In 2014 werd in Rotterdam de eerste markthal van Nederland geopend, zoals je die misschien kent van Parijs, Londen of Barcelona. Uniek is – zelfs een wereldprimeur – dat er ook appartementen zijn ingebouwd in de Rotterdamse markthal.
De Rotterdamse foodhall is gebouwd in de vorm van een hoefijzer. Het herbergt tal van kraampjes – met groente en fruit maar ook met delicatessen, donuts en patat – en restaurantjes. En naast de unieke appartementen biedt het ruimte aan het grootste kunstwerk van Nederland. Op het plafond zie je namelijk 11.000 m² (twee voetbalvelden) aan afbeeldingen van groeten, fruit, bloemen en meer. De kunstenaars Arno Coenen en Iris Roskam hebben het werk de titel Hoorn des Overvloeds gegeven, als verwijzing naar Cornucopia (een hoorn uit de Griekse mythologie die overvloed en verzadiging symboliseert). Dankzij dit megakunstwerk wordt de Markthal ook wel de Nederlandse versie van de Sixtijnse Kapel genoemd.
Mooi of niet, origineel is het zeker: een geveldecoratie in de vorm van een gouden baljurk. Geïnspireerd door Gaudí en Hundertwasser wilde de architect iets anders dan anders. Dat is gelukt met De Baljurk. Er zit nu een kookwinkel in het unieke gebouw.
Geschiedenis
In de Kettingstraat zie je veel verschillende architectuur, van eenvoudige winkelpanden tot uitbundige gebouwen in jugendstil. Het zit vol leuke restaurants en is erg gezellig, maar dat is zeker niet altijd zo geweest. Vroeger was dit deel van het centrum -op steenworp afstand van het Binnenhof- werkelijk een gribusbuurt. De verloedering begon zo rond de jaren 50 toen winkeliers niet meer boven hun winkels woonden. De panden aan ’t Achterom (achter de Kettingstraat) hadden dichtgetimmerde ramen en rolluiken. De steeg deed vooral dienst als openbaar toilet en de winkels in de Kettingstraat verdwenen; daar kwam drugshandel voor in de plaats. Oftewel, de verloedering was compleet. Martin Bril schreef een treffend stukje over ’t Achterom. Jarenlang deed niemand wat aan de verloedering. Tot de Geste Groep begin 2000 een paar panden opkocht en het gebied begon op te knappen. De architect van het project was Eric Vreedenburgh van Archipelontwerpers. Negen winkelpanden werden gerestaureerd of herbouwd.
Gebouw Baljurk
Op de hoek kwam een compleet nieuw pand, met een glazen gevel omhuld door een voile van geweven staal: De Baljurk. Overigens zijn er ook mensen die er meer een korset in zien, maar het idee van de architect komt in ieder geval over. Hij was namelijk geïnspireerd door Gaudí en Hundertwasser en wilde iets vrouwelijks en iets anders dan anders. De vorm verwijst naar de golvende lijn van ’t Achterom (dat vroeger een meanderend beekje was) en de jugendstil gebouwen. Er was alleen één heikel punt, namelijk: de poot. Want de Welstandscommissie vond de poot rechts onderaan de Baljurk agressief en het zou een belemmering zijn voor voetgangers. De reactie van de Geste Groep was duidelijk: “Zonder poot is het net een vaatdoek. De Baljurk is als ballerina bedoeld, zonder poot blijft er niets van over.” En dus werd er een creatieve oplossing bedacht. In het nieuwe ontwerp stond het pand iets naar achter, zodat de poot op eigen grond kwam te staan. Zo vormde het geen obstakel meer.
Toegegeven, het is gewoon een winkelstraat. En niet eens een hele mooie. De straat moet het hebben van zijn geschiedenis. Het was de eerste winkelboulevard van Nederland en de eerste autovrije van Europa. Bij de opening in 1953 werd de Lijnbaan internationaal gezien als werkelijk hypermodern.
De Lijnbaan werd gebouwd na het bombardement van 14 mei 1940 dat de binnenstad volledig had weggevaagd. Na het bombardement kwamen er zo’n 200 noodwinkeltjes. In het centrum mocht namelijk nog niet gebouwd worden, omdat er eerst een nieuw bouwplan moest komen. Toen ontstond het revolutionaire idee voor de Lijnbaan. Veel ondernemers hadden twijfels over het plan. Een autovrije winkelstraat, hoe kunnen klanten je winkel dan vinden? En dan díe naam. Op de plek van de winkelstraat zat vroeger een touwslager die zijn garen spande op een lange strook grond: een lijnbaan. Waarom een hypermodern winkelcentrum vernoemen naar dit in hun ogen nederige beroep? Ondanks deze twijfels deden toch zo’n 70 ondernemers mee aan het experiment.
In 1948 kreeg het architectenbureau Van den Broek en Bakema de opdracht het nieuwe winkelgebied te ontwerpen. Zij staan bekend om hun architectuur in de stijl van het Nieuwe Bouwen; moderne gebouwen van beton, staal en glas. Hun plan voor de winkelboulevard: een brede straat voor alleen voetgangers met aan beide kanten winkelpanden van maximaal 2 lagen hoog met grote etalages. Op de bovenste verdieping komen geen woningen (zoals in traditionele winkelstraten), want wonen en werken worden gescheiden. Dus de huizen komen achter de Lijnbaan, net als een weg voor vrachtauto’s om de winkels te bevoorraden. Destijds was er veel lof voor de moderne opzet, maar in de loop der tijd veranderde dit en ontstonden er plannen om de Lijnbaan te slopen. Maar sinds 2010 is het noordelijk deel van de Lijnbaan rijksmonument. Het icoon van de de wederopbouw en Europa’s eerste autoloze winkelstraat, blijft dus te bezichtigen.
De Kaerskorf uit 1598 ziet er typisch Hollandse renaissance uit. Maar had in de 19e eeuw nog een hele andere aanblik. In het prachtige gebouw zit nu een antiekwinkeltje.
Terug naar de renaissance
In 1598 kreeg een kruikenbakker toestemming om De Kaerskorf te bouwen. Het werd een prachtig gebouw in renaissancestijl, met kenmerkende trapgevel en kruisvensters. Een paar eeuwen later, in 1839, kocht een timmerman het gebouw (voor 810 gulden). Hij koos ervoor het pand te moderniseren naar 19e-eeuwse mode… Het kreeg een lijstgevel met schuifvensters en weg was de 16e-eeuwse renaissancestijl! In 1965 restaureerden architechten Kooreman en Raue het gebouw in de oorspronkelijke 16e-eeuwse stijl. Dit dankzij de Vereniging Hendrick de Keyser die het inmiddels in bezit had. De reconstructie was mogelijk dankzij de aangetroffen bouwsporen in het pand en een tekening uit 1836 van het originele gebouw.
De Haagse Bijenkorf werd in 1926 geopend. Het is een geweldig voorbeeld van de Amsterdamse School met tal van versieringen en expressieve kleuren.
Gebouw De Bijenkorf Den Haag
In 1923 schreef De Bijenkorf een prijsvraag uit voor het ontwerp van een Haagse vestiging. De vakjury – met onder andere Berlage – vond het ontwerp van Jan Frederik Staal het best. Maar de directie vond dit niet geschikt voor een warenhuis en koos voor Piet Kramer, een bekende architect van de Amsterdamse Schoolstijl. Voor De Bijenkorf gebruikte Kramer een constructie van gewapend beton. Hierdoor hoefden de gevels geen gewicht te dragen en konden ze elke vorm krijgen die hij maar wilde. Het werden golvende gevels van baksteen, onderbroken door verticale stroken glas in koperen kozijnen. Het voorste deel aan de Wagenstraat maakte Kramer rond, waardoor het op een toren lijkt. Aan de bovenkant van de gevel zie je ronde decoraties van natuursteen die naar voren springen. Ook zie je veel sculpturen aan de gevel. Er hebben meer dan twintig beeldend kunstenaars meegewerkt aan het gebouw.
Interieur De Bijenkorf
In het interieur is maar weinig terug te zien van de oorspronkelijke details. Destijds was er een hoge, zeshoekige vide met galerijen en lichtkap. Om ruimte te winnen werd deze opgevuld tijdens een verbouwing in 1962. Ook is toen veel houtsnijwerk verwijderd. Alleen in het trappenhuis is dit bewaard gebleven. Daar zie je ook het gebrandschilderd glas nog.