. In deze ‘stad in het klein’ vind je namelijk niet alleen appartementen en kantoren, maar ook winkels, restaurants, een hotel, een fitnessruimte en een parkeergarage. Dit alles verspreid over 160.000 m2. Hiermee is het bíjna het grootste gebouw van Nederland. De bloemenveiling in Aalsmeer en Schiphol staan nog iets hoger op de lijst grootste gebouwen van de wereld.
De Rotterdam heeft drie torens die rusten op een sokkel ter grootte van een compleet voetbalveld. De torens, die halverwege verspringen, gaan 151 meter de lucht in. Daarmee staat het op plek 5 van hoogste gebouwen in de Maasstad. En het pand heeft nog een record op zijn naam staan… op bovenste verdieping vind je namelijk het duurste en grootste penthouse (750 m2) van de stad. De eerste bewoners telden er maar liefst € 3,44 miljoen voor neer.
De opvallende, kleurrijke kubuswoningen uit 1984 worden nog steeds bewoond. En er is een leuke museumwoning die je kunt bezoeken, de Kijk-Kubus.
Architectuur kubuswoningen
De gemeente wil dat de woningen een speelse bouwstijl krijgen, omdat de stad op dat moment al zoveel zakelijke architectuur heeft. En daarom gaat de opdracht naar Piet Blom die eerder de kubuswoningen in Helmond neerzette. Zijn ideaal is om een soort dorp in de stad te maken. Hij ziet elke kubus als een boom en alle kubussen samen als bos, waardoor dit stukje unieke Rotterdam wel het Blaakse Bos wordt genoemd. Ook de Blaaktoren is van zijn hand en ook hier kiest Blom voor een bijzondere vorm; het gebouw staat nu bekend als Het Potlood.
Maar hoe zit de kubuswoning nu precies in elkaar? Om te beginnen: het is letterlijk een kubus, maar dan 45 graden gedraaid. De woning zelf is van hout, maar rust met één punt op een betonnen paal; daar vind je de ingang. Eenmaal binnen valt op dat kubus eigenlijk best groot is, zo’n 100m2. Wel zijn er maar een paar verticale wanden, de rest loopt schuin dus als je hier woont moet je wel creatief zijn en niet te precies… De ramen worden bijvoorbeeld gereinigd door te wachten op een stortbui (of door een tuinslang naar buiten te gooien zoals sommige bewoners doen) en het schilderwerk doe je ook niet even zelf.
De TU-bibliotheek is vooral leuk om te bezoeken op zonnige dagen, want dan kun je er met een kleedje bovenop liggen! Het grasveld voor de bibliotheek loopt namelijk langzaam over in het dak van het gebouw.
Gebouw bibliotheek TU
In het midden zie je een enorme kegel. Die staat symbool voor techniek, en pint als een soort punaise landschap en bibliotheek aan elkaar vast. Maar neem ook binnen een kijkje, daar zie je een gigantische boekenkast die loopt van de begane grond tot aan het plafond. Het bibliotheekgebouw werd ontworpen door de inmiddels beroemde Francine Houben van Mecanoo Architecten. Het staat pal achter een iconisch pand, de zogeheten ‘Kikker’. Dat is een brutalistisch gebouw wat vooral betekent dat je veel beton ziet. En juist daarom werd de bibliotheek groen. “De kikker had gras nodig”, aldus Houben die het gebouw in 1998 voltooide.
Delft heeft voor zo’n kleine stad behoorlijk veelzijdige architectuur en dat is vooral te danken aan een paar getalenteerde TU-studenten. Het botenhuis van Laga uit 1926 is het duidelijkste voorbeeld van de Amsterdamse Schoolstijl in Delft. Ook bijzonder: het botenhuis was het eerste gebouw in Nederland dat speciaal werd ontworpen voor roeiers.
Bouwstijl botenhuis
Het botenhuis werd ontworpen door oud-lid Louis Kalff en Johan Hanrath. Kalff maakte bijvoorbeeld ook het logo van Philips en het markante Evoluon, Hanrath ontwierp veel landhuizen. Het botenhuis maakten ze in de stijl van de Amsterdamse School. De bouwstijl is onder andere te herkennen aan de plastische vorm en bijzondere metselwerk. Kijk bijvoorbeeld naar het trappenhuis in de vorm van een slakkenhuis en het metselwerk in Noors verband (toepasselijk want de vereniging is vernoemd naar de Noorse Godin van meren en rivieren). Alle decoraties zijn tot in de kleinste details doorgevoerd, zoals bij de vlaggenmasten. De clubkleuren rood en wit geven het pand een extra speels uiterlijk.
Speciaal ontwerp voor roeiers
Ook bijzonder: het botenhuis was het eerste gebouw in Nederland dat speciaal werd ontworpen voor roeiers. Daar werden de afmetingen dan ook op afgestemd. Zo is een verhoging gemaakt op het dakterras, zodat je de boordpalen rechtop kon zetten in het hok. En de diepte van de botenloods werd gebaseerd op een boot met acht roeiers en stuurman. In de loop der tijd is het gebouw wel wat veranderd. Vroeger was er nog een woning van de bootsman en liep er een sloot achter het gebouw. Dat is allemaal weg, maar in de jaren 90 kwam er ook wat bij: een nieuwe werkplaats voor bootherstel. Overigens is het botenhuis inmiddels te klein voor de ambities van Laga dus de roeiers willen graag verhuizen.
Het Museumpark barst van de moderne architectuur. Behalve het museum Boijmans Van Beuningen, die bouwstijl is juist traditioneel en ambachtelijk, naar Scandinavisch voorbeeld.
Gebouw Boijmans Van Beuningen
In 1928 ontwerpt stadsarchitect Ad van der Steur het gebouw. Zijn idee: geen overvolle wanden en slecht licht (zoals in het Schielandshuis waar de collectie eerst hing). En intieme ruimtes, omdat de kunst ook uit kleine ruimtes komt aangezien het vooral schenkingen van particulieren zijn. Als het gebouw in 1935 opent, wordt het meteen overladen met kritiek van andere architecten. In die periode is namelijk Het Nieuwe Bouwen in de mode: betonnen, lichte en zakelijke gebouwen zonder versieringen (pikant detail: pal tegenover het museum staan dan al tal van villa’s in die stijl). Terwijl Van de Steur kiest voor een traditionalistisch gebouw – geïnspireerd op Scandinavische architectuur – met bakstenen en zandstenen gevels. En een toren naar voorbeeld van het stadhuis van Stockholm, die alleen voor de sier wordt toegevoegd… een afschuwelijk uitgangspunt volgens de functionalisten (ter verzachting: van binnen kreeg het bergruimte).
De naam van het museum
Het begint allemaal met Boijmans, deze jurist laat zijn kunstcollectie na aan de stad Rotterdam. Leuk weetje: hij wil zijn collectie eigenlijk aan Utrecht schenken, maar die wijst hem af. En dus komt de kunst in 1849 in het Rotterdamse Schielandshuis te hangen. Maar een paar jaar later breekt er brand uit en precies op dat moment is de sleutel van de kunstopslag onvindbaar… het museum raakt in één nacht bijna zijn hele collectie kwijt. Dankzij het verzekeringsgeld kan het museum door en omdat dit zo goed loopt, staat er nu dit mooie gebouw in het Museumpark. En het Boijmans wordt de jaren erna steeds verder uitgebreid. Niet in de laatste plaats dankzij Daniël George van Beuningen die in 1958 zijn kunst schenkt aan museum.
Let op: het museum is momenteel gesloten vanwege renovatie. Maar het opent vanaf juni vijf weken lang voor een speciale kunsttoer Snakken naar Boijmans. En je kunt natuurlijk naar het gave Depot van Boijmans.
Tja, maar weinig mensen vinden het mooi en tóch heeft het iets: de Rotterdamse bibliotheek uit 1983. Het pand heeft talloze bijnamen, van Gasfabriek, IJstaart tot Stofzuiger.
Gebouw bibliotheek Rotterdam
Vanwege de stalen buizen langs de gevel wordt vaak het gebouw vaak vergeleken met het Centre Pompidou in Parijs. Het beroemde architectenbureau Van den Broek en Bakema ontwierp het moderne pand. Het zit vol leuke details, zoals de entree met de vele lampen en het levensgrote schaakspel. Op de vijfde verdieping is de Rotterdamse skyline afgebeeld op het raam, met daaronder de tekst: ‘Als dit Narvik was, zou ik beter kijken’. Met deze verwijzing naar het gedicht ‘Bij Loosdrecht’ van K. Schippers roept het op om naar het bekende te kijken alsof het iets nieuws is.
De Euromast werd in 1960 gebouwd en meteen het hoogste bouwwerk van Rotterdam. De toren werd speciaal neergezet voor de Floriade, de internationale bloemenexpo. De Euromast is nog steeds de hoogste uitkijktoren van Nederland.
Ontwerp Euromast
‘Een uitzichttoren is absoluut noodzakelijk’, aldus de organisatoren van de Floriade in 1960. Natuurlijk als letterlijk hoogtepunt voor de internationale bloemententoonstelling, maar ook als blijvende publiekstrekker. De Euromast werd ontworpen door Huig Maaskant die je misschien kent van de Pier in Scheveningen of het Rotterdamse Groothandelsgebouw. De architect zag de Euromast als de bekroning van de Rotterdamse haven en maakte daarom verschillende verwijzingen naar de scheepvaart. Zoals de vlaggenmast bovenop de toren en het kraaiennest dat naar zee wijst. Dit ‘betonnen nest’ hangt op precies 100 meter hoogte, want zo had Maaskant onderzocht: “dat is de grens waarbij men nog contact heeft met de grond, mensen en auto’s nog herkent en zich nog in de omgeving opgenomen voelt, men zit dan ’s avonds nog tussen de lichtjes, maar daarboven gaat men erover heen kijken, in de eindeloze verte.”
De fundering van de toren bestaat uit een blok beton van bijna 2 miljoen kilogram. Deze stevige constructie bleek goed van pas te komen toen in 1968 de nieuw geopende Medische Faculteit met 114 meter de Euromast voorbijstreefde. Slechts 2 jaar later werd namelijk simpelweg een toren bovenop de Euromast geplaatst waardoor de Rotterdamse trots met 185 meter weer de hoogste was. Daar ging de zorgvuldig uitgedachte 100 meter van Maaskant…
De naam
En waarom is het eigenlijk Euromast en niet Eurotoren? Was het vroeger misschien een zendmast of had het een andere functie? Maar nee, dit is een slimmigheidje. De term mast verwijst namelijk naar de scheepvaart en nog belangrijker: de term doet het internationaal goed. Niet alleen Nederlanders weten namelijk wat een mast is, ook Engelsen, Duitsers en Scandinaviërs. Het lijkt op het Pools (maszt), Frans (mât), Spaans (mastil ) en het heeft zelfs wat weg van het Russische matsjta en het Japanse masuto. Handig voor de internationale publiekstrekker die de Euromast moest worden, en nog steeds is.
Je kunt een ticket kopen voor het uitkijkplatform en de Euroscoop, maar er is ook een restaurant en er zijn zelfs twee hotelsuites, ingericht door Jan des Bouvrie. En voor de durfals, je kunt van de Euromast abseilen of tokkelen.
Toegegeven, het is gewoon een winkelstraat. En niet eens een hele mooie. De straat moet het hebben van zijn geschiedenis. Bij de opening in 1953 werd de Lijnbaan internationaal gezien als werkelijk hypermodern. Het was de eerste winkelboulevard van Nederland en de eerste autovrije van Europa.
De Lijnbaan werd gebouwd na het bombardement van 14 mei 1940 dat de binnenstad volledig had weggevaagd. Na het bombardement kwamen er zo’n 200 noodwinkeltjes. In het centrum mocht namelijk nog niet gebouwd worden, omdat er eerst een nieuw bouwplan moest komen. Toen ontstond het revolutionaire idee voor de Lijnbaan. Veel ondernemers hadden twijfels over het plan. Een autovrije winkelstraat, hoe kunnen klanten je winkel dan vinden? En dan díe naam. Op de plek van de winkelstraat zat vroeger een touwslager die zijn garen spande op een lange strook grond: een lijnbaan. Waarom een hypermodern winkelcentrum vernoemen naar dit in hun ogen nederige beroep? Ondanks deze twijfels deden toch zo’n 70 ondernemers mee aan het experiment.
In 1948 kreeg het architectenbureau Van den Broek en Bakema de opdracht het nieuwe winkelgebied te ontwerpen. Zij staan bekend om hun architectuur in de stijl van het Nieuwe Bouwen; moderne gebouwen van beton, staal en glas. Hun plan voor de winkelboulevard: een brede straat voor alleen voetgangers met aan beide kanten winkelpanden van maximaal 2 lagen hoog met grote etalages. Op de bovenste verdieping komen geen woningen (zoals in traditionele winkelstraten), want wonen en werken worden gescheiden. Dus de huizen komen achter de Lijnbaan, net als een weg voor vrachtauto’s om de winkels te bevoorraden. Destijds was er veel lof voor de moderne opzet, maar in de loop der tijd veranderde dit en ontstonden er plannen om de Lijnbaan te slopen. Maar sinds 2010 is het noordelijk deel van de Lijnbaan rijksmonument. Het icoon van de de wederopbouw en Europa’s eerste autoloze winkelstraat, blijft dus te bezichtigen.
Ok, het gebouw aan de Mauritsweg is een replica. Maar wel een goede. Je zou zo denken dat dit Café de Unie het origineel uit 1925 is, maar dat gebouw werd tijdens de oorlog verwoest. In het opvallende gebouw zit nu een café.
Architectuur De Unie
Het gebouw uit 1925 werd ontworpen door de architect J.J.P. Oud. Hij koos voor de primaire kleuren, strakke letters en vormen van De Stijl. Hij had een paar jaar daarvoor gebroken met deze kunstenaarsgroep, maar kennelijk had hij het gedachtegoed nog niet verlaten. De gevel wordt vaak vergeleken met de asymmetrische composities van Mondriaan. De Rotterdammers verafschuwden het gebouw; het paste totaal niet bij de klassieke buurpanden. Critici hadden er ook al geen goed woord voor over: ‘De niet te beschrijven kleuren bezorgen het oog lichamelijke pijn,’ schreef architect en criticus Periscopius (een pseudoniem). Stijl-voorman Theo van Doesburg bestempelde het als ‘decoratieve gevelarchitectuur’. Oud had gekozen voor een opvallende gevel om klanten te trekken, maar na een jaar moest het café al sluiten. Een autodealer trok in het pand en liet de gevel in grijstinten overschilderen. Bij de opening lieten Rotterdammers een bloemstuk bezorgen als dank voor deze verfraaiing.
De replica
In 1940 werd het gebouw vernietigd door het bombardement op Rotterdam en dat leek het einde voor het gebouw. Maar tijden veranderen. Jaren later werd de architect Oud als pionier van het moderne bouwen internationaal (wel) gewaardeerd. Net als de kunstgroep De Stijl. En zo werd café De Unie opeens een icoon van de moderne architectuur. Wonder boven wonder werd De Unie in 1986 weer herbouwd. De architect Carel Weeber maakte de replica van De Unie. Het kwam niet op de oorspronkelijke plek te staan, maar iets verderop aan de Mauritsweg. Het geplaagde gebouw is het enige stukje Rotterdam dat verwoest werd in de oorlog en daarna herbouwd.
Bij op de oplevering in 1931 was de Van Nelle Fabriek de modernste fabriek van Nederland. Dankzij de gigantische glasgevel wordt het gebouw ook wel Het Glazen Paleis genoemd. Het is het belangrijkste industriële monument van ons land en staat op de Werelderfgoedlijst. Je kunt een rondleiding volgen in de unieke fabriek.
Architecten Brinkman & Van der Vlugt
De familie Van Nelle was allang niet meer in beeld toen de wereldberoemde fabriek voor koffie, thee en tabak in 1931 werd neergezet. Cees van der Leeuw was inmiddels directeur, en hij drukte een flinke stempel op het ontwerp van de Van Nelle Fabriek. Cees van der Leeuw was geen doorsnee directeur. Hij interesseerde zich voor spiritualiteit (theosofisme) en kunst en was liever kunstschilder geworden. En hij had oog voor talent. Zo nam hij de architect Michiel Brinkman in de arm. Michiel Brinkman had de eerste schetsen al klaar toen hij plotseling overleed in 1925. Zijn zoon, Jan, stopte met zijn studie aan de Technische Hogeschool Delft en nam het werk van zijn vader over. Maar Van Der Leeuw wilde ook een ervaren architect en haalde Leendert van der Vlugt erbij. En zo ontstond Brinkman & Van der Vlugt.
Gebouw Van Nelle Fabriek
Het gebouw is ontworpen in de stijl van het functionalisme (in Nederland ook wel het Nieuwe Bouwen genoemd). Belangrijkste uitgangspunt: vorm volgt functie. Dus eerst werd -werkelijk tot in detail- het productieproces in kaart gebracht. Pas daarna werd bekeken hoe het gebouw het beste vormgegeven kon worden. Natuurlijk volgens de andere belangrijke principes: licht, lucht en ruimte. Zo kreeg het gebouw een stalen pui met veel glas (overigens gemaakt door F.W. Braat, zie het artikel over Bacinol 2). Het wordt ook wel het ‘Glazen Paleis’ genoemd. Het pand bestond uit drie aaneengeschakelde fabrieken voor koffie, thee en tabak. Elke verdieping was bedoeld voor één stap uit het verwerkingsproces: zeven voor tabak, vijf voor koffie en drie voor thee. De karakteristieke bruggen verbonden de fabriek met de pakhuizen. De bruggen waren overigens niet bedoeld voor mensen, maar om producten die aan een rails hingen droog over te brengen. Bovenop de fabriek kwam een theehuis, om bezoekers te ontvangen. Dat bedacht Van der Leeuw toen hij tijdens de bouw het mooie uitzicht opmerkte. De directie kreeg een apart kantoor. Halfrond, in tegenstelling tot de rest van het gebouw. Het management kon zo precies zien wat er op het terrein gebeurde. Gispen mocht de directievleugel inrichten.
Inrichting fabriek
Je ziet door het hele gebouw ‘paddenstoelkolommen’ van gewapend beton. Die kolommen zorgden ervoor dat de gevel niet dragend was (en dus uit glas kon bestaan) en dat er geen balken nodig waren. Licht en ruimte dus. Verder had elke kolom bevestigingsrails, zodat je makkelijk iets kon ophangen. Uniformiteit en standaardisatie stonden ook hoog aangeschreven. Niet alleen had Cees van der Leeuw oog voor talent, maar ook voor zijn medewerkers. Hij bracht extra ideeën in voor een lichte en ruime omgeving. Zo wilde hij in de glazen wanden geen horizontale spijlen op ooghoogte, want die zouden het uitzicht maar belemmeren en mensen een opgesloten gevoel geven. Ook zorgde hij voor grote sanitaire ruimtes in de fabriek. De arbeiders hadden vaak slechte woonomstandigheden en konden zich hier wassen voor het werk. Dit was overigens niet alleen belangrijk voor het welzijn van zijn medewerkers. Hygiëne was noodzakelijk voor de productie. Verder opvallend: er waren iets meer vrouwen dan mannen in dienst en om afleiding te voorkomen, waren er aparte werkvloeren én trappen voor mannen en vrouwen. De trappenhuizen in de Van Nelle Fabriek zijn opvallend mooi. Het beroemde Rotterdamse bedrijf Gispen ontwierp het chroomwerk, zoals de de trapleuningen.
Het gigantische Groothandelsgebouw uit 1953 werd het symbool van de wederopbouw van Rotterdam. De architecten namen The Merchandise Market in Chicago als voorbeeld.
Wederopbouwarchitectuur
Omdat veel kantoorruimte door het bombardement op Rotterdam verloren was gegaan, was het idee een bedrijfsverzamelpand te maken. De architecten Willem van Tijen en Hugh Maaskant ontwierpen het gebouw. Hun inspiratie kwam van een studiereis naar Amerika. Daar zagen zij namelijk het grootste handelsgebouw ter wereld, The Merchandise Market in Chicago. Kenmerkend is het zakelijke, repeterende gebruik van slechts glas en beton. Op 3 juni 1953 opende Koningin Juliana het Groothandelsgebouw. Het was het grootste handelsgebouw van Nederland. Het vloeroppervlak van zo’n 127.000 vierkante meter is nog steeds ruim twee keer zo veel als De Delftse Poort aan de de overkant. Het immense pand werd het symbool van de wederopbouw van de stad. Zo moest het ‘nieuwe’ Rotterdam eruit komen te zien.
Delftse Poort (rechts)
In het gebouw
In het bedrijfsverzamelgebouw zaten kantoren, magazijnen en -op de begane grond- winkels. Absoluut uniek was de autoweg. Er lag namelijk ook ín het gebouw een 1,5 kilometer lange weg om goederen af te leveren. Verder trok tijdens de bouw café Engels in het pand. In 1961 werd bioscoop Kriterion in de dakopbouw gevestigd, destijds de hoogste bioscoop van Nederland. Deze sloot in de jaren 90 zijn deuren. Het idee achter de bioscoop was dat studenten die door de oorlog hun studie niet konden afmaken hier wat extra geld konden verdienen.
De beroemde architect Berlage zag het Kunstmuseum (voorheen Gemeentemuseum) in Den Haag als zijn meesterwerk. En velen met hem.
Gebouw Kunstmuseum
Voor het ontwerp van het museum werkt Berlage nauw samen met directeur Enno van Gelder. Zij vinden allebei dat het gebouw uitnodigend moet worden, niet gericht op de elite maar voor iedereen. Bezoekers moeten in alle rust van de kunst kunnen genieten en dat idee is geweldig doorgevoerd. Om te beginnen heeft het museum een lange glazen pergola naar de entree, zodat bezoekers de drukte letterlijk achter zich laten en zich helemaal kunnen onderdompelen in de kunst. De zalen zijn niet te groot en verschillen in formaat wat museummoeheid moet voorkomen. En de deuren van de zalen zitten niet recht tegenover elkaar om bezoekers niet op te jagen door te gaan. En om ze echt te laten verdwalen in de kunst, heeft het gebouw geen duidelijke plattegrond.
Het hoogtepunt van het gebouw is de monumentale hal. Met de moderne, felle kleuren rood, geel en groen die sterk afsteken tegen de witte muren. In elke zaal schijnt natuurlijk daglicht, voor die tijd heel innovatief. Dankzij de glazen vensters met lamellen in het dak is de lichtinval goed te regelen. Ook is er een lunchroom, tegenwoordig normaal, maar de gemeente zag het destijds als ‘ongewenste frivoliteit’. Maar de heren vonden toch dat dit rustpunt er moest komen. Het museum werd in 1935 geopend. Helaas heeft Berlage zelf het eindresultaat nooit gezien; hij overleed een jaar voor de oplevering. Zijn schoonzoon Emil Strasser, met wie hij de bouw begeleidde, maakte het gebouw af.
Berlages meesterwerk
Het museum lijkt een willekeurig geheel, maar Berlage heeft alles tot in de puntjes op elkaar afgestemd. Hij vond symmetrie en verhoudingen juist heel belangrijk. In het hele gebouw komt bijvoorbeeld dezelfde maateenheid van 11 centimeter terug. Zoals in de kenmerkende gele baksteen die Berlage voor dit gebouw liet maken. Het gebouw rust overigens stiekem op een betonskelet wat speels gemetselde bakstenen mogelijk maakt. Ook heeft het gebouw ritmisch verspringende gevels en daken. Hieraan zie je dat de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright een grote inspiratiebron is. De vormen van de gevels zijn bepaald door de inrichting van het museum, want het gaat natuurlijk om wat er binnen te beleven valt.
Het Vredespaleis belichaamt de droom van wereldvrede na alle gewelddadige oorlogen die Europa heeft doorstaan. Met als idee dat geschillen tussen landen voortaan worden uitgevochten via internationale, juridische organisaties. Een aantal dagen per jaar is het mogelijk om met een gids het paleis te bezoeken.
Gebouw Vredespaleis
De Franse architect Louis Cordonnier uit Lille ontwerpt het Vredespaleis in 1913. Hij wint de prijsvraag waar meer aan 200 architecten aan meedoen. Uiteindelijk vallen de juryleden, onder leiding van de beroemde architect Pierre Cuypers, voor het klassieke ontwerp van de Franse architect. Overigens zijn ook de genomineerde ontwerpen bewaard gebleven! De rijke staalmagnaat en filantroop Andrew Carnegie is groot voorstander van een vredestempel en schenkt daarom 1,5 miljoen dollar om het neer te zetten. Maar dit voor die tijd astronomische bedrag blijkt niet genoeg voor het rijkversierde gebouw in neorenaissancestijl. En dus wordt het ontwerp versoberd en krijgt het geen vier torens maar slechts twee. Desalniettemin is het een plaatje. En leuk om te weten: in het Franse Lille staat de tweelingbroer van het gebouw; de Kamer van Koophandel van Lille.
Tijdens de rondleiding in het Vredespaleis word je meegenomen naar de mooiste ruimtes van het paleis, zoals de Grote Rechtszaal, de Kleine Rechtszaal en de Japanse zaal.
Het Rotterdamse stadhuis heeft een heel andere stijl dan de meeste andere stadhuizen in Nederland, met Byzantijnse en Romaanse invloeden.
Als een van de weinige gebouwen in het centrum, overleefde het stadhuis van Rotterdam het bombardement van mei 1940. Het prachtige pand werd zo’n twintig jaar ervoor gebouwd. Henri Evers maakte het ontwerp en won daarmee de uitgeschreven prijsvraag; enigszins omstreden want hij was goed bevriend met de burgemeester. Maar dat mag de pret niet drukken, want het is een geweldig pand geworden.
De bouwstijl wordt omschreven als eclectisch (een combinatie van verschillende neostijlen) met Byzantijnse en Romaanse invloeden. Het symmetrische gebouw heeft vier vleugels die zijn gebouwd rondom een prachtige binnentuin (een verborgen plekje in de stad!). De mooie kleur dankt het aan de gevels van zandsteen. Op de trapgevel zijn de gemeentewapens van alle Rotterdamse deelgemeenten te zien, met in de midden de stedenmaagd. Het stadhuis barst sowieso van het beeldhouwwerk, dit moest de geschiedenis van wereldhavenstad uitdrukken. Zo zie je boven het balkon de personificaties van Ondernemingsgeest, Beleid, Betrouwbaarheid en Volharding. Op de toren van ruim 70 meter hoog (inmiddels maar een kleintje voor Rotterdamse begrippen) prijkt een gouden vredesengel.
Het gebouw aan de mooie Lange Voorhout valt nogal uit de toon bij de historische buurpanden. Toch is het gebouw bijzonder, en er zijn leuke details in verwerkt.
Architectuur
Het ambassadegebouw kwam in 1959 op de plek te staan van het deftige Hotel Paulez (dit hotel ging verloren tijdens het bombardement op Bezuidenhout). De inwoners van Den Haag vonden het moderne pand totaal niet passen bij zijn statige buren aan de Lange Voorhout. Het is tot op de dag van vandaag het zwarte schaap van de familie. De ambassade werd ontworpen door de Hongaars-Amerikaanse Marcel Breuer, die ontwierp in de stijl van Het Nieuwe Bouwen. Bij deze stroming staat functionaliteit voorop; een gebouw moest vooral praktisch zijn. Daarom was het uitgangspunt ‘vorm volgt functie’. Dus de architecten basereen het ontwerp van een gebouw op het gebruik ervan. Je herkent de bouwstijl aan de rechte hoek, de platte daken, de stalen raamkozijnen en het totale gebrek aan decoratie. Breuer ontwierp bijvoorbeeld ook de Rotterdamse Bijenkorf in deze stijl (daar veel meer op z’n plek).
De ambassade is gemaakt van gewapend beton en de gevels zijn bedekt met kalksteen. En misschien was het je al opgevallen…Breuer was gefascineerd door de trapezium-vorm. Bijna geobsedeerd, want je ziet deze werkelijk overal terug. De kalkstenen platen, de ramen, de vloeren, de pilaren, en zelfs de deurklinken hebben deze vorm. Maar ook de deur naar het balkon, met als gevolg een hele onhandige, smalle deuropening. Niet echt functioneel zou je zeggen. De verklaring die ik daarvoor kreeg tijdens een rondleiding door het gebouw was even simpel als geniaal: “vorm volgt functie, maar niet altijd”. Onderin de balkondeur zit een kleine opening. Het verhaal gaat dat een ambassadeur dit luikje liet maken voor zijn (niet al te grote) hond.
Inrichting
Aan de inrichting hebben de Amerikanen al die jaren weinig gedaan, het heeft een oubollige, jaren 50 look. Met veel donker hout en aftandse vloerbedekking. Ze namen wel veel, heel veel, beveiligingsmaatregelen. Het zal je misschien verbazen, maar Breuer had een open gebouw voor ogen. De open delen hebben de Amerikanen vakkundig afgesloten en voorzien van tralies en hekken die nu de ambassade verhuisd is, gelukkig weer kunnen verdwijnen.
Het is nu maar een kleine jongen in Rotterdam, maar in 1898 was het Witte Huis de eerste wolkenkrabber van Nederland. Het was voor die tijd ongekend hoog: 43 meter.
Architectuur Het Witte Huis
Volgens sommigen is het niet alleen de eerste wolkenkrabber van Nederland, maar ook van Europa. Maar meestal wordt deze titel wordt toegekend aan de Boerentoren in Antwerpen. Die werd pas in 1931 gebouwd, maar was wel veel hoger (87,5 meter) dus het ligt een beetje aan je definitie van wolkenkrabber. Het idee voor Het Witte Huis kwam van de broers Gerrit en Herman van der Schuijt. Een van hen had het fenomeen wolkenkrabber ontdekt tijdens een zakenreis in New York. Ze gaven Willem Molenbroek de opdracht om het gebouw van elf verdiepingen te ontwerpen, naar Amerikaans voorbeeld. Maar het werd een bakstenen toren in plaats van een staalconstructie zoals in Amerika gebruikt werd. De buitenmuren van het torenhuis in jugendstil werden gemaakt van 100.000 (!) wit geglazuurde stenen.
In Nederland werd destijds niet hoger gebouwd dan vijf verdiepingen. De bouw van dit gigantische gebouw verliep dan ook niet geheel vlekkeloos. Tijdens het heien stortte een naastgelegen pand in. De oplossing was simpel, want dat gebouw werd gewoon afgebroken en de grond werd vanaf dat moment ook voor Het Witte Huis gebruikt. De wolkenkrabber avant la lettre was al binnen een jaar klaar. En van alle gemakken voorzien: het had een centrale verwarming, elektrisch licht, een telefooncentrale én een lift naar het uitkijkplatform op het dak. Op de gevel zie je zuilen, bloemmotieven en gevleugelde draken (bij de twee hoektorens). En op de eerste verdieping vijf beelden, met elk een eigen thema: zeevaart, vooruitgang, landbouw, nijverheid en handel. Er waren oorspronkelijk zes beelden, maar ‘arbeid’ is verloren gegaan tijdens het bombardement. Verder is het gebouw redelijk ongeschonden uit de oorlog gekomen.
Waardering
Het Nederlandse architectenblad Architectura schreef pal voor de opening van Het Witte Huis: ‘Die grote kolossen, al het andere overschreeuwend, zijn niet geschikt om een straat te versieren. […] ’t Is te hopen dat wij in ons land van dergelijke Amerikaansche produkten verschoond mogen blijven; ze mogen ze in Amerika mooi vinden, wij doen dit allerminst.’ Architecten vonden het dus niets, maar Rotterdammers vonden het geweldig. Ze reageerden heel enthousiast op ‘hun wolkenkrabber’ en stonden in de rij voor een uitstapje met de lift naar het dakterras. En het gebouw wordt nog steeds gewaardeerd. Inmiddels staat het in de Top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Het Witte Huis bezoeken
Wijnhaven 3 3011 WG Rotterdam
Op de begane grond zit Grand Café Het Witte Huis. En op speciale dagen is het dakterras open voor publiek, bijvoorbeeld tijdens de Rotterdam Architectuur Maand.
In 1858 werd dit stadspaleis gebouwd voor een Haagse baron. Zo’n 20 jaar later werd het een super de luxe hotel en dat is het nu nog steeds. Er verbleven al tal van beroemde gasten.
Eerst een feestpaleis
Het paleis werd gebouwd voor de heer Willem D.A.M. Baron van Brienen van de Groote Lindt en Dortsmunde. Hij was toen kamerheer van koning Willem III, in die tijd een erebaantje voor de adel. De baron woonde op landgoed Clingendael. Mooi, maar lastig te bereiken voor zijn gasten. En dus liet hij – voor anderhalve ton puur goud- dit feestpaleis bouwen in het centrum van Den Haag. Voortaan gaf hij hier zijn feesten. De Nederlandse architect Arend Rodenburg kreeg de opdracht om het riante paleis te bouwen. Het stadspaleis beschikte over een binnenhof, privé-verblijven, bediendekwartieren, een balzaal, maar ook stallen en een hooischuur. En niet te vergeten, een brede entree zodat je met je koets naar binnen konden rijden én keren. Dan werd je niet nat bij het uitstappen.
Super de luxe hotel
Na de dood van de baron werd het in 1881 een hotel. Het kreeg dezelfde naam als het beroemde hotel in Batavia om zo reizigers uit Nederlands-Indië te trekken. Daarom werd ook het wapen van Batavia aangebracht. Je ziet dit nog steeds op de koepel boven de entree. Toen al was het hotel het toppunt van luxe. Het had 120 kamers met op elke verdieping een badkamer. In die tijd ongekend! En het zat vol vernieuwingen. Het hotel kreeg wastafels met koud én warm stromend water en een bad. Iedere kamer kreeg een telefoonverbinding met de receptie. En er kwam een lift die werkte op druk van de duinwaterleiding. In 1925 had het hotel nog een primeur: het kreeg een gigolo, toen nog een onschuldige danser voor alleenstaande vrouwen. Het hotel nam de feestcultuur van de baron namelijk over; er waren destijds heel wat grootse feesten en exclusieve banketten.
Rampjaren
1931 was het jaar des onheils voor het hotel. De ballerina Anna Pavlova overleed aan een longontsteking in het hotel. En een paar maanden veranderde het gebouw bij een heuglijke gebeurtenis in een ravage. Op 2 augustus vierde Koningin Emma haar 73e verjaardag. Het hotel hing een feestelijke E met een kroontje voor het raam. Er ontstond kortsluiting, een grote brand en het gebouw liep veel schade op. Om het tij te keren, heeft het management bij het herstel hiervan gelijk een extra verdieping op het hotel geplaatst. Ook ten tijde van de Wereldoorlogen had het hotel het zwaar. Tijdens WOI ging Hotel des Indes zo wat failliet, maar gelukkig werd het hotel gekocht door de Staat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het hotel gebruikt als ontmoetingsplek voor de Duitse bezetter, maar het moedige management bood tegelijkertijd onderdak aan Joodse onderduikers in de duiventil op het dak. Zij hebben de oorlog allemaal overleefd. Rond 1970 ging het hotel (weer) bijna failliet en dit keer verkocht de overheid het pand. Daarna heeft het verschillende eigenaren gehad. In 2005 en 2006 werd het gebouw weer geheel gerenoveerd en pas toen is de gevel geel geschilderd.
Beroemde hotelgasten
Je kunt geen artikel over Hotel des Indes schrijven zonder de beroemde gasten te noemen die er verbleven. Zoals danseres en vermeend spion, Mata Hari. En bijvoorbeeld:
In de categorie politiek: Roosevelt, Eisenhower, Churchill, Blair, Mitterrand en Chirac.
Artiesten: Michael Jackson, Prince en Josephine Baker (met haar pleegaap voor wie ze een aparte kamer huurde).
Schrijvers: Simon Carmiggelt, Hugo Camps en Thomas Mann.
Als het gaat om art nouveau in Den Haag, heb je het al snel over het Huis van Lorrie uit 1896. Het is een van de vroegste Nederlandse voorbeelden van de art nouveau stijl.
Architectuur Huis van Lorrie
De architect-aannemer J.P.J. Lorrie liet twee smalle oudere panden verbouwen tot een woonhuis voor hemzelf. De begane grond werd gebruikt als kantoorruimte en de bovenverdiepingen als woonruimte. Plek zat, met zo’n 400 vierkante meter. Vooral de voorgevel van het gebouw is bijzonder: die bestaat uit twee bouwstijlen. Links zie je de neogotische stijl en rechts jugendstil. Over de reden hiervan gaan verschillende verhalen. Volgens de familieoverlevering wilde Lorrie laten zien wat hij allemaal in zijn mars had; dit huis was zijn visitekaartje. Maar het kan ook goed zijn dat het linkerpand al neogotisch was en dat Lorrie de gevelversieringen in die stijl heeft behouden. Hoe dan ook, de gevel ziet er fantastisch uit.
Bijzondere details
Waarschijnlijk liet Lorrie zich inspireren door Brussel en Parijs, waar hij vaak kwam. Je ziet een erker met glas-in-loodramen en prachtige gevelversieringen. Zo heeft het huis zo ongeveer de opvallendste brievenbus van Den Haag: een liggende poes in sierlijke koperen krullen. Meer jugendstil kan bijna niet. Die kenmerkende sierlijke lijnen zie je overal terug in het gebouw, zoals in het ijzerwerk van de voordeur. Neogotische details zijn bijvoorbeeld de waterspuwers en gevleugelde honden. Lorrie ontwerpt ook het interieur, bijvoorbeeld alle inbouwkasten, spiegels en plafonds. En omdat het huis al die tijd in de familie is gebleven, is het interieur grotendeels bewaard gebleven. Dat is absoluut uniek, zelfs de meubels staan veelal nog op hun oorspronkelijke plek. En revolutionair in die tijd: als een van de eerste woonhuizen had het centrale verwarming en warm water uit alle kranen.
Dit is de enige bibliotheek van Nederland met zulke Chinese details. Zoals de roodgroene aankleding, de handgreepjes in de vorm van drakenklauwen en de drakenkopjes aan de balustrades. En de gigantische koepel met schubben van glas in lood.
De bibliotheek werd ontworpen door Cornelis Peters, een leerling van de beroemde Pierre Cuypers. Hij ontwierp overigens niet alleen die zaal, maar het hele gebouw waarin nu de Tweede Kamer huist. In 1883 werd het neergezet voor het ministerie van Justitie, en dat zie je duidelijk terug aan de versieringen op het neorenaissancegebouw, bijvoorbeeld aan de portretten van rechtsgeleerden. O ja, de bibliotheek heet overigens Handelingenkamer omdat hier de letterlijke verslagen – de handelingen – van het parlement werden bewaard.
Vlakbij het station in Delft staat een 19e-eeuws pand in neoclassicistische stijl. En iets verderop, staat werkelijk een exacte kopie. De gebouwen staan aan de Westvest destijds een statige singel met bomen. Daarom was ook het idee de gebouwen er uit te laten zien als een soort villa’s.
Architectuur
Het originele gebouw aan Westvest 9 werd gebouwd voor de Polytechnische School (de latere TU Delft) die toen gigantisch groeide. Dat was in 1865. De gemeentearchitect, C.J. De Bruyn Kops ontwierp het neoclassicistische gebouw. Het kreeg een gepleisterde middenrisaliet (de iets uitstekende voorgevel) en een fronton (dat driehoekje bovenop het gebouw). Tien jaar later had de school nog een gebouw nodig en werd de architect Eugen Gugel ingeschakeld. Hij vond dat er eenheid moest komen in de verschillende gebouwen van de hogeschool. Gugel nam geen halve maatregelen, en maakte van het gebouw aan Westvest 7 een exacte kopie van nummer 9. Destijds met elkaar verbonden door een vleugel. Nu rigoureus gescheiden door het iets minder charmante gebouw ertussen.
In 1998 werd het pand verbouwd door Niels Bakema, zoon van de beroemde architect Jaap Bakema. Bakema jr. maakte een indrukwekkende opgetilde overkapping in Westvest 9. De Vrije Akademie voor Kunstonderwijs (VAK) trok in het gebouw en gaf er cursussen muziek, theater, kunstgeschiedenis en meer. De VAK is in 2018 verhuisd; nu wordt het gebouw omgevormd tot appartementencomplex voor senioren.
Gorinchem is de grootste vestingstad van Nederland. Vanaf de stadswallen, die nog bijna helemaal in tact zijn, kijk je uit op de rivieren en het typisch Hollandse landschap rondom de stad.
Grootste vestingstad van Nederland
In de 16e eeuw groeit Gorinchem uit tot belangrijke vestingstad. De oorsprong hiervan ligt, zoals vaker bij onze vestingsteden, in de Tachtigjarige Oorlog. In 1572 nemen de Watergeuzen namelijk de stad in, waarna Gorinchem beschermd moet worden tegen de Spanjaarden. En dat wordt grondig aangepakt: in 1609 ligt er een compleet nieuwe vestingwal met maar liefst 11 bastions. Omdat deze verdedigingswerken nogal ver van het centrum liggen, wordt Gorinchem bijna twee keer zo groot. En het is nu dus de grootste vestingstad van Nederland met een nog volledige omwalling.
De mooiste gebouwen van Gorinchem
Het leuke is dat het riviertje de Linge dwars door de oude vesting loopt. Bij de Lingehaven zie je het mooie, rijkversierde Brugwachtershuis (adres: Eind 3) en indrukwekkende pakhuizen aan het water. In het centrum vind je aan de Grote Markt het historische stadhuis. Hierin zit nu het Gorcums museum waar je meer te weten komt over de geschiedenis van de stad. Een van de mooiste monumenten van Gorinchem is ‘Dit is in Bethlehem’ met een rijkversierde gevel en prachtig beeldhouwwerk. Iets verderop is het huiselijke Wereldse Boeken is een bezoekje waard, een leuk ingericht pandje. De enige overgebleven stadspoort, de Dalempoort, kom je tegen als je een wandeling maakt over de stadswallen van Gorinchem.
De voormalige Hoge Raad staat ook wel bekend als Huis Huguetan. Mevrouw Adriana Margaretha Huguetan, een rijke bankiersdochter, liet het pand namelijk bouwen. Bij een verbouwing ontstond ernaast het smalste pandje van Den Haag.
Gebouw Hoge Raad
Het stadspaleis uit 1734 werd ontworpen door Daniël Marot. Je komt hem ook tegen in de artikelen over Paleis Kneuterdijk en het Oude Stadhuis. Misschien weet je al dat zijn naam verbonden is aan de Lodewijk XIV-stijl? De natuurstenen gevel van Huis Huguetan is ook ontworpen in die stijl. In 1761 werd het stadspaleis flink uitgebreid. Mevrouw Huguetan was inmiddels overleden. Haar buurman kocht het stadspaleis en voegde het samen met de twee andere panden die hij in zijn bezit had. De beroemde architect Pieter de Swart leidde de uitbreiding. De mooie gevel moest behouden worden. De Swart breidde dus links en rechts de gevel uit. Alleen…hij wilde de gevel wel symmetrisch houden en daardoor hield hij een stukje over aan de linkerkant. Zijn oplossing staat nu bekend als het smalste huisje van Den Haag. De 183 cm bakstenen gevel lijkt namelijk los te staan van Huis Huguetan, maar hoort er dus wel degelijk bij.
Beroemde bewoners
Het prachtige pand heeft verschillende beroemde bewoners gehad. Koning Willem I woonde tijdelijk in Huis Huguetan totdat zijn Paleis Noordeinde gerenoveerd was. Ook Willem II woonde twee jaar in het huis met zijn vrouw Anna Paulowna, voordat zij naar Paleis Kneuterdijk gingen. Vanaf 1819 zat de Koninklijke Bibliotheek in Huis Huguetan. In 1988 trok de Hoge Raad in het gebouw.
Stucwerk
Vooral het bijzondere stucwerk in het stadspaleis valt op. De Italiaanse kunstenaar Carlo Castoldi maakte het mooie stucwerk in het trappenhuis, waar hij de Vrede en de Zintuigen uitbeeldde. Ook het plafond in de Tuinzaal is van hem. Hier zie je de vier kunsten: muziek, literatuur, bouwkunst en schilderkunst met in het midden Apollo.
Verstopt in de bocht van Kneuterdijk staat een klein paleis. Willem II en zijn vrouw Anna Paulowna hebben er gewoond. Zij kregen het optrekje als huwelijkscadeau van Koning Willem I. Eens per maand kun je een rondleiding volgen door het voormalige paleis.
Gebouw Paleis Kneuterdijk
Het gebouw begon oorspronkelijk als woning. Johan Hendrik van Wassenaer Obdam (van adel dus) liet in 1717 een ontwerp maken van zijn gedroomde woonhuis. En dat kwam van niemand minder dan Daniel Marot die koos voor de statige Lodewijk XIV-stijl.
Pas een eeuw later kreeg het gebouw een koninklijk tintje. In 1816 kocht koning Willem I het optrekje namelijk als huwelijkscadeau voor zijn zoon, de latere koning Willem II, en diens vrouw Anna Paulowna. Je mag een gegeven paard natuurlijk niet in de bek kijken, maar mevrouw Paulowna sprong geen gat in de lucht… ze was in Rusland heel wat andere paleizen gewend. En dus liet het kersverse echtpaar het pand flink verbouwen (er wordt wel eens gezegd Marot het niet eens meer zou herkennen). Het moest een modern paleis worden en daarom en lieten ze bijna de hele gevel wit maken. Ook het interieur van het ‘Witte Paleisje’ werd aangepast aan de smaak van die tijd. En er kwam een gigantische Balzaal, want het koninklijk paar was dol op feesten en partijen. Op de verdieping daarboven werden de kamers voor de dienstmeiden ingericht. Met een extra trap zodat de koning ongezien de zolder kon bereiken, want volgens de overlevering zocht Willem II graag hun gezelschap op.
Gotische Zaal
Later werd het paleis uitgebreid met de Gotische Zaal. De koning had veel interesse in architectuur en besloot de bouwplannen voor deze zaal grotendeels zelf te maken. Let op: zonder hulp van een architect. Hij liet zich inspireren door het neogotische universiteitsgebouw Christ Church in Oxford dat tijdens zijn rechtenstudie veel indruk op hem maakte. Naast de Gotische Zaal liet hij rondom de tuin nog meer panden maken in die stijl. Maar het was geen succes. Vanwege bouwkundige gebreken zijn de gebouwen in 1882 gesloopt. Alleen de Gotische Zaal is blijven staan. De dochter van de koning, Prinses Sophie, trouwde er in 1842.
Het gebouw is in gebruik door de Raad van State. Je kunt eens per maand een rondleiding volgen door Paleis Kneuterdijk. Het gebouw is gratis te bezichtigen tijdens Open Monumentendag.
‘Als je een tuin hebt in je bibliotheek zal het je aan niets ontbreken’, zou de beroemde Cicero uit het oude Rome gezegd hebben. En een tuin heeft de bibliotheek van Schiedam.
De binnentuin is duidelijk de eye-catcher in deze 18e-eeuwse koopmansbeurs. Destijds was het gebouw een pronkstuk van de bloeiende jeneverindustrie. De kroonluchter vol jeneverglazen is leuke knipoog naar die historie.
De Korenbeurs stamt uit 1792 en is ontworpen door de Italiaan Giovanni Giudici. Hij koos overduidelijk voor de stijl van het classicisme; gebouwen in die stijl doen een beetje denken aan een tempel. Bovenaan de zandstenen gevel zie je beelden van Mercurius en Neptunus. En bovenop het gebouw prijkt een houten klokkentoren. In de 19e eeuw is de glazen dakconstructie toegevoegd.
Zie hier, de allereerste openbare bibliotheek van Nederland. In 1655 speciaal gebouwd als bibliotheek, overigens wel alleen met wetenschappelijke boeken. Het oorspronkelijke interieur en boekverzameling van de Bibliotheca Thysiana is vrijwel helemaal bewaard gebleven.
Ontstaan eerste bibliotheek in Leiden
De bibliotheek werd gesticht door Johannes Thysius. Iedereen verwachtte dat hij na zijn studie jurist zou worden, maar hij koos ervoor om boeken te verzamelen (lees: hij had een rijke vader). Dit werd uiteindelijk een indrukwekkende collectie met boeken over elke wetenschappelijke discipline. Een pareltje is de prachtig geïllustreerde atlas van Blaeu. Maar er ligt nog veel meer moois. En dat had hij zelf ook door, want in zijn testament liet hij vastleggen dat zijn verzameling na zijn dood beschikbaar moest zijn via ‘een publieke dienst ter studie’. Speciaal hiervoor werd het mooie gebouw aan het Rapenburg gebouwd.
Het gebouw werd ontworpen in het Hollands classicisme door Arent van ’s Gravensande. Met pilasters (platte zuilen) op de gevel en 2 globes op het dak. De begane grond was bedoeld als woonruimte voor de beheerder. Hier valt vooral de monumentale bordestrap op die naar de houten zaalbibliotheek leidt. De bibliotheek is een plaatje om te zien met al die historische boekenkasten. Absoluut uniek is dat hier een van de 14 (!) nog bestaande boekenmolens ter wereld te vinden is. Dat is een soort lessenaar met meerdere boekenplanken die je kunt ronddraaien. Met een ingenieuze constructie van pokhout zodat bij het draaien het hout dusdanig wordt geperst dat er olie vrijkomt. Een zelfsmerende boekenmolen dus, geniaal!
Bibliotheca Thysiana hoort bij de Universiteit Leiden. De bibliotheek is tegen betaling op afspraak te bezichtigen voor groepen tot 20 personen. Meestal is de de bibliotheek op Open Monumentendag gratis te bezoeken.
Dit kleurrijke gebouw is in de 17e eeuw ontworpen als woonhuis door de beroemde Jacob van Campen. Nu is het een museum dat vooral bekend is door het Meisje met de parel van Vermeer.
Gebouw Mauritshuis
Het Mauritshuis uit 1644 is oorspronkelijk gebouwd als woonhuis voor Johan Maurits van Nassau-Siegen (een omstreden man, lees hier meer over in het artikel over Maurits in Trouw). Het werd ontworpen door Jacob van Campen en zijn assistent Pieter Post. Als een van de eerste gebouwen in Nederland, krijgt het de stijl van het Hollands classicisme. Bij deze bouwstijl wordt de bouwkunst van de Grieken en Romeinen als voorbeeld genomen en het Mauritshuis doet dan ook wel denken aan een Romeinse tempel. Let bijvoorbeeld op de zuilen en het driehoekige fronton.
Na de dood van Maurits wordt het gebouw gebruikt als het gastenverblijf van de Staten-Generaal en dit is het gebouw bijna fataal geworden… In de winter van 1704 vliegt het namelijk in brand, waarschijnlijk door toedoen van een dronken bediende. Omdat de hofvijver bevroren is, is het vuur moeilijk te blussen en gaat het gebouw bijna helemaal verloren; alleen de buitenmuren staan nog overeind. Het Mauritshuis is in 10 jaar weer opgebouwd.
Museum Mauritshuis
In 1822 wordt het Mauritshuis een museum. En heel populair, waardoor het gebouw vaak wordt verbouwd. In 2014 wordt het museum zelfs twee keer zo groot door een bestaand pand aan de overkant van de straat toe te voegen aan het museum. De gebouwen zijn via een ondergrondse foyer met elkaar verbonden. À la het Louvre heeft het museum nu een glazen entreegebouw. De architect Hans van Heeswijk heeft later ook de nieuwe entree voor het Van Gogh Museum gemaakt.
Het Pageshuis werd oorspronkelijk gebouwd als woonhuis voor een kanonmaker in de Tachtigjarige Oorlog. Het is zo ongeveer het enige gebouw in Den Haag dat nog een trapgevel heeft.
Geschiedenis Pageshuis
Het pand werd in 1610 neergezet voor de geschutgieter (kanonnenmaker) van Holland. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden namelijk iets verderop, In de Kloosterkerk, kanonnen gemaakt; de werkplaats bevond zich in het kerkkoor! De beelden van de Romeinse oorlogsgoden Mars en Bellona op de gevel van het Pageshuis verwijzen nog naar deze geschiedenis. De woning in renaissancestijl heeft een kenmerkende trapgevel. Dat die bewaard is gebleven is opvallend, want trapgevels zie je nog maar weinig in Den Haag. In de 18e eeuw wilden mensen er namelijk graag vanaf om hun huizen statiger te doen lijken. De trapgevel van het Pageshuis is als enige aan de Lange Voorhout bewaard gebleven, omdat de ambtswoning van de kanonmaker staatseigendom was.
Bestemmingen Pageshuis
Vanaf 1747 werd het gebouw een opleidingsinternaat voor de stadhouderlijke pages. Pages waren jongens van adel die een brede opleiding kregen en als tegenprestatie allerlei diensten verleenden voor de stadhouder, zoals het escorteren bij ceremonies. In 1851 besloot koning Willem III geen nieuwe pages meer aan te nemen. Een paar jaar later stelde hij het gebouw beschikbaar aan het Nederlandse Rode Kruis. Toen Prins Hendrik in 1908 voorzitter werd, liet hij het grondig opknappen en een mooie vergaderzaal maken. In de jaren ’90 kwam Het Pageshuis in particuliere handen. In 2000 is het gerenoveerd.
Het middeleeuwse stadhuis van Delft brandde in 1618 af. Behalve één toren, die in de middeleeuwen werd gebruikt als gevangenis: Het Steen. Na de brand liet het stadsbestuur een heel nieuw stadhuis bouwen, rondom de toren.
Delft vroeg Hendrick de Keyser het nieuwe stadhuis te ontwerpen. De architect en beeldhouwer was toch in de buurt, want hij maakte op dat moment het praalgraf in de Nieuwe Kerk voor Willem van Oranje (hij was even daarvoor vermoord door Balthasar Gerards die dan weer in gevangenis Het Steen terechtkwam). De Keyser werkte snel, het nieuwe stadhuis was twee jaar na de brand al klaar. Hij ontwierp het stadhuis in de late renaissancestijl. Een symmetrisch gebouw, met pilasters, een fronton boven de ingang en vele decoraties. Het prachtige beeld van Vrouwe Justitia – dat herinnert aan de vroegere rechtbank in het gebouw – springt het meest in het oog. Zij is omringd door obelisken, siervazen en schelpmotieven. In de 19e eeuw is het gebouw overigens – voor die tijd – gemoderniseerd; de de kruisvensters met glas-in-lood en luiken werden onder andere vervangen. Later is het gebouw gelukkig in oude staat hersteld.
Het stadhuis is alleen te bezoeken op Open Monumentendag. Ook is het een gewilde trouwlocatie (leuk om te weten: de beroemde kunstschilder Johannes Vermeer ging er in ondertrouw). De middeleeuwse gevangenis Het Steen is te bezichtigen in schoolvakanties.
Met het stadhuis van Leiden is iets bijzonders aan de hand. Alleen de voorgevel is namelijk bewaard gebleven – overigens met zijn 86 meter wel gelijk de langste renaissancegevel van Nederland! De rest van het gebouw brandde in 1929 compleet af.
Na de brand werd achter de 16e-eeuwse gevel een nieuw stadhuis gemaakt. De inrichting kreeg een duidelijk thema: marmer. De vloeren, muren, pilaren….van marmer dus. Wat je ook zal opvallen, zijn de werken die de beroemde M.C. Escher maakte voor het gemeentehuis. Zoals de prachtige vloer in de raadzaal en de bijzondere klok. De 16e-eeuwse gevel werd ontworpen door Lieven de Key. Je ziet een imposante bordestrap voor de ingang, drie topgevels en tal van decoraties. Bijvoorbeeld twee beelden die de Tijd en de Eeuwigheid voorstellen.
Het Oude Stadhuis in Den Haag valt totaal niet op. Dat komt omdat het – als een van de weinige stadhuizen in Nederland – niet aan een plein ligt. Zonde, want het heeft een prachtige voorgevel uit 1565, geïnspireerd op het stadhuis in Antwerpen. Het Oude Stadhuis is nu in gebruik als trouwlocatie.
Leuk zijn de rode luiken en de beelden die de renaissancegevel sieren. Wie de bouwmeester was, is tot op heden een raadsel. Het gebouw kreeg in 1733 nog een zijvleugel, die al helemaal niet opvalt. En die werd ontworpen door een beroemd architect, namelijk Daniël Marot. Hij introduceerde de Franse Lodewijk XIV-stijl in Nederland: een statige en symmetrische stijl. Je zou haast denken dat het om een compleet ander gebouw gaat.
In 1914 werd een compleet nieuw boothuis vastgemaakt aan een 16e-eeuwse toren. Het ontwerp kwam van Han van Meegeren, later beroemd als meestervervalser van Vermeer. En ook hier is echt niet van nep te onderscheiden.
Gebouw De Delftsche Sport
Bij de oprichting in 1885 zat de roeivereniging in een houten loods vlakbij de Gist- en Spiritusfabriek. In dit schuitenhuis waren geen kleedkamers, douches en er was zelfs geen toilet. Dus toen het aantal leden groeide, ging de vereniging op zoek naar een ander clubgebouw. En kwam op het idee om de -toen sterk vervallen- Sint-Huybrechtstoren van de gemeente te kopen. Han van Meegeren maakte een clubgebouw van de 16-eeuwse toren (in de 16e eeuw liet de gemeente Delft maar liefst 22 torens in de stadswallen bouwen, als uitzichtpunt of voor de opslag van wapens). Van Meegeren was destijds student Bouwkunde in Delft en al een paar jaar lid van de roeivereniging. Hij knapte de toren op, waarbij de verdwenen bovenste verdieping werd gereconstrueerd en vensters werden aangebracht. En hij ontwierp het neoromantische boothuis dat aan de toren vast kwam te liggen. Ook hier is echt en nep niet van elkaar te onderscheiden. Het boothuis zou zo uit de 16e eeuw kunnen komen.
Nieuwe vleugel
In de jaren 90 dreigde het hele gebouw vanwege de toegenomen scheepvaart langzaam in de Schie weg te zakken. Het clubgebouw was nodig aan herstel toe en bovendien (weer) te krap geworden door het groeiend aantal leden. In 2005-2006 werd het gebouw gerenoveerd en kreeg het een nieuwe transparante vleugel met douches en kleedkamers. Daar bovenop een dakterras met mooi uitzicht over de Schie.
In een zijstraatje in Scheveningen vind je de Derde Ambachtsschool, een topmonument ontworpen door de bekende architect Jan Duiker.
Geschiedenis
In de 19e eeuw gaan particulieren zelf scholen oprichten voor technisch praktijkonderwijs. Simpelweg omdat daar behoefte aan is . Dat klopte inderdaad, na de opening van de eerste in 1873 groeit het aantal ambachtsscholen snel. In 1931 wordt de derde geopend: de Derde Ambachtsschool met 21 leslokalen.
Architectuur
Het ontwerp van de Derde Ambachtsschool komt van Jan Duiker, een belangrijk architect van het Nieuwe Bouwen. In deze stroming staat functionaliteit voorop. Architecten gebruiken glas, beton en staal en doen niet aan versieringen. En ze willen veel licht, lucht en ruimte in een gebouw voor een gezonde leefomgeving. Het gebouw in Scheveningen valt dan ook op door zijn mooie lichtinval. Dankzij het betonnen skelet van het gebouw is het mogelijk grote vlakken met glas te plaatsen. De gevels krijgen een aluminiumkleur. Hierdoor schitteren ze in de zon en zijn ze mat in de schaduw. Wat je verder zal opvallen, is de scheepsbrugachtige voorzijde van het gebouw.
Bij sommige gebouwen is het wel heel lastig te zien welke bouwstijl ze hebben. Zo ook bij veilinghuis Mak uit 1901. Niet zo gek, het heeft meerdere bouwstijlen en niet de meest bekende; wat dacht je bijvoorbeeld van theosofische elementen? Lees meer over dit unieke pand en neem er vooral een kijkje! De boekhandel die er nu zit, past perfect in het gebouw.
Geschiedenis
In 1839 wordt A. Mak Kunst- Antiekveilingen opgericht. Meneer Mak is kunstschilder, verzamelaar van schilderijen en rijk, maar door zijn vele reizen én zijn verzamelwoede moet hij gaan bijverdienen. Dus besluit hij werken uit zijn collectie te verkopen, en dat wordt al snel een succes. Eerst verkoopt hij uit vanuit huis, later vanuit drie 16e-eeuwse panden aan de Visstraat. Die panden worden in 1901 samengevoegd tot één gebouw met een compleet nieuwe voorgevel: veilinghuis Mak.
Architectuur
H.A. Reus ontwerp het veilinghuis. Hij is groot fan van het rationalisme van de beroemde architect Berlage. Maar de gevel is niet helemaal rationalistisch, want hier komen de theosofische elementen om de hoek kijken. Want de aanhangers van de theosofie – het idee dat elke religie een deel van de waarheid in zich heeft – stellen dat ware schoonheid is gebaseerd op kosmisch-geometrische figuren als vierkanten, cirkels en driehoeken. Dit zie je vooral aan de afwijkende raamindelingen, en aan de twee ronde ramen waarin driehoekige sterren het hemelse van de kunst en het aardse van de handel verbeelden.
Verder barst de gevel van de verwijzingen naar de functie van het gebouw. In de tuitgevel zie je bijvoorbeeld een veilinghamer. En ook de teksten maken duidelijk wat je in het pand kan doen. Bijvoorbeeld met het niet te missen ‘algemeen verkooplokaal’ en ‘nieuwe meubelen’ boven de deuren. Of de uitnodigende tekst ‘elck soecke sijn gadingh’ in de aanzetstenen.
Inrichting
Eenmaal binnen zie je mooie historische details, zoals de vloeren die nog uit de 17e eeuw stammen, de gietijzeren pilaren en oude lambriseringen. Zoals gezegd, past de boekhandel perfect op deze plek. Leuk is bijvoorbeeld de kinderhoek met het moderne glas-in-loodraam.
Het monumentale station Delft uit 1885 heeft talrijke versieringen. Het is nu in gebruik als restaurant, want inmiddels is het station vervangen door een gloednieuw exemplaar.
Architectuur 19-eeuws station
Het 19e-eeuwse gebouw werd ontworpen in neorenaissancestijl door de architect C.B. Posthumus Meyer sr. Het werd een uitbundig gebouw met talrijke versieringen. Het bestaat uit een verhoogd middendeel met twee zijvleugels en heeft een kap vol kapelletjes, een grote luifel en een leuke uivormige toren. Het prachtige, monumentale pand werd met alle lof ontvangen. De Delftse Courant was destijds bij de opening van het station en beschreef deze ervaring als volgt: “Treden we door den hoofdingang binnen, dan is de indruk min of meer overweldigend en moeten we een ogenblik rondzien zonder te weten wat het eerst te bewonderen.” In het gigantische gebouw zaten destijds zelfs woningen, bijvoorbeeld voor de stationschef. Een mooi detail in het gebouw zijn de keramiektableaus, ontworpen door Adolf le Comte en Nicolaas Wijnberg. Ze zijn gemaakt bij de Porcelyne Fles, een Delftse aardewerkfabriek uit 1653.
Nieuw stationsgebouw
Pal naast het 19e-eeuwse stationsgebouw zie je het nieuwe station, ontworpen door Mecanoo Architecten. Het moderne gebouw uit 2015 wordt ook wel ‘de glasbak’ genoemd. Vooral bijzonder is het plafond met de historische plattegrond van Delft uit 1877. Ook de wanden en pilaren zijn mooi versierd met een moderne variant van Delfts blauw. Neem je een kijkje in het gloednieuwe station? Let dan vooral op het bijzondere plafond.
Op voormalig militair oefenterrein verrees in 1915 de bibliotheek van de Technische Hogeschool (de latere TU Delft). Het prachtige gebouw is ontworpen in twee bouwstijlen, de neorenaissance en de neoclassicistische stijl.
Architectuur
Het gebouw werd ontworpen door Jan Vrijman. Hij ontwierp bijvoorbeeld ook het Academiegebouw en het Provinciehuis in Groningen, en in Delft ontwierp hij aan Ezelsveldlaan 61 het voormalige laboratorium voor Werktuig- en Scheepsbouwkunde . De TU-bibliotheek was de eerste in Nederland met een publieksgedeelte en een apart brandvrij magazijn. De bibliotheek moest echt het visitekaartje worden van de school. Het publieksgedeelte werd dan ook in uitbundige neo-Hollandse renaissance stijl gebouwd. Het gebouw heeft sierlijke topgevels, kruiskozijnen en speklagen. Het magazijn is neoclassicistisch. Je ziet dit bijvoorbeeld aan de zuilen (van baksteen) en voor de liefhebber, de ionische kapitelen. De erkers van het magazijn waren niet voor de sier maar waren plekken om stof van de boeken af te kloppen.
In 1923 werd het gebouw voor Weg- en Waterbouwkunde aangesloten op de bibliotheek. Deze werd ontworpen door Gerard van Drecht die bij Vrijman in dienst was. Het ontwerp is expressionistisch met decoratieve elementen in art deco. In 1975 verhuisde de faculteit naar de TU-wijk en nam de bibliotheek ook dit gebouw in gebruik. Later kwam ook de bibliotheek in die wijk te zitten, en is het gebouw omgebouwd tot appartementencomplex. In het voormalige publieksgedeelte zit nu een opleidingsinstituut.
Dit unieke hoofdkantoor van de Gist- en Spiritusfabriek is gebouwd in de Um-1800 stijl. Die komt niet heel veel voor in Nederland. De prachtige hal in het gebouw doet denken aan een station; de architect zou nog een ontwerp hebben liggen voor een station in Vlissingen dat nooit werd gebouwd.
Geschiedenis
Jacques van Marken had meerdere fabrieken in Delft. Zoals de Gist- en Spiritusfabriek (het latere Gist Brocades, inmiddels DSM). In 1905 liet hij dit hoofdkantoor bouwen. Van Marken was een bijzondere directeur en zorgde ongekend goed voor zijn medewerkers. Zijn motto: ‘de fabriek voor allen, allen voor de fabriek’. Lees meer over Jacques Van Marken.
Architectuur
De architect van het gebouw was Bastiaan Schelling met assistentie van Karel Muller. Schelling ontwierp overigens ook de Lijm- en Gelatinefabriek (nu Lijm en Cultuur) voor van Marken. Het hoofdkantoor is gebouwd in de minder bekende Um 1800-stijl met veel gebruik van natuursteen en tal van torentjes, erkers en ornamenten. Het middendeel van de voorgevel doet denken aan een historische stadspoort, door de torentjes en de ronde entree.
Tijdens Open Monumentendag werd verteld dat meneer Schelling niet zoveel tijd had voor dit gebouw. En dus gebruikte hij een ontwerp dat hij nog had liggen…van een station in Vlissingen (dat nooit werd gebouwd). Met wat aanpassingen zou hij het ‘Grote Kantoor’ hebben ontworpen. En de prachtige hal doet inderdaad denken aan een station. De hal heeft een gewelfde glazen overkapping met rondom galerijen. De zuilen op de galerijen hebben verschillende versieringen en in het trappenhuis zie je een gigantisch glas-in-loodvenster. En helemaal bijzonder, de ronde bakstenen zijn speciaal voor het gebouw gemaakt.
Inwoners van Delft noemen hem de Oude Jan, of Scheve Jan. Op Tripadvisor is het ‘de toren Pisa van Delft’. De toren van de Oude Kerk staat dan ook bijna 2 meter uit het lood. In de prachtige, middeleeuwse kerk liggen beroemde Delvenaren begraven.
De naam Oude Jan
1246 wordt gezien als het geboortejaar van de kerk en kreeg toen de naam Sint Hippolytuskerk. De oplettende lezer vraagt zich misschien af waarom hij dan de Oude Jan wordt genoemd. Hiervoor gaan we terug naar 1573. Vanaf dat moment werden veel kerken protestants en was het not done om een kerk te vernoemen naar een heilige. Dus de kerk had een andere naam nodig. Toen Delft een tweede kerk kreeg, was dat in de volksmond onmiddellijk de Nieuwe Kerk en werd de kerk ‘formerly known as Hippolytus’ automatisch de Oude Kerk. Met als bijnaam de Oude Jan. Waarom Jan? Misschien een ietwat teleurstellend antwoord: het was nu eenmaal een vaak voorkomende naam in die tijd.
Bouw Oude Kerk
Waarschijnlijk stond rond 1050 in de oudste straat van Delft (‘de Oude Delft’) al een tufstenen kerkje. In het kort: tufsteen is uitgespuwd as van een vulkaan dat later is verhard tot gesteente. In 1246 werd de kerk uitgebreid. Er kwamen twee zijbeuken en een koor. Later wordt de kerk aangrijpender aangepakt en breidt zich langzamerhand uit tot een kerk in de gotische stijl. Belangrijkste kenmerk van deze stijl zijn de gewelven en hoge ramen. In 1325 wilde men een toren aan de kerk bouwen. Eén probleem: er was geen plek voor, omdat de kerk pal aan de gracht was gebouwd. Maar we waren toen al goed met water; de gracht werd gedempt en daarop werd de toren gebouwd…dat was alleen niet zo’n stevige ondergrond voor een 75 meter hoge toren. Al tijdens de bouw begon de toren te verzakken. Maar men stabiliseerde de boel en bouwde het bovenste deel van de toren (wel) recht in het lood. Daarom zie je een knik in de toren.
Verschillende steensoorten en ramen
Wat je verder zal opvallen, zijn de verschillende steensoorten. Begin zestiende eeuw wilde men de kerk namelijk volledig van natuursteen maken, in plaats van baksteen. Dus kwam er een dwarsschip dat er nog steeds anders uitziet dan de rest. Vooral door de Reformatie bleef het hierbij. In 1536 raakte de kerk zwaar beschadigd door de grote stadsbrand. Maar de kerk werd pas echt geraakt tijdens de de Delftse buskruitramp. De kerk stond namelijk niet al te ver van het magazijn waar destijds het buskruit werd opgeslagen. Toen dat tijdens de ‘Delftse donderslag’ in 1654 ontplofte, raakte de kerk al zijn gebrandschilderde ramen kwijt. Voor het herstel werd een collecte gehouden in buurgemeenten. Jammer genoeg werd het geld gebruikt om de ramen te vervangen door gewoon glas of dicht te maken (een raam is zelfs nog steeds dichtgemetseld). Pas in de twintigste eeuw kreeg de kerk weer glas-in-lood ramen, gemaakt door Joep Nicolas.
Interieur
Tijdens de beeldenstorm is zo ongeveer het hele interieur gesloopt. Op de preekstoel na, die stamt uit 1548 en is nog te bewonderen. In de kerk zie je veel graven van beroemdheden. Johannes Vermeer stierf onbekend en had een totaal onopvallende grafsteen, maar werd in 2007 geëerd met een grote gedenksteen. Piet Hein werd juist onder grote belangstelling begraven en kreeg een indrukwekkende witmarmeren steen met zijn eigen beeltenis. Het praalgraf van Maarten Tromp is voor zover mogelijk nog bombastischer dan dat van Piet Hein. Zijn beeltenis wordt omgeven door oorlogstuig als schilden en bijlen. En Anthonie van Leeuwenhoek (de uitvinder van de microscoop) ligt begraven in de kerk. Zijn dochter zorgde voor een mooi praalgraf.
Bijna gesloopt
In de middeleeuwen waren de nonnen in het Sint Agathaklooster (nu het Prinsenhof) de overburen van de kerk. Zij vonden de scheve toren maar dreigend en vertrouwden het totaal niet. Als het hard stormde, gingen ze aan de andere kant van het klooster slapen, omdat ze bang waren dat de toren zou omvallen. Gelukkig was de toren stabieler dan hij eruitzag. Maar in de 19e eeuw was de toestand van de toren niet meer zo best. Het gemeentebestuur was bang dat hij zou instorten en wilde hem laten slopen. Na fel protest is gelukkig besloten de toren te restaureren.
Het pand werd oorspronkelijk gebouwd als faculteit Scheikunde, vandaar de watertoren (voor als een scheikundig proefje zou mislukken). Nu hebben de studenten Bouwkunde er les.
Het gebouw
Wie in Delft woont, weet er vast van of was er misschien zelfs bij: de brand in 2008 die de TU-faculteit Bouwkunde verwoestte. Het gebouw was niet meer te redden, dus er moest iets nieuws komen. En er was haast bij, want na de brand werd de faculteit tijdelijk gehuisvest in tenten. Daarom werd besloten het hoofdgebouw om te bouwen voor de studenten.
Gerard van Drecht ontwierp het hoofdgebouw in traditionalistische stijl met invloeden van de Amsterdamse School. Het gebouw werd ook wel De Rode Scheikunde genoemd, vanwege de rode steen. En maar liefst zes architectenbureaus hebben het gigantische gebouw omgevormd tot BK City. Om te illustreren hoe complex het gebouw was: in de Tweede Wereldoorlog zaten zowel Duitsers (het gebouw deed dienst als wapenopslag) als onderduikers in het pand. Daarom hebben de architecten een straat gemaakt die alle vleugels met elkaar verbindt.
De faculteit van binnen
Leuke ruimtes om te bekijken: de kantine Het Ketelhuis waar de muren en plafonds niet zijn afgewerkt, zodat de architecten in spe kunnen zien wat er schuil gaat achter de stenen. De oranjezaal waar de hoogte niet goed werd doorgegeven (even de stellage aan het plafond vergeten) waardoor het bovenste gedeelte van de tribune onbruikbaar is. En de leuke espressobar, gemaakt van gebruikt materiaal – de kozijnen van het gesloopte wooncomplex de Zwarte Madonna. En loop ook zeker langs de stoelencollectie, met exemplaren van bijvoorbeeld Rietveld en Le Corbusier. De collectie heeft de brand wonderwel overleefd (pikant detail: de miljoenen collectie werden tijdens de brand van het oude faculteitsgebouw even opgestapeld op straat). En vlakbij de stoelencollectie vind je de bibliotheek van Bouwkunde met een leuke desk van losse gestapelde boeken.
Dit prachtige 18-eeuwse pand in Lodewijkstijl werd gebouwd als school voor talentvolle wezen. Het heeft tal van bijzondere details. In het achterhuis zie je een bijvoorbeeld een kindervoetjes-vloer, gemaakt door met blote voeten gedoopt in donkere verf, over een lichte gebeitse vloer te lopen.
Geschiedenis
Het geld voor de school kwam van ene Maria Duyst van Voorhout. Zij werd op twaalfjarige leeftijd zelf wees en stierf op haar 92e kinderloos, en steenrijk! Ze wilde dat haar vermogen werd gebruikt voor onderwijs aan wezen, waarvoor een stichting werd opgericht: de Fundatie van Renswoude. De kinderen kregen les in bijvoorbeeld waterbouw, scheepsbouw en wiskunde, en kregen kost en inwoning.
Architectuur
De Zwitserse Joseph Bollina ontwierp de Delftse ambachtsschool in 1759. Het werd een statig pand met alle kenmerken van de Lodewijk XV-stijl. Let bijvoorbeeld op de lijstgevel en het decoratief snijwerk om de ramen. Op de hoeken van de gevel zie je geblokte lisenen (stroken die iets uitsteken en de muur in vlakken verdelen). En bovenin uitbundig versierde consoles die het gewicht van de kroonlijst dragen. Boven de ingang hangt een tekst ter ere van Maria, in goudkleurige letters en omgeven door krullende ornamenten.
Inrichting
Ook als je binnenkomt, word je blij verrast. Vooral door het prachtige stucwerk; op de plafonds, boven de schouw, het hele pand barst ervan. In de regentenkamer zie je bijvoorbeeld de godin van de wijsheid, Minerva, omringd door putti met attributen van kunst en wetenschap. Wat ook opvalt in de kamer is de bruinrode wandbespanning die bekend staat als Velours d’Utrecht (want: van een Utrechtse weverij met stof van stof van geitenhaar). In het achterhuis zie je een zogenaamde kindervoetjes-vloer, gemaakt door met blote voeten gedoopt in donkere verf, over een lichte gebeitse vloer te lopen. Als je goed kijkt, kun je de hielen nog onderscheiden. En iets verderop is in het raam zelfs een 18e-eeuwse kwajongensstreek te zien. Fredrik Willem Conrad, later inspecteur-generaal van wat we nu Rijkswaterstaat noemen, graveerde zijn naam in een venster toen een docent hem de gang op had gestuurd.
Het gebouw is gratis te bezichtigen op Open Monumentendag. Sinds 1936 is het gebouw in handen van de Vereniging Hendrick de Keyser (die historische panden opkoopt om ze te behouden). De Fundatie, die nu studiebeurzen verstrekt aan jongeren, vergadert nog in de regentenkamers.
Het mooie 17e-eeuwse Kruithuis werd ontworpen door de beroemde architect Pieter Post. Vroeger lag hier buskruit opgeslagen, veilig ver buiten de stad.
Geschiedenis
In 1660 werd het Kruithuis aan de Schiekade gebouwd, ver van de binnenstad. De stad had namelijk net daarvoor de buskruitramp meegemaakt….Op 12 oktober 1654 ontplofte aan de Geerweg, in het centrum van Delft, een gigantische opslagplaats vol buskruit. Volgens de overlevering was de ontploffing tot op Texel te horen. De ravage was enorm; een deel van het gebied werd volledig weggevaagd en er vielen honderden doden. De ramp staat bekend als de Delftse Donderslag. De oorzaak van de explosie is overigens nooit officieel vastgesteld. Waarschijnlijk sloeg een vonk uit de lantaarn van de beheerder over op het buskruit. Na de ramp werden op het terrein woningen gebouwd. Een deel werd vrijgehouden; de huidige Paardenmarkt.
Gebouw Kruithuis
De toparchitect Pieter Post ontwierp het Kruithuis. Hij is onder andere bekend van Huis ten Bosch en het Johan de Witthuis in Den Haag. Het complex heeft een prachtig poortgebouw, versierd met het wapen van de Staten-Generaal. In de kamer bovenin het poortgebouw is het wapen in de houten schouw aangebracht. Het complex bestaat verder uit een pakhuis, kuiphuis en wachthuis. En natuurlijk de twee kruittorens. Die staan in de vijver, extra veilig. Met dubbele deuren en sloten van koper (geen ijzer, om vonkvorming te voorkomen). En de muren zijn dikker dan het dak. Idee was dat bij een ontploffing dan alleen het dak de lucht in zou vliegen.
Het Scoutcentrum Delft zit nu in het Kruithuis. Het terrein is overdag vrijwel altijd open voor een bezoekje van voetgangers. Je kunt de gebouwen alleen van buiten bezichtigen.
De Haagse Bijenkorf werd in 1926 geopend. Het is een geweldig voorbeeld van de Amsterdamse School met tal van versieringen en expressieve kleuren.
Gebouw De Bijenkorf Den Haag
In 1923 schreef De Bijenkorf een prijsvraag uit voor het ontwerp van een Haagse vestiging. De vakjury – met onder andere Berlage – vond het ontwerp van Jan Frederik Staal het best. Maar de directie vond dit niet geschikt voor een warenhuis en koos voor Piet Kramer, een bekende architect van de Amsterdamse Schoolstijl. Voor De Bijenkorf gebruikte Kramer een constructie van gewapend beton. Hierdoor hoefden de gevels geen gewicht te dragen en konden ze elke vorm krijgen die hij maar wilde. Het werden golvende gevels van baksteen, onderbroken door verticale stroken glas in koperen kozijnen. Het voorste deel aan de Wagenstraat maakte Kramer rond, waardoor het op een toren lijkt. Aan de bovenkant van de gevel zie je ronde decoraties van natuursteen die naar voren springen. Ook zie je veel sculpturen aan de gevel. Er hebben meer dan twintig beeldend kunstenaars meegewerkt aan het gebouw.
Interieur De Bijenkorf
In het interieur is maar weinig terug te zien van de oorspronkelijke details. Destijds was er een hoge, zeshoekige vide met galerijen en lichtkap. Om ruimte te winnen werd deze opgevuld tijdens een verbouwing in 1962. Ook is toen veel houtsnijwerk verwijderd. Alleen in het trappenhuis is dit bewaard gebleven. Daar zie je ook het gebrandschilderd glas nog.
Dit stoere gebouw uit 1932 is nu een culturele en culinaire hotspot: Bacinol 2. De naam Bacinol dankt het gebouw aan geheime experimenten tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Ontwerp Bacinol 2
In dit gebouw zat het hoofdkantoor van de Koninklijke Fabriek F.W. Braat. Vooral bekend door zijn stalen kozijnen. Bacinol 2 werd ontworpen door Jan de Bie Leuveling Tjeenk, in de stijl van het Nieuwe Bouwen. Het bestaat uit gewapend beton, gele bakstenen en -uiteraard- stalen vensters van Braat zelf. Dit visitekaartje van het bedrijf wilde de architect duidelijk laten terugkomen. Er is zelfs geen enkel stukje hout toegepast in het gebouw. In het trappenhuis zit een stalen lift met een zeldzame (en nu verboden) open ombouw. Maar de echte blikvanger is het gigantische glas-in-lood raam dat over de volle hoogte is aangebracht. Het glas-in-lood raam werd ontworpen door de Hongaarse kunstenaar Vilmos Huszár. Hij is het meest onbekende lid van kunststroming De Stijl. Sterker nog, hij was een van de oprichters en werkte dus nauw samen met onder andere Piet Mondriaan en Theo van Doesburg. Maar niet lang na de oprichting maakte de kunstenaar zich los van De Stijl en ging zijn eigen weg.
De naam Bacinol
Bacinol 2 suggereert een Bacinol 1. Dat klopt, maar dat gebouw (dat hoorde bij Koninklijke Gist- en Spiritusfabriek) moest in 2009 wijken voor de spoortunnel van het nieuwe station Delft. De naam Bacinol dankt het gebouw overigens aan geheime experimenten tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het gebouw deden ze proeven met -toen net uitgevonden- penicilline. Ze wilden niet dat de Duitsers gebruik konden maken van het medicijn, dus produceerden ze onder de codenaam Bacinol.
Het restaurant Huszár organiseert op Open Monumentendag vaak rondleidingen door het gebouw. Leuk weetje: het restaurant is vernoemd naar de kunstenaar van het glas-in-lood werk. Leuke bijkomstigheid was dat de grootvader van het familiebedrijf vroeger huzaar (soldaat te paard) bleek te zijn. Zijn megafoto is verwerkt in de glazen wand in het café.
Volgens velen de meest romantische plek van Delft: de middeleeuwse Oostpoort, aan de rand van het centrum. Het is de enig overgebleven stadspoort van de stad.
Rond het jaar 1400 werd in Delft een stadsmuur gebouwd met maar liefst acht stadspoorten. De Oostpoort bestaat uit een landpoort en een waterpoort, met elkaar verbonden door de resten van de stadsmuur. De twee ronde torens zijn in 1514 verhoogd. Je ziet nu achthoekige verdiepingen met nissen en hoge spitsen. Helaas werden in de 19e eeuw – zoals vaker in die tijd – de meeste stadspoorten van Delft gesloopt. Alleen deze poort is bewaard gebleven. O ja, en als je nog eens in Japan bent…in themapark Huis ten Bosch staat een replica van de stadspoort!
De bekende Delftenaar Jacques van Marken startte in 1885 zijn Lijm- en Gelatinefabriek. De monumentale panden zijn nu in gebruik door Lijm en Cultuur, een culture hotspot.
Fabrieksterrein Lijm en Cultuur
Het oudste gebouw van het hele complex zie je meteen bij de ingang. In het monumentale kantoorpand zat vroeger de directie van de fabriek. En dus Jacques van Marken himself. Het gebouw werd ontworpen door Bastiaan Schelling die vooral in Delft actief was en voor Van Marken bijvoorbeeld ook het hoofdkantoor van de Gist- en Spiritusfabriek ontwierp. Het directiegebouw is omgedoopt tot het ‘Lab’. En zo heeft elk pand zijn eigen naam gekregen. Iets verder op loop je langs de Chemie met daarnaast zijn broertje Chaos. In de Chemie zijn nog tal van historische elementen te ontdekken, zoals de loopkat en het mooie cassetteplafond. Verder springen de glazen Boiler en Centrale in het oog, waar ooit alle warmte, stoom en energie werden opgewekt voor de fabriek. En pal aan de Schie vind je de oude motorenloods waarin het leuke restaurant Experiment nu huist.
Geschiedenis Lijm- en Gelatinefabriek
De fabriek werd opgericht in 1885, maar de stad was destijds niet zo blij met de nieuwste aanwinst van Jacques van Marken, want de fabriek stonk. En niet een klein beetje, de pindakaaslucht waar Delft later bekend om stond was er niets bij. Hoe dat kwam? De producten werden gemaakt van de beenderen van geslacht vee. De fabriek kende een roerig bestaan. Het bedrijf doorstond oorlogen, crises, stakingen en een explosie, maar stopte uiteindelijk (mede door de gekkekoeienziekte) in 2002. De gebouwen hebben een tijd leeg gestaan, maar gelukkig blies Lijm & Cultuur nieuw leven in het complex.
Het Prinsenhof is natuurlijk vooral bekend vanwege zijn beroemde bewoner, prins Willem van Oranje. De prins is daar op 10 juli 1584 vermoord, de kogelgaten zitten nog in de muur.
Gebouw Prinsenhof
Het Prinsenhof was al sinds 1403 een groot en welvarend klooster. In Tachtigjarige Oorlog komt Delft in handen van de opstandelingen en wordt het Agathaklooster in beslag genomen door de stad. In 1572 trekt Willem van Oranje in het gebouw. De leider van de opstand tegen het Spaanse Rijk, verhuist vanuit Den Haag naar het veilige Delft met zijn grachten en stadsmuren. De nonnen mogen overigens wel in de zijvleugel van het klooster blijven wonen, maar er mogen geen nieuwe nonnen toetreden.
Het gebouwencomplex blijkt heel geschikt als hof voor de prins. De nonnen van het klooster waren zeer welvarend en hadden het steeds verder uitgebreid. In de 16e eeuw bestaat het complex uit een grote kapel, een kapittelzaal, een eetzaal, woonvleugels, dienstgebouwen en een gastverblijf. De slaapkamer van Willem van Oranje is op de eerste verdieping, waar hij mooi zicht heeft op de Oude Kerk. Alleen de smalle wenteltrappen in het kloostergebouw zijn niet handig en daarom wordt een brede ‘staatsietrap’ aangelegd. En zoals je misschien bekend is, wordt op diezelfde trap, op 10 juli 1584, Willem van Oranje vermoord. De kogelgaten zitten nog in de muur en zijn te zien in het gebouw.
Museum Prinsenhof
Na de dood van de prins krijgt het complex verschillende functies, zoals Latijnse School en kazerne. Daarna trekt Museum Prinsenhof erin. In 1996 wordt het museum uitgebreid met de prachtige Van der Mandelezaal van Mick Eekhout; de voormalige binnenplaats van het klooster krijgt een ingenieuze, glazen overkapping: een mix van klassieke en moderne architectuur.
Mooi of niet, origineel is het zeker: een geveldecoratie in de vorm van een gouden baljurk. Geïnspireerd door Gaudí en Hundertwasser wilde de architect iets anders dan anders. Dat is gelukt met De Baljurk. Er zit nu een kookwinkel in het unieke gebouw.
Geschiedenis
In de Kettingstraat zie je veel verschillende architectuur, van eenvoudige winkelpanden tot uitbundige gebouwen in jugendstil. Het zit vol leuke restaurants en is erg gezellig, maar dat is zeker niet altijd zo geweest. Vroeger was dit deel van het centrum -op steenworp afstand van het Binnenhof- werkelijk een gribusbuurt. De verloedering begon zo rond de jaren 50 toen winkeliers niet meer boven hun winkels woonden. De panden aan ’t Achterom (achter de Kettingstraat) hadden dichtgetimmerde ramen en rolluiken. De steeg deed vooral dienst als openbaar toilet en de winkels in de Kettingstraat verdwenen; daar kwam drugshandel voor in de plaats. Oftewel, de verloedering was compleet. Martin Bril schreef een treffend stukje over ’t Achterom. Jarenlang deed niemand wat aan de verloedering. Tot de Geste Groep begin 2000 een paar panden opkocht en het gebied begon op te knappen. De architect van het project was Eric Vreedenburgh van Archipelontwerpers. Negen winkelpanden werden gerestaureerd of herbouwd.
Gebouw Baljurk
Op de hoek kwam een compleet nieuw pand, met een glazen gevel omhuld door een voile van geweven staal: De Baljurk. Overigens zijn er ook mensen die er meer een korset in zien, maar het idee van de architect komt in ieder geval over. Hij was namelijk geïnspireerd door Gaudí en Hundertwasser en wilde iets vrouwelijks en iets anders dan anders. De vorm verwijst naar de golvende lijn van ’t Achterom (dat vroeger een meanderend beekje was) en de jugendstil gebouwen. Er was alleen één heikel punt, namelijk: de poot. Want de Welstandscommissie vond de poot rechts onderaan de Baljurk agressief en het zou een belemmering zijn voor voetgangers. De reactie van de Geste Groep was duidelijk: “Zonder poot is het net een vaatdoek. De Baljurk is als ballerina bedoeld, zonder poot blijft er niets van over.” En dus werd er een creatieve oplossing bedacht. In het nieuwe ontwerp stond het pand iets naar achter, zodat de poot op eigen grond kwam te staan. Zo vormde het geen obstakel meer.
Het stadhuis van Gouda is een van de oudste stadhuizen van Nederland. Het reusachtige gebouw uit 1450 staat midden in het historische hart van de stad.
Het stadhuis staat prominent op de markt. Het stadsbestuur wilde namelijk een vrijstaand pand, omdat het vorige stadhuis een grote stadsbrand niet had doorstaan. Overigens was de aanblik in de 15e eeuw wel heel anders, want de ‘markt’ was toen nog een drassig veenterrein. Het stadhuis van natuursteen met zijn rode luiken, het carillon, de beelden en torentjes lijkt opvallend op het stadhuis van Middelburg en doet Vlaams aan. Dit is te danken aan de Mechelse architectenfamilie Keldermans die aan beide gebouwen heeft gewerkt. Het imposante stadhuis van Gouda is rijkversierd en vooral voorgevel maakt indruk door de pinakels (kleine torenvormige decoraties), de uitkragende hoektorentjes en de grote vierkante toren. De talrijke beelden van de hoofdrolspelers uit de Goudse geschiedenis maken het helemaal af, alhoewel die pas halverwege de 20e eeuw zijn toegevoegd. Ook het klokkenspel in de zijgevel is uit die tijd. Elk half uur komt het poppenspel tot leven met als hoofdrolspeler Floris V die Gouda in 1272 stadsrechten verleende.
Het stadhuis van Gouda is op Open Monumentendag meestal te bezoeken. Je komt dan in de mooie trouwzaal met de trots van de stad: de wandbekleding uit 1642. Ook de burgerzaal, de burgemeesterskamer en de mooie zaal onder de nok van het gebouw zullen indruk maken.
De Kaerskorf uit 1598 ziet er typisch Hollandse renaissance uit. Maar had in de 19e eeuw nog een hele andere aanblik. In het prachtige gebouw zit nu een antiekwinkeltje.
Terug naar de renaissance
In 1598 kreeg een kruikenbakker toestemming om De Kaerskorf te bouwen. Het werd een prachtig gebouw in renaissancestijl, met kenmerkende trapgevel en kruisvensters. Een paar eeuwen later, in 1839, kocht een timmerman het gebouw (voor 810 gulden). Hij koos ervoor het pand te moderniseren naar 19e-eeuwse mode… Het kreeg een lijstgevel met schuifvensters en weg was de 16e-eeuwse renaissancestijl! In 1965 restaureerden architechten Kooreman en Raue het gebouw in de oorspronkelijke 16e-eeuwse stijl. Dit dankzij de Vereniging Hendrick de Keyser die het inmiddels in bezit had. De reconstructie was mogelijk dankzij de aangetroffen bouwsporen in het pand en een tekening uit 1836 van het originele gebouw.
Een trouwe bezoeker van deze site wilde graag meer weten over de Nieuwe Kerk. En het beroemde gebouw mag hier ook niet ontbreken. De op een na hoogste kerk van Nederland torent in de stad overal bovenuit, en wordt dagelijks door talloze toeristen bewonderd.
Bouw Nieuwe Kerk
In de 14e eeuw besluit het stadsbestuur de Nieuwe Kerk te bouwen. En dat is niet zomaar. Een inwoner van Delft had dertig jaar lang jaarlijks een visioen over een kerk op deze plek, en laat het bestuur niet met rust totdat die er kwam. Wat je noemt selffulfilling prophecy. De stad had al een kerk (nu bekend als de Oude Kerk), daarom heet deze de Nieuwe Kerk. In 1381 wordt eerst een houten noodgebouw neergezet en een paar jaar daarna wordt daaromheen een stenen laatgotische kruisbasiliek gebouwd. Zoals bij zoveel kerken verloopt de bouw in fasen. De toren is in 1496 is klaar, bestaande uit een vierkant voetstuk, daarboven twee achtkanten en een appelvormige torenspits.
Rampspoed
Op 3 mei 1536 legt een enorme brand half Delft in de as. In de kerk gaan onder andere het orgel, de klokken en de gebrandschilderde ramen in vlammen op. Een paar jaar later verwoest een woedende menigte de altaren, kerkbanken en biechtplaatsen tijdens de beeldenstorm. En net nadat de rust is wedergekeerd, volgt in 1654 de ontploffing van het kruithuis (zie het artikel over het Kruithuis) waardoor de rest van de glas-in-loodramen verloren gaat. Maar daarmee is het nog niet klaar voor de kerk. In 1872 slaat opnieuw de bliksem in de spits. Zo’n drie jaar later laat de beroemde Pierre Cuypers er een nieuwe op zetten en die wordt extra hoog, omdat omdat men de Utrechtse Dom wil overtreffen. Maar de Domtoren wint het met 112 meter toch net van de ruim 108 meter hoge Nieuwe Kerk. O ja, en veel mensen vragen zich af waarom het bovenste deel van de toren pikzwart is. Dit heeft niets met de brand te maken, maar met de soort steen die werd gebruikt; de Bentheimer zandsteen die door weersinvloeden steeds grijs en zelfs zwart kan worden.
Praalgraf Willem van Oranje
In 1584 wordt Willem van Oranje begraven in de kerk. Puur toeval, omdat Breda bezet is door de Spanjaarden wordt hij niet in zijn familiegraf maar in zijn woonplaats begraven (door deze geschiedenis worden nu alle Oranjes in Delft begraven). In 1614 begint architect en beeldhouwer Hendrick de Keyser aan een imposant praalgraf voor de prins. Aan de voet zie je de hond van Willem, want zij hadden een bijzondere band; na de dood van zijn baasje weigert de hond nog te eten en sterft drie dagen later. Terwijl De Keyser bezig is met het praalgraf, mag hij overigens meteen een nieuw stadhuis van Delft ontwerpen, want het middeleeuwse stadhuis brandde even daarvoor af. Als De Keyser een paar jaar later sterft, is het stadhuis al klaar, maar het praalgraf nog niet; zijn zoon Pieter heeft dit voltooid.
De kerk is zes dagen per week te bezoeken. Je kunt ook de gigantische toren beklimmen voor een prachtig uitzicht over de stad. Met een ticket kun je ook gelijk de Oude Kerk bezoeken.
Een haventje midden in de stad is natuurlijk al onweerstaanbaar. Maar heel Brielle weet je makkelijk in te pakken met haar charmante straatjes, huizen en terrasjes aan het water.
Vestingbouw
Brielle is vooral bekend door zijn rol in de Tachtigjarige Oorlog. Op 1 april 1572 bevrijden de Watergeuzen Brielle namelijk van de Spaanse overheerser. En dat als eerste stad in Nederland. Wel gaat de inname de Watergeuzen wel heel erg makkelijk af, dat valt op. Reden voor Brielle om de middeleeuwse stadsmuren te vervangen door een moderne vesting. Het ontwerp komt onder andere van Menno van Coehoorn, voor een vestingbouwkundige heel bekend. In 1713 is de vesting klaar. Het leuke vestingstadje heeft tal van leuke historische plekjes en prachtige monumenten.
De mooiste gebouwen van Brielle
Een geweldig gebouw met geweldige naam is het ‘Asyl voor Oude en Gebrekkige Zeelieden’. De bevolking van het stad schenkt het geld voor de bouw ervan in 1872 ter ere van de 300-jarige bevrijding van Den Briel. Een mooi gebaar, al bleek het niet helemaal genoeg te zijn. Het moest namelijk een hofje worden, maar het is gebleven bij een L-vorm. Bij de Sint-Catharijnekerk zien we hetzelfde probleem. Dat moest de grootste kerk van Nederland worden (en in ieder geval de Sint-Jan in Den Bosch overtreffen) maar door brand en geldgebrek is de kerk nooit afgerond. Een ander leuk kerkje vind je in de Voorstraat; met een Spaans uiterlijk dat je niet vaak ziet in Nederland. Daar vlakbij zit het oude stadhuis waar je nu het Historisch Museum Den Briel kunt bezoeken en alles te weten komt over Brielle en de Tachtigjarige oorlog.
Het Binnenhof is al eeuwenlang het politieke centrum van Nederland. Met een van de oudste gebouwen van Den Haag: de Ridderzaal uit 1280. Destijds een feestpaleis, tegenwoordig stralend middelpunt tijdens Prinsjesdag.
Bouw Ridderzaal
In 1248 start de bouw van de Ridderzaal. Deze ‘Grote Zaal’ is bedoeld als feestpaleis van de graven. en wordt gebouwd in opdracht van de zoon van Floris IV , genaamd graaf Willem II (zo’n beetje alle belangrijke bestuurders heetten vroeger Willem. Als je wilt, kun je hem opzoeken in de stamboom van Haagse Tijden) maar hij overlijdt voordat het gebouw klaar is. Zijn zoon, graaf Floris V, maakt het karwei af. In 1280 is de Ridderzaal voltooid.
Restauratie Ridderzaal
Rond 1861 restaureert rijksbouwmeester W.N. Rose de Ridderzaal. Een totale ramp. Zo denkt hij dat de imposante houten kap niet uit de middeleeuwen kan stammen, en laat deze zonder pardon weghalen. Dat komt hem op veel kritiek te staan. Gelukkig herstelt de beroemde Pierre Cuypers de Ridderzaal later in middeleeuwse (neogotische) stijl . Zo wordt de houten kap naar oorspronkelijk model teruggebracht en krijgt het gebouw een portaal voor de hoofdingang, net als twee torenspitsen. Ook krijgt het een compleet nieuwe inrichting, inclusief troon. Begin 1900 is de restauratie afgerond.
Pas na de restauratie van Cuypers wordt de Ridderzaal officieel de troonzaal waar de koning op Prinsjesdag de troonrede voorleest. In de periode daarvoor – toen de graven vertrokken waren – is de Ridderzaal overigens voor de gekste dingen gebruikt. Bijvoorbeeld voor trekkingen van de Staatsloterij (daarom werd hij ook wel de Loterijzaal genoemd). En het mooie gebouw heeft zelfs een tijdje dienst gedaan als magazijn…
Over het Binnenhof
Vanaf de 13e eeuw zijn er steeds gebouwen toegevoegd aan het Binnenhof. In de 19e eeuw groeide de overheid en zijn oude gebouwen veelal vervangen. Nu zie je dan ook vooral gebouwen in neostijl.
Het Binnenhof is vrij toegankelijk. Wil je binnen een kijkje nemen, bijvoorbeeld in de Eerste of Tweede Kamer? Bekijk dan de rondleidingen op het Binnenhof van Prodemos.