Het stadsarchief van Amsterdam vind je in het gigantische gebouw De Bazel, vernoemd naar zijn architect Karel de Bazel. Amsterdammers noemen het gebouw met zijn vrolijke lagen overigens vaak De Spekkoek. Elke zondagmiddag kun je met een gids mee langs de mooiste vertrekken.
Gebouw De Bazel
In 1926 wordt het pand neergezet voor de Nederlandsche Handelmaatschappij die de handel en industrie van Nederland moet bevorderen. Het gebouw heeft maar liefst 10 bouwlagen rondom twee lichte binnenplaatsen. En nu we het toch over afmetingen hebben: die bouwlagen zijn 31 meter hoog en de zijgevel 100 (!) meter lang. De bovenste 2 verdiepingen springen iets in, waardoor de gigantische kolos toch iets minder groot lijkt. En hij heeft een hele levendige uitstraling dankzij de afwisseling van natuursteen en baksteen.
Tijdens de rondleiding kom je door de mooiste vertrekken, zoals de Schatkamer met art déco-schilderingen op de muren en de plafonds. Daar is ook de vaste tentoonstelling waar je alles te weten komt de historie van de stad. Elke zondagmiddag kun je mee met de rondleiding door het Stadsarchief Amsterdam.
Het Jachthuis Sint Hubertus op de Veluwe is een plaatje. Berlage ontwierp niet alleen het gebouw, maar ook de vijver en het interieur van het jachtslot. Alles is tot in detail op elkaar afgestemd, meubels, tegels, lampen en zelfs het bestek. Een perfect Gesamtkunstwerk (totaalkunstwerk). Je kunt een leuke rondleiding met gids volgen door het gebouw.
Botsende karakters
Berlage had een uitgesproken idee van hoe het gebouw eruit moest komen te zien en startte in 1915 vol overgave aan zijn project. De architect streefde boven alles eenheid na, in kleur, vorm en materiaal. Alleen had de steenrijke opdrachtgever, Helene Kröller-Müller, ook zo haar wensen. Dit bleek niet goed samen te gaan en leidde tot een onstuimige verstandhouding die eindigde toen mevrouw verzocht om een serre aan de zitkamer, zodat ze mooi uitzicht had op de omgeving. Dat was voor Berlage de druppel; de hele symmetrie van het gebouw werd zo doorbroken. De serre is er gekomen, maar Berlage stapte op (Henry Van de Velde maakte zijn werk af). Dit was rond 1919. Ondanks deze strubbelingen is het gebouw inderdaad een prachtig geheel geworden. Deels dwong Berlage dit ook gewoon af. De vloer onder het tafelkleed in de eetkamer bijvoorbeeld is niet afgewerkt waardoor het kleed op exact die plek moet blijven liggen. Ook schilderijen kun je zomaar niet verhangen.
Hubertuslegende
Het buitenverblijf voor de familie Kröller-Müller was in 1920 klaar. De stijl doet denken aan Engelse landhuizen, maar je ziet ook duidelijk kenmerken van Berlage terug. Zoals de (geglazuurde) baksteen en de toren die je veel ziet bij zijn gebouwen. De toren stelt overigens in combinatie met de twee langgerekte vleugels de vorm van een gewei met kruis voor. Want het was de wens van Helene om de Hubertuslegende in het ontwerp te verwerken. Berlage heeft deze legende, over de bekering van Hubertus die in zijn jeugd een fanatiek jager was, mooi tot uitdrukking gebracht. Zoals in de glas-in-loodramen boven de toch al bijzondere entree van het jachthuis.
In het Jachthuis kun je een rondleiding volgen door de vijf belangrijkste vertrekken: de hal, eetkamer, bibliotheek, theekamer en de kamer van Helene. Je hoort alles over de geschiedenis, de architectuur en de kunst in het Jachthuis.
Het Houten Huys stond lang bekend als het oudste huis van Amsterdam. Maar toen werden twee ontdekkingen gedaan…
Bouwjaar Houten Huys
Men dacht altijd dat het huis vlak na de grote stadsbrand van 1452 werd gebouwd, totdat experts besloten nader onderzoek te doen. Dankzij de jaarringen in het hout kwamen zij erachter dat de woning bijna een eeuw later is neergezet, namelijk in 1528. Daarmee raakte het Houten Huys gelijk zijn eerste plek kwijt. Want in 2012 deed een bouwinspecteur nog een andere bijzondere vondst. In een huis aan de Warmoesstraat, een van de oudste straten van Amsterdam, ontdekte hij bij toeval een houtskelet uit de late middeleeuwen. Jaarringenonderzoek op het hout bood weer uitkomst, het kwam uit 1485! Daarmee werd het pardoes het oudste huis van Amsterdam. Helaas is daar meer niets van te zien, omdat de woning in 1800 een nieuwe voorgevel kreeg.
Meer houten gebouwen in Amsterdam
Als je een kijkje wilt nemen bij deze eeuwenoude huizen, raad ik aan om bij het Houten Huys te beginnen. De woning heeft echt nog een middeleeuwse uitstraling en staat in het charmante Begijnhofje, een goed bewaard geheim midden in het centrum van Amsterdam. Aanrader is om daarna via de Warmoesstraat 90 (het echt oudste huis) naar de Zeedijk te lopen. Op nummer 1 zie je namelijk het enige andere houten gebouw in de stad, Café In ’t Aepjen. Het verhaal gaat dat daar de bekende uitdrukking ‘in de aap gelogeerd’ is ontstaan. Of dat waar is, lees je in het leuke artikel In de aap gelogeerd zijn van Historiek. En als je toch op pad bent is ook de Oude Kerk een bezoek waard, dat is namelijk het oudste gebouw van de stad.
Het Gemeenlandshuis uit begin 1500 is het oudste woonhuis van Delft. Zoals je ziet, was de eigenaar nogal rijk. Dit was te danken aan de grote bierproductie in de stad, want hij inde daar namelijk een soort belasting op. De versieringen op het gebouw verwijzen hier nog naar.
Geschiedenis Gemeenlandshuis
Destijds dronken mensen bier als water, simpelweg omdat het water te vervuild was. Jan de Huyter was pachter van hop (inde een soort belasting) en vergaarde zo een fortuin. Daarmee kon hij dit gigantische huis bouwen; de hopbelletjes op het ‘Huyterhuis’ herinneren hier nog aan. Verder kreeg het gotische huis een hoge trapgevel die bedoeld was als uitkijktoren; een absoluut statussymbool voor De Huyter. De prachtige wapens boven de toegangsdeur werden in 1645 aangebracht toen het Hoogheemraadschap van Delfland het gebouw kocht; vanaf dan het ‘Gemeenlandshuis’ genoemd. De wapens werden ontworpen door de beroemde architect Pieter Post. En let ook op de mooie vergulde zeemeerman als windvaan op het torentje. Helemaal geweldig is het riddertje naast de toegangsdeur. Die noem ik even apart, want die wordt vaak over het hoofd gezien. De oorspronkelijke dakruiter ontdekten archeologen tijdens de restauratie van 1988.
Bewoners en gasten
Het huis heeft opvallende bewoners en gasten gehad. Toen Karel V in 1541 Delft bezocht, logeerde hij in dit huis bij Jan de Huyter. De Huyter had namelijk goede relaties met het hof. Later werd het huis bewoond door Maria van Nassau, een dochter van Willem van Oranje. Maria en haar man Philips van Hohenlohe hadden maar liefst zesentwintig man personeel in dienst. Het huis werd in die tijd de Hof van den Grave van Hohenlohe genoemd.
Het Gemeenlandshuis is alleen tijdens Open Monumentendag Delft van binnen te bewonderen. De medewerkers van het Hoogheemraadschap organiseren elk jaar een leuk schouwspel.
Utrecht werd in de middeleeuwen gesierd door verschillende stadskastelen. Rond 1276 verrees stadskasteel Oudaen aan de Oudegracht. De steenrijke familie Zoudenbach liet het bouwen, maar het kwam zo’n eeuw later in handen van de familie Houdaen. Vandaar de naam van zo ongeveer oudste huis van Utrecht.
Verdediging van Utrecht
Huis Drakenburg – tegenover het stadskasteel – is overigens officieel bestempeld als oudste woning van Utrecht, maar de voorgevel daarvan is nog nieuwer dan de Neudeflat die daar pal achter lelijk staat te zijn. Terwijl Oudaen nog herkenbaar is als kasteel met zijn hoge muren, kantelen, weergang en heuse traptoren (denk alleen de grote ramen in de gevel even weg). Oudaen heeft de stad ook echt verdedigd, toen rond 1576 de Spanjaarden kasteel Vredenburg bezet hielden. Ze vuurden vanaf Vredenburg hun kanonskogels af en de Utrechters deden dat vanaf onder andere Oudaen (Utrecht won). Ter herinnering hieraan zijn enkele Spaanse kogels ingemetseld in het stadskasteel.
Tussen de houten huisjes
Maar het begon dus allemaal in de 13e eeuw. Utrecht bestond toen nog voornamelijk uit houten huisjes met rieten daken, dus dit machtige stadskasteel aan de Oudegracht viel nog meer op dan nu. Het bestond zoals vaker in die tijd uit een groot representatief hoofdhuis en een kleiner zijhuis dat veel makkelijker te verwarmen was en in de praktijk dus eigenlijk als woonruimte diende. Later werd in dit zijhuis de hoofdingang gemaakt waarboven je nu beelden van een bejaarde man en vrouw ziet. Zij verwijzen naar het Oude Mannen- en Vrouwenhuis dat in de 18e eeuw in het gebouw zat toen het niet meer in particulier bezit was. Tegenwoordig zit er een restaurant in.
Dit leuke gebouw midden op de Markt is het oudste huis van Den Bosch. Veel delen zijn nog authentiek en stammen uit de 13e eeuw.
Volgens de overlevering liet hertog Hendrik I van Brabant het huis rond 1220 bouwen. Dat is niet het gebouw dat je nu ziet. De bakstenen trapgevel is vermoedelijk uit de 14e eeuw (de zuiltjes tussen de vensters zijn nog wel 13e-eeuws). En in de jaren 60 is de gevel wel heel ingrijpend gerestaureerd, maar het blijft een waardig middeleeuws gebouw. Aan de binnenzijde vind je veel authentieke elementen, waaronder het muurwerk en de kelderbalken uit de 13e-eeuw.
Eeuwenoude lanen, sierlijke bruggetjes en natuurlijk het statige landhuis. Buitenplaats De Tempel is niet groot, maar biedt genoeg leuks voor een bezoek. En het is nog niet ontdekt door de massa!
De buitenplaats die je nu ziet, ontstond aan het begin van de 18e eeuw uit een middeleeuwse hofstede. De burgemeester van Rotterdam woonde destijds op dit mooie plekje aan de Schie. Waar komt de naam de Tempel dan vandaan? Die verwijst waarschijnlijk naar het middeleeuwse tempelen. Een ‘tempel’ was een voorwerp dat gebruikt werd om een sluis geopend te houden (in dit geval de Schie), zodat water kon worden doorgelaten.
Op de foto hierboven vallen meteen de drie liggende beelden op, ook wel bekend als Lot en zijn dochters. Zij stellen heel toepasselijk stroomgoden (riviergoden) voor. En je komt nog veel meer beelden en ander moois tegen tijdens je wandeling. Zo loop je langs de theekoepel die de toenmalige eigenaresse in 1898 liet overkomen uit China (spiek even door het raam voor de Chinese beschilderingen). En de oudste eik van Rotterdam zou hier te vinden zijn – geplant rond 1840 – met inmiddels een omtrek van maar liefst vijf meter. Nieuwsgierig geworden naar dit onontdekte pareltje? Bekijk de wandeling over Buitenplaats De Tempel (2 km) van Natuurmonumenten. PS: Op Open Monumentendag kun je het landhuis bezichtigen.
Praktische informatie
Auto: je kunt parkeren op de parkeerplaats van Buitenplaats De Tempel (gratis voor leden van Natuurmonumenten).
Trein: vanaf Rotterdam CS of Schiedam is het zo’n 25 minuten fietsen. Op beide stations zijn OV-fietsen te huur.
Hotel New York is een begrip in Rotterdam en omgeving. In de 19e eeuw vertrokken vanaf dit punt de stoomschepen naar New York. Nu is het hotel een culinaire hotspot op de populaire Wilhelminapier.
Geschiedenis Hotel New York
Het pand werd in 1901 gebouwd als hoofdkantoor van de Holland Amerika Lijn (HAL); de passagiersdienst tussen Rotterdam en New York. Er stapten zo’n half miljoen mensen aan boord van haar stoomschepen op weg naar Amerika. Er was namelijk in die tijd een massale volksverhuizing door armoede en geloofsvervolging. Overigens werd het bedrijf eerst alleen in de volksmond Holland Amerika Lijn genoemd. De eigenlijke naam was: Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij (NASM). Maar ze hebben de bedrijfsnaam officieel omgedoopt. Dat kwam misschien ook omdat de afkorting in diezelfde volksmond stond voor: ‘Neemt Alle Alle Schurken Mee!’ De landverhuizers werden namelijk gezien als lafaards, omdat ze een land in nood achterlieten en niet meewerkten aan herstel.
Het gebouw
Het gebouw is een stuk of drie keer uitgebreid; het zal je niet verbazen dat de Holland Amerika Lijn nogal goed liep. Drie architecten werkten aan het gebouw: Muller, Droogleever Fortuyn en Van der Tak. Het kreeg niet extra kantoorruimte en meerdere magazijnen, want het vervoerde namelijk ook goederen. Het resultaat: een massief gebouw met jugendstil invloeden. Aan weerszijden een torentje met groene koperen dakbedekking en op de gevels ornamenten geïnspireerd op de scheepvaart. Jaren later, rond de jaren 80 werd het gebouw bijna gesloopt – inmiddels had de scheepvaart concurrentie van het vliegtuig, omdat de gemeente hoogbouw op die plek wilde. Maar de illustere Riek Bakker (die ook de Erasmusbrug regelde) stak daar een stokje voor en zorgde dat de gemeente meebetaalde aan een hotel in het historische pand. Hotel New York werd in 1993 geopend. Zoals je ziet, is de hoogbouw er wel alsnog gekomen…
De witte, strakke villa uit 1933 werd destijds gezien als hypermodern. En sommige handige vindingen van Huis Sonneveld zou je nog steeds best in je woning willen hebben. Het huis is gebouwd voor het gezin van Albertus Sonneveld, directielid van de Van Nelle Fabriek. Het is nu een geweldige museumwoning die je kunt bezoeken met een leuke audiotour.
Architectuur Huis Sonneveld
Meneer Sonneveld laat het ontwerp van de woning maken door het architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt. Geen gekke keuze, want zij waren net klaar met de zeer geslaagde Van Nelle Fabriek waar Sonneveld directeur van de tabaksafdeling was. Geïnspireerd door de moderne fabriek wil hij een woning in dezelfde stijl. En die stijl is het Nieuwe Bouwen waarbij het draait om het gebruik van moderne materialen als beton en staal en vooral om de behoeften van de bewoners. Zij moeten veel ruimte, frisse lucht en zonlicht krijgen. De woning heeft dan ook grote ramen met uitzicht op de tuin. Brinkman & Van der Vlugt ontwerpen overigens ook de inrichting waarbij alles tot in het kleinste detail op elkaar wordt afgestemd. Op de ontwerptekeningen zijn zelfs de schilderijen op de wand al ingetekend.
Het meeste meubilair kwam van Gispen die net – niet geheel toevallig – ook het hoofdkantoor van de fabriek had ingericht. Veel originele Gispen meubels zijn nog te bewonderen in Huis Sonneveld, zoals de bekende fauteuils, tafels en lampen. Maar ook speciaal voor het huis ontworpen meubilair, zoals de eettafel met ingebouwd elektrisch belsysteem. De woning barst sowieso van de – voor die tijd – moderne snufjes. Het heeft een intercomsysteem, een verwarmd handdoekenrek in de badkamer, een lift om afgeleverde goederen naar boven te transporteren (nu ook best een luxe), en nog een kleiner liftje om hout uit de kelder naar boven te halen voor de open haard. Helemaal geweldig is de multifunctionele bank – een ontwerp van Leendert van der Vlugt zelf – die ook dient als kast, boekenplank én geluidsinstallatie. De installatie staat in verbinding met de andere kamers waardoor je overal naar de muziek kunt luisteren; streaming avant la lettre;-)
Bij je bezoek aan Huis Sonneveld kun je een gratis audiotour volgen. Je hoort en ervaart hoe modern de familie Sonneveld in hun tijd woonde. Er is ook een speciale audiotour voor kinderen beschikbaar.
Een geweldig voorbeeld van industrieel erfgoed is de watertoren uit 1882 van Dordrecht. De toren en het pomphuis zijn omgebouwd tot hotel-restaurant Villa Augustus.
Watertoren Villa Augustus
De watertoren in eclectische stijl heeft wel iets weg van een kasteel, maar heeft wel opvallend moderne torentjes. De oorspronkelijke hoektorens verdwenen namelijk toen het waterreservoir werd verhoogd. Het gebouw staat er jarenlang compleet vervallen bij als de gemeente Dordrecht in 2002 besluit het hele gebied op te knappen. En de 19e-eeuwse watertoren moet de toeristische trekpleister worden. Na enige twijfel (je moest door flink wat ellende heen kijken) besluiten de eigenaren van Hotel New York om de toren om te toveren tot hotel. Het ombouwen van de vroegere machinistenkamers tot hotelkamers is redelijk eenvoudig. Alleen de brandtrap en de lift passen niet dus die zie je nu aan de buitenkant, maar de toren kan het hebben. Van het reservoir kamers maken is lastiger; deuren en ramen worden uit de smeedijzeren koker gezaagd.
Pompstation
Tegenover de watertoren zie je een leuk pompstation uit 1942 in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid met invloeden van Dudok. Het gele gebouw heeft rechthoekige vensters, platte daken en overstekende dakranden. Allemaal typisch Dudok: recht, strak en plat. In het pomphuis vind je het restaurant en de biologische winkel. En voor het gebouw zie je de mooie moestuin. Ook vind je er kassen, een boomgaard en een Italiaanse tuin. Ze zijn geïnspireerd op de tuinen uit de renaissance en late middeleeuwen. De naam ‘Villa Augustus’ verwijst naar een gewoonte uit de tijd van keizer Augustus waarin rijke Romeinen zich terugtrokken op het platteland om te ontspannen in een ‘villa rurale’…
Hij heeft de twijfelachtige eer om de meest gesloopte architect van Nederland te zijn. Maar het woonhuis dat Sybold van Ravesteyn voor zichzelf maakte, is gelukkig nog te bewonderen. Je kunt het museumhuis bezoeken, met leuke audiotour, en er zelfs overnachten.
Achtergrond
De gebouwen van de architect werden overigens niet gesloopt omdat ze lelijk of slecht gebouwd waren. Hij had gewoon de pech om vooral praktische gebouwen te ontwerpen die na verloop van tijd gewoon niet meer zo praktisch waren. Zoals de vele stations die hij voor de spoorwegen ontwierp. Historicus Maarten van Rossem mist het mooie station van Utrecht nog elke dag. Een uitzonderlijk gebouw dat wel bewaard is gebleven, is de Inktpot. Voor dit grootste bakstenen gebouw van Nederland maakte Van Ravesteyn de constructie (hij was oorspronkelijk ingenieur). Ook Blijdorp in Rotterdam en theater De Kunstmin in Dordrecht hebben – welverdiend – de tand des tijds doorstaan.
Architectuur Huis Van Ravesteyn
Aan de buitenkant doet Huis Van Ravesteyn uit 1932 wel een beetje denken aan een charmant stationnetje van die tijd. De architect wilde geen standaardhuis en werd met zijn ontwerp zowel geliefd als verguisd. Oorspronkelijk was de architect namelijk aanhanger van Het Nieuwe Bouwen, dus moderne gebouwen van beton, staal en glas. Maar ook: recht, strak en zonder tierelantijntjes. En dit laatste liet Van Ravesteyn duidelijk los… Geïnspireerd door een reis naar Italië werd hij namelijk liefhebber van krulligere lijnen, ronde ramen en – helemaal illustratief- vreselijk kitscherig porselein. Bij het publiek maakte dit alles hem geliefd, maar veel modernistische architecten moesten niets hebben van deze vrije, speelse bouwstijl.
Dat Sybold van Ravesteyn spoorwegarchitect was, zie je duidelijk terug aan de inrichting van de woning. Zo zit al het meubilair vast aan de muren – net als in de trein – heeft het bureau opstaande randjes zodat je pennen er niet vanaf vallen en gaat de wc-deur naar binnen open (en past maar net). De plinten, kozijnen en de trapleuning zijn zelfs gemaakt in de werkplaats van de spoorwegen. En de leuke, gele bakstenen hebben we ook te danken aan de NS. De woonkamer is een combinatie van studeerkamer, eethoek en zithoek. Zo’n grote, open ruimte was revolutionair in die tijd. En doet denken aan het huis van zijn goede vriend Gerrit Rietveld (dat in dezelfde straat staat), het Rietveld Schröderhuis. Overigens is bijna alles in Huis Van Ravesteyn nog origineel, van het servies tot de passer waarmee hij zijn gebouwen ontwierp. Want de architect wist al vrij snel dat hij zijn woning wilde achterlaten als museum.
Je kunt tijdens je bezoek de audiotour volgen waarin je alle ins & outs te horen krijgt over de woning. Overigens kun je ook een nachtje blijven slapen in het bijzondere huis. Bekijk hiervoor de website Monument en bed Huis Van Ravesteyn.
Delft heeft voor zo’n kleine stad behoorlijk veelzijdige architectuur en dat is vooral te danken aan een paar getalenteerde TU-studenten. Het botenhuis van Laga uit 1926 is het duidelijkste voorbeeld van de Amsterdamse Schoolstijl in Delft. Ook bijzonder: het botenhuis was het eerste gebouw in Nederland dat speciaal werd ontworpen voor roeiers.
Bouwstijl botenhuis
Het botenhuis werd ontworpen door oud-lid Louis Kalff en Johan Hanrath. Kalff maakte bijvoorbeeld ook het logo van Philips en het markante Evoluon, Hanrath ontwierp veel landhuizen. Het botenhuis maakten ze in de stijl van de Amsterdamse School. De bouwstijl is onder andere te herkennen aan de plastische vorm en bijzondere metselwerk. Kijk bijvoorbeeld naar het trappenhuis in de vorm van een slakkenhuis en het metselwerk in Noors verband (toepasselijk want de vereniging is vernoemd naar de Noorse Godin van meren en rivieren). Alle decoraties zijn tot in de kleinste details doorgevoerd, zoals bij de vlaggenmasten. De clubkleuren rood en wit geven het pand een extra speels uiterlijk.
Speciaal ontwerp voor roeiers
Ook bijzonder: het botenhuis was het eerste gebouw in Nederland dat speciaal werd ontworpen voor roeiers. Daar werden de afmetingen dan ook op afgestemd. Zo is een verhoging gemaakt op het dakterras, zodat je de boordpalen rechtop kon zetten in het hok. En de diepte van de botenloods werd gebaseerd op een boot met acht roeiers en stuurman. In de loop der tijd is het gebouw wel wat veranderd. Vroeger was er nog een woning van de bootsman en liep er een sloot achter het gebouw. Dat is allemaal weg, maar in de jaren 90 kwam er ook wat bij: een nieuwe werkplaats voor bootherstel. Overigens is het botenhuis inmiddels te klein voor de ambities van Laga dus de roeiers willen graag verhuizen.
Het Museumpark barst van de moderne architectuur. Behalve het museum Boijmans Van Beuningen, die bouwstijl is juist traditioneel en ambachtelijk, naar Scandinavisch voorbeeld.
Gebouw Boijmans Van Beuningen
In 1928 ontwerpt stadsarchitect Ad van der Steur het gebouw. Zijn idee: geen overvolle wanden en slecht licht (zoals in het Schielandshuis waar de collectie eerst hing). En intieme ruimtes, omdat de kunst ook uit kleine ruimtes komt aangezien het vooral schenkingen van particulieren zijn. Als het gebouw in 1935 opent, wordt het meteen overladen met kritiek van andere architecten. In die periode is namelijk Het Nieuwe Bouwen in de mode: betonnen, lichte en zakelijke gebouwen zonder versieringen (pikant detail: pal tegenover het museum staan dan al tal van villa’s in die stijl). Terwijl Van de Steur kiest voor een traditionalistisch gebouw – geïnspireerd op Scandinavische architectuur – met bakstenen en zandstenen gevels. En een toren naar voorbeeld van het stadhuis van Stockholm, die alleen voor de sier wordt toegevoegd… een afschuwelijk uitgangspunt volgens de functionalisten (ter verzachting: van binnen kreeg het bergruimte).
De naam van het museum
Het begint allemaal met Boijmans, deze jurist laat zijn kunstcollectie na aan de stad Rotterdam. Leuk weetje: hij wil zijn collectie eigenlijk aan Utrecht schenken, maar die wijst hem af. En dus komt de kunst in 1849 in het Rotterdamse Schielandshuis te hangen. Maar een paar jaar later breekt er brand uit en precies op dat moment is de sleutel van de kunstopslag onvindbaar… het museum raakt in één nacht bijna zijn hele collectie kwijt. Dankzij het verzekeringsgeld kan het museum door en omdat dit zo goed loopt, staat er nu dit mooie gebouw in het Museumpark. En het Boijmans wordt de jaren erna steeds verder uitgebreid. Niet in de laatste plaats dankzij Daniël George van Beuningen die in 1958 zijn kunst schenkt aan museum.
Let op: het museum is momenteel gesloten vanwege renovatie. Maar het opent vanaf juni vijf weken lang voor een speciale kunsttoer Snakken naar Boijmans. En je kunt natuurlijk naar het gave Depot van Boijmans.
Alsof ‘ie net is geland… Het futuristische Evoluon is het bekendste gebouw van Eindhoven. Philips schonk het aan de stad ter ere van het 75-jarig bestaan van het bedrijf.
Gebouw Evoluon
Nadat Philips op de wereldtentoonstelling in Brussel indruk maakt met zijn paviljoen, wil Frits Philips een permanente expositieruimte. Tijdens een etentje met zijn rechterhand Louis Kalff komt deze ambitie weer ter sprake en het verhaal gaat dat Kalff vervolgens drie markante gebouwen tekent, waaronder de futuristisch ogende vliegende schotel. Eerder bedacht de grafisch vormgever bijvoorbeeld al het beroemde logo van Philips, maar ook het eerste botenhuis van Nederland (omdat hij zelf roeide). Bij het Evoluon wordt architect Leo de Bever betrokken en in 1966 staat de enorme betonnen koepel op zijn v-vormige poten.
Futurelab Evoluon
Het Evoluon is echt bedoeld als uithangbord van technische vooruitgang, en natuurlijk vooral die van Philips. Tot 1989 zit er een technologiemuseum in. Dit is een buitengewoon succes, vooral omdat bezoekers zelf aan de knoppen mogen zitten. Spelenderwijs krijgen ze uitleg over de telefoon, satellieten, televisie en tal van andere moderne producten. Maar later komen er meer van dit soort musea en lopen de bezoekersaantallen terug. Nu is het Evoluon in gebruik als congrescentrum. En sinds 2022 kun je ook weer naar exposities toe.
Het Evoluon is in gebruik als congrescentrum, maar het bijzondere gebouw is ook open voor publiek. Er worden tentoonstellingen en evenementen georganiseerd.
De Euromast werd in 1960 gebouwd en meteen het hoogste bouwwerk van Rotterdam. De toren werd speciaal neergezet voor de Floriade, de internationale bloemenexpo. De Euromast is nog steeds de hoogste uitkijktoren van Nederland.
Ontwerp Euromast
‘Een uitzichttoren is absoluut noodzakelijk’, aldus de organisatoren van de Floriade in 1960. Natuurlijk als letterlijk hoogtepunt voor de internationale bloemententoonstelling, maar ook als blijvende publiekstrekker. De Euromast werd ontworpen door Huig Maaskant die je misschien kent van de Pier in Scheveningen of het Rotterdamse Groothandelsgebouw. De architect zag de Euromast als de bekroning van de Rotterdamse haven en maakte daarom verschillende verwijzingen naar de scheepvaart. Zoals de vlaggenmast bovenop de toren en het kraaiennest dat naar zee wijst. Dit ‘betonnen nest’ hangt op precies 100 meter hoogte, want zo had Maaskant onderzocht: “dat is de grens waarbij men nog contact heeft met de grond, mensen en auto’s nog herkent en zich nog in de omgeving opgenomen voelt, men zit dan ’s avonds nog tussen de lichtjes, maar daarboven gaat men erover heen kijken, in de eindeloze verte.”
De fundering van de toren bestaat uit een blok beton van bijna 2 miljoen kilogram. Deze stevige constructie bleek goed van pas te komen toen in 1968 de nieuw geopende Medische Faculteit met 114 meter de Euromast voorbijstreefde. Slechts 2 jaar later werd namelijk simpelweg een toren bovenop de Euromast geplaatst waardoor de Rotterdamse trots met 185 meter weer de hoogste was. Daar ging de zorgvuldig uitgedachte 100 meter van Maaskant…
De naam
En waarom is het eigenlijk Euromast en niet Eurotoren? Was het vroeger misschien een zendmast of had het een andere functie? Maar nee, dit is een slimmigheidje. De term mast verwijst namelijk naar de scheepvaart en nog belangrijker: de term doet het internationaal goed. Niet alleen Nederlanders weten namelijk wat een mast is, ook Engelsen, Duitsers en Scandinaviërs. Het lijkt op het Pools (maszt), Frans (mât), Spaans (mastil ) en het heeft zelfs wat weg van het Russische matsjta en het Japanse masuto. Handig voor de internationale publiekstrekker die de Euromast moest worden, en nog steeds is.
Je kunt een ticket kopen voor het uitkijkplatform en de Euroscoop, maar er is ook een restaurant en er zijn zelfs twee hotelsuites, ingericht door Jan des Bouvrie. En voor de durfals, je kunt van de Euromast abseilen of tokkelen.
Toegegeven, het is gewoon een winkelstraat. En niet eens een hele mooie. De straat moet het hebben van zijn geschiedenis. Bij de opening in 1953 werd de Lijnbaan internationaal gezien als werkelijk hypermodern. Het was de eerste winkelboulevard van Nederland en de eerste autovrije van Europa.
De Lijnbaan werd gebouwd na het bombardement van 14 mei 1940 dat de binnenstad volledig had weggevaagd. Na het bombardement kwamen er zo’n 200 noodwinkeltjes. In het centrum mocht namelijk nog niet gebouwd worden, omdat er eerst een nieuw bouwplan moest komen. Toen ontstond het revolutionaire idee voor de Lijnbaan. Veel ondernemers hadden twijfels over het plan. Een autovrije winkelstraat, hoe kunnen klanten je winkel dan vinden? En dan díe naam. Op de plek van de winkelstraat zat vroeger een touwslager die zijn garen spande op een lange strook grond: een lijnbaan. Waarom een hypermodern winkelcentrum vernoemen naar dit in hun ogen nederige beroep? Ondanks deze twijfels deden toch zo’n 70 ondernemers mee aan het experiment.
In 1948 kreeg het architectenbureau Van den Broek en Bakema de opdracht het nieuwe winkelgebied te ontwerpen. Zij staan bekend om hun architectuur in de stijl van het Nieuwe Bouwen; moderne gebouwen van beton, staal en glas. Hun plan voor de winkelboulevard: een brede straat voor alleen voetgangers met aan beide kanten winkelpanden van maximaal 2 lagen hoog met grote etalages. Op de bovenste verdieping komen geen woningen (zoals in traditionele winkelstraten), want wonen en werken worden gescheiden. Dus de huizen komen achter de Lijnbaan, net als een weg voor vrachtauto’s om de winkels te bevoorraden. Destijds was er veel lof voor de moderne opzet, maar in de loop der tijd veranderde dit en ontstonden er plannen om de Lijnbaan te slopen. Maar sinds 2010 is het noordelijk deel van de Lijnbaan rijksmonument. Het icoon van de de wederopbouw en Europa’s eerste autoloze winkelstraat, blijft dus te bezichtigen.
Bij op de oplevering in 1931 was de Van Nelle Fabriek de modernste fabriek van Nederland. Dankzij de gigantische glasgevel wordt het gebouw ook wel Het Glazen Paleis genoemd. Het is het belangrijkste industriële monument van ons land en staat op de Werelderfgoedlijst. Je kunt een rondleiding volgen in de unieke fabriek.
Architecten Brinkman & Van der Vlugt
De familie Van Nelle was allang niet meer in beeld toen de wereldberoemde fabriek voor koffie, thee en tabak in 1931 werd neergezet. Cees van der Leeuw was inmiddels directeur, en hij drukte een flinke stempel op het ontwerp van de Van Nelle Fabriek. Cees van der Leeuw was geen doorsnee directeur. Hij interesseerde zich voor spiritualiteit (theosofisme) en kunst en was liever kunstschilder geworden. En hij had oog voor talent. Zo nam hij de architect Michiel Brinkman in de arm. Michiel Brinkman had de eerste schetsen al klaar toen hij plotseling overleed in 1925. Zijn zoon, Jan, stopte met zijn studie aan de Technische Hogeschool Delft en nam het werk van zijn vader over. Maar Van Der Leeuw wilde ook een ervaren architect en haalde Leendert van der Vlugt erbij. En zo ontstond Brinkman & Van der Vlugt.
Gebouw Van Nelle Fabriek
Het gebouw is ontworpen in de stijl van het functionalisme (in Nederland ook wel het Nieuwe Bouwen genoemd). Belangrijkste uitgangspunt: vorm volgt functie. Dus eerst werd -werkelijk tot in detail- het productieproces in kaart gebracht. Pas daarna werd bekeken hoe het gebouw het beste vormgegeven kon worden. Natuurlijk volgens de andere belangrijke principes: licht, lucht en ruimte. Zo kreeg het gebouw een stalen pui met veel glas (overigens gemaakt door F.W. Braat, zie het artikel over Bacinol 2). Het wordt ook wel het ‘Glazen Paleis’ genoemd. Het pand bestond uit drie aaneengeschakelde fabrieken voor koffie, thee en tabak. Elke verdieping was bedoeld voor één stap uit het verwerkingsproces: zeven voor tabak, vijf voor koffie en drie voor thee. De karakteristieke bruggen verbonden de fabriek met de pakhuizen. De bruggen waren overigens niet bedoeld voor mensen, maar om producten die aan een rails hingen droog over te brengen. Bovenop de fabriek kwam een theehuis, om bezoekers te ontvangen. Dat bedacht Van der Leeuw toen hij tijdens de bouw het mooie uitzicht opmerkte. De directie kreeg een apart kantoor. Halfrond, in tegenstelling tot de rest van het gebouw. Het management kon zo precies zien wat er op het terrein gebeurde. Gispen mocht de directievleugel inrichten.
Inrichting fabriek
Je ziet door het hele gebouw ‘paddenstoelkolommen’ van gewapend beton. Die kolommen zorgden ervoor dat de gevel niet dragend was (en dus uit glas kon bestaan) en dat er geen balken nodig waren. Licht en ruimte dus. Verder had elke kolom bevestigingsrails, zodat je makkelijk iets kon ophangen. Uniformiteit en standaardisatie stonden ook hoog aangeschreven. Niet alleen had Cees van der Leeuw oog voor talent, maar ook voor zijn medewerkers. Hij bracht extra ideeën in voor een lichte en ruime omgeving. Zo wilde hij in de glazen wanden geen horizontale spijlen op ooghoogte, want die zouden het uitzicht maar belemmeren en mensen een opgesloten gevoel geven. Ook zorgde hij voor grote sanitaire ruimtes in de fabriek. De arbeiders hadden vaak slechte woonomstandigheden en konden zich hier wassen voor het werk. Dit was overigens niet alleen belangrijk voor het welzijn van zijn medewerkers. Hygiëne was noodzakelijk voor de productie. Verder opvallend: er waren iets meer vrouwen dan mannen in dienst en om afleiding te voorkomen, waren er aparte werkvloeren én trappen voor mannen en vrouwen. De trappenhuizen in de Van Nelle Fabriek zijn opvallend mooi. Het beroemde Rotterdamse bedrijf Gispen ontwierp het chroomwerk, zoals de de trapleuningen.
Nederland barst van de mooie, historische stadhuizen, maar heeft ook moderne hoogstandjes. En dan heb je het al snel over het raadhuis van Hilversum. Je kunt een rondleiding volgen door het mooie rijksmonument.
Over het raadhuis
Het raadhuis uit 1931 is het beste en beroemdste werk van Dudok. Het wordt gezien als één van de hoogtepunten van de moderne architectuur in Nederland en kreeg ook al snel in het buitenland erkenning. Vooral de strakke gevels en het kleurgebruik vallen op. De architect ontwierp ook het interieur en koos zelfs de lettertypen uit die gebruikt worden in het gebouw.
Je kunt een rondleiding volgen door het raadhuis waarbij de gids je meeneemt langs de grotendeels nog authentieke ruimtes. Tijdens de rondleiding beklim je, bij droog weer, ook de de 47 hoge toren. Bij helder weer heb je er prachtig uitzicht.
Het gigantische Groothandelsgebouw uit 1953 werd het symbool van de wederopbouw van Rotterdam. De architecten namen The Merchandise Market in Chicago als voorbeeld.
Wederopbouwarchitectuur
Omdat veel kantoorruimte door het bombardement op Rotterdam verloren was gegaan, was het idee een bedrijfsverzamelpand te maken. De architecten Willem van Tijen en Hugh Maaskant ontwierpen het gebouw. Hun inspiratie kwam van een studiereis naar Amerika. Daar zagen zij namelijk het grootste handelsgebouw ter wereld, The Merchandise Market in Chicago. Kenmerkend is het zakelijke, repeterende gebruik van slechts glas en beton. Op 3 juni 1953 opende Koningin Juliana het Groothandelsgebouw. Het was het grootste handelsgebouw van Nederland. Het vloeroppervlak van zo’n 127.000 vierkante meter is nog steeds ruim twee keer zo veel als De Delftse Poort aan de de overkant. Het immense pand werd het symbool van de wederopbouw van de stad. Zo moest het ‘nieuwe’ Rotterdam eruit komen te zien.
Delftse Poort (rechts)
In het gebouw
In het bedrijfsverzamelgebouw zaten kantoren, magazijnen en -op de begane grond- winkels. Absoluut uniek was de autoweg. Er lag namelijk ook ín het gebouw een 1,5 kilometer lange weg om goederen af te leveren. Verder trok tijdens de bouw café Engels in het pand. In 1961 werd bioscoop Kriterion in de dakopbouw gevestigd, destijds de hoogste bioscoop van Nederland. Deze sloot in de jaren 90 zijn deuren. Het idee achter de bioscoop was dat studenten die door de oorlog hun studie niet konden afmaken hier wat extra geld konden verdienen.
Op de Veluwe midden tussen de bossen en heidevelden schittert een enorme, grijze kolos. Alsof je in een sf-film bent beland. Het voormalige zendstation Radio Kootwijk is een van de meest spraakmakende gebouwen van Nederland.Het is alleen te bezoeken met gids, een aanrader!
Hoofdgebouw Radio Kootwijk
Vanaf deze locatie was sinds 1923 radiocontact met Nederlands-Indië. Bewust in the middle of nowhere omdat hier maar weinig storende invloeden op het zendverkeer waren. Architect Julius Luthmann maakte het spectaculaire, betonnen gebouw in art-decostijl. En zelfs bij zo’n gevaarte is het goed om op de details te letten. Vanaf de zijkant van het gebouw zie je namelijk dat de vorm is geïnspireerd op een Egyptische sfinx. Denk bijvoorbeeld aan de sfinx van Gizeh. En boven de entree tref je twee subtiele sculpturen. De Nederlandse en Aziatische vrouw met beiden hun handen achter hun oren verwijzen naar de functie van het gebouw. Aan de achterzijde van het pand verbeeldt de adelaar de vlucht van het geluid.
In de imposante zenderzaal stond vroeger de zendapparatuur. De metershoge ramen met zicht op de heidevelden zorgen weer voor een surrealistisch beeld. Dat dachten de makers van de Amerikaanse film Mindhunters waarschijnlijk ook, want zij kozen Radio Kootwijk in 2004 als filmset. Leuk om te weten: zij lieten het plafond aanpassen om de akoestiek te verbeteren; sindsdien wordt de zenderzaal regelmatig als (piano)concertzaal gebruikt. Vanaf het balkon heb je het mooiste zicht op de ruimte. En let ook hier weer op de details. De architect maakte namelijk bewust een foutje in de vloer…want “alleen God maakt geen fouten”, aldus Luthmann.
De opkomst van satellietverbindingen in jaren 70 betekende het begin van het einde van het zendstation. Eind 1998 ging Radio Kootwijk definitief uit te lucht. Overigens is het een geluk dat het gebouw er nog staat. De Duitsers hadden het eerder, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, geprobeerd te slopen nadat ze het de jaren ervoor gebruikten voor de communicatie met hun onderzeeboten. Gelukkig was het Radio Kootwijk makkelijk bestand tegen de (212 meter hoge!) zendmast die ze erop lieten vallen, en kunnen we nu nog steeds van het monumentale pand genieten. Je kunt Radio Kootwijk bezoeken met een leuke rondleiding van Staatsbosbeheer. Je komt dan niet alleen in het hoofdgebouw, maar ook in de mooie watertoren, het pomphuisje en je ziet het vervallen voormalige pension, destijds het ’tehuis voor ongehuwde ambtenaren’.
Tijdens de rondleiding van Staatsbosbeheer kom je niet alleen in het hoofdgebouw, maar breng je ook een bezoek aan de mooie watertoren en de monumentale pomphuisjes. Daar hoor je bijvoorbeeld dat de watertoren nog steeds wordt gebruikt! Namelijk door de brandweer als er een grote natuurbrand is. En je hoort natuurlijk alles over de functie van de toren in vroeger tijden. De gids neemt je daarna mee door het hoofdgebouw en vertelt je alles over de historie en architectuur van het markante pand.
Het beroemde Rietveld Schröderhuis is een meesterwerk van Gerrit Rietveld voor de geheime liefde van de architect, Truus Schröder. Ze hadden allebei uitgesproken, slimme ideeën en dat zie je duidelijk terug in het huis. Je kunt een leuke audiotour volgen door de bijzondere woning dat het zelfs heeft gehaald tot de Werelderfgoedlijst.
Architectuur Rietveld Schröderhuis
Het Rietveld Schröderhuis uit 1924 is het eerste complete woonhuis dat de bekende architect ontwerpt. De woning wordt gezien als het architectonisch hoogtepunt van De Stijl waar Rietveld lid van is. Het motto van deze kunstenaarsgroep: goede kunst is recht en hoekig en heeft alleen primaire kleuren. En dit zie je dan ook duidelijk terug. Maar het Rietveld Schröderhuis zit vooral heel slim in elkaar en heeft de meest leuke, praktische oplossingen. De bovenverdieping bijvoorbeeld is één grote kamer (afgezien van de badkamer en het toilet) maar met een systeem van verschuifbare wanden kun je hier aparte kamers van maken. De brievenbus is van glas, waardoor je meteen ziet of er post ligt, en de keuken heeft een boodschappenluik naar buiten. En het mooiste gebaar van Rietveld: in de slaapkamer zie je een piepkleine lade voor het kammetje van Truus, zodat ze daar nooit meer naar hoeft te zoeken. Verder zullen je de grote ramen opvallen, die overigens volledig open kunnen want contact met buiten is erg belangrijk. Ook maakt Rietveld al het interieur zelf, dus je ziet bijvoorbeeld zijn beroemde rood-blauwe stoel en zigzagstoel.
Rietveld en Schröder
Mevrouw Schröder heeft overigens zelf ook eigenzinnige ideeën die je terugziet in het ontwerp. Ze wil namelijk leven en niet geleefd worden en dit betekent sowieso een sobere woning. En ze wenst zoveel mogelijk op de eerste verdieping te wonen, want daar heeft ze een mooi uitzicht over het polderlandschap (dat er toen nog was, nu kijk je uit op een viaduct…). Bovendien voelt ze zich beter als ze “los van de grond komt”. De verstandhouding tussen architect en opdrachtgeefster – net weduwe – blijft overigens niet zakelijk. Ze krijgen een relatie en op het moment dat Rietveld’s vrouw overlijdt, trekt hij bij Truus in en blijft er wonen tot zijn overlijden.
Je kunt een leuke audiotour doen door het huis. Wel laten ze maar 12 bezoekers tegelijk naar binnen, dus reserveer (ruim) van tevoren. Tijdens je bezoek krijg je ook een demonstratie van de ingenieuze schuifbare wanden waardoor de woning steeds anders ingedeeld kan worden.
Dankzij de imposante hal met prachtige bakstenen bogen lijkt het wel of je binnenkomt in een kathedraal. Het voormalige postkantoor uit 1924 werd omgetoverd tot bibliotheek. Er zijn bijna duizend boekenkasten en meer dan driehonderd studieplekken, en je vindt er ook een filmzaal, theater en eetbar. Je kunt een leuke rondleiding volgen door de bibliotheek.
Gebouw bibliotheek Neude
Het is moeilijk voor te stellen als je de huidige servicepunten ziet, maar vroeger moesten postkantoren grandeur uitstralen. En dat doet die van het Utrechtse postkantoor nog steeds, maar nu als bibliotheek. Bij binnenkomst stap je meteen in de grandioze hal met zijn paraboolvormige bogen van gele baksteen. De architect, Joseph Crouwel, nam het Rotterdamse postkantoor als voorbeeld, koos voor een ontwerp in Amsterdamse Schoolstijl en maakte een Gesamtkunstwerk van het gebouw. Oftewel, je kijkt er je ogen uit. Vooral leuk zijn de details die verwijzen naar het postkantoor, zoals de stenen postduiven, maar ook de giraffehalzen met posthoorns die als boegbeelden van vikingschepen uit de wand komen. En niet te missen, de zwarte beelden in art-decostijl van Hendrik van den Eijnde. Deze mensfiguren stellen de werelddelen voor en symboliseren de gedachte dat post mensen en landen met elkaar verbindt (het beeld in het midden stelt Handel en Welvaart voor, maar dat is vooral gemaakt om aan een even aantal te komen). Overigens hebben de Utrechters de beelden – en de leeuwen bij de ingang – betaald, omdat het budget op was: crowdfunding avant la lettre.
Let in de toch al opvallende publiekshal ook op de gave klok, gemaakt door de Porceleyne Fles uit Delft. Maar niet alleen in de hal word je verrast door mooie kunst en leuke details. Loop ook zeker langs het ‘Testbeeld’ bij de roltrap, het ‘Alfabet’ in het trappenhuis en het ‘Boekenhuis’ op de kinderafdeling. Of lekker duurzaam, de fietsen om je mobiel mee op te laden op de mooie studiezolder.
De beroemde architect Berlage zag het Kunstmuseum (voorheen Gemeentemuseum) in Den Haag als zijn meesterwerk. En velen met hem.
Gebouw Kunstmuseum
Voor het ontwerp van het museum werkt Berlage nauw samen met directeur Enno van Gelder. Zij vinden allebei dat het gebouw uitnodigend moet worden, niet gericht op de elite maar voor iedereen. Bezoekers moeten in alle rust van de kunst kunnen genieten en dat idee is geweldig doorgevoerd. Om te beginnen heeft het museum een lange glazen pergola naar de entree, zodat bezoekers de drukte letterlijk achter zich laten en zich helemaal kunnen onderdompelen in de kunst. De zalen zijn niet te groot en verschillen in formaat wat museummoeheid moet voorkomen. En de deuren van de zalen zitten niet recht tegenover elkaar om bezoekers niet op te jagen door te gaan. En om ze echt te laten verdwalen in de kunst, heeft het gebouw geen duidelijke plattegrond.
Het hoogtepunt van het gebouw is de monumentale hal. Met de moderne, felle kleuren rood, geel en groen die sterk afsteken tegen de witte muren. In elke zaal schijnt natuurlijk daglicht, voor die tijd heel innovatief. Dankzij de glazen vensters met lamellen in het dak is de lichtinval goed te regelen. Ook is er een lunchroom, tegenwoordig normaal, maar de gemeente zag het destijds als ‘ongewenste frivoliteit’. Maar de heren vonden toch dat dit rustpunt er moest komen. Het museum werd in 1935 geopend. Helaas heeft Berlage zelf het eindresultaat nooit gezien; hij overleed een jaar voor de oplevering. Zijn schoonzoon Emil Strasser, met wie hij de bouw begeleidde, maakte het gebouw af.
Berlages meesterwerk
Het museum lijkt een willekeurig geheel, maar Berlage heeft alles tot in de puntjes op elkaar afgestemd. Hij vond symmetrie en verhoudingen juist heel belangrijk. In het hele gebouw komt bijvoorbeeld dezelfde maateenheid van 11 centimeter terug. Zoals in de kenmerkende gele baksteen die Berlage voor dit gebouw liet maken. Het gebouw rust overigens stiekem op een betonskelet wat speels gemetselde bakstenen mogelijk maakt. Ook heeft het gebouw ritmisch verspringende gevels en daken. Hieraan zie je dat de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright een grote inspiratiebron is. De vormen van de gevels zijn bepaald door de inrichting van het museum, want het gaat natuurlijk om wat er binnen te beleven valt.
De Koopmansbeurs geldt als een van de hoogtepunten van de Nederlandse architectuur. Het gebouw uit 1903 oogt zowel groots als sober.
Gebouw Beurs van Berlage
Vooral de strakke stijl en functionele bouw zijn modern. De bakstenen gevels zijn vlak en hebben aan elke zijde hun eigen karakter. De gevel aan het Beursplein is monumentaal met drie porten en een robuuste toren, geïnspireerd op een kerktoren, maar ook op Italiaanse middeleeuwse raadhuizen. De gevel tegenover het Centraal Station is juist open, met geveltoppen en torens. De lange zijgevel dankt zijn levendige ritme aan de vele vensters.
Inrichting beursgebouw
Berlage maakt van het beursgebouw een Gesamtkunstwerk, een samenspel van diverse kunsten. En dus brengen vele kunstenaars in het gebouw versieringen aan, zoals Jan Toorop, Mendes Da Costa, Richard Roland Holst. Wel zijn de ornamenten ingetogen. Eenheid en eerlijkheid van de gebruikte materialen en de constructie zijn belangrijk voor de architect. Binnen zijn bijvoorbeeld de ijzeren kappen van de beurszalen in het zicht gehouden. De beursgangers waren destijds overigens weinig gecharmeerd van het avant-gardistische karakter van de Beurs. De vele rauwe ongestucte baksteenmuren bevielen zelfs zo slecht dat men er wandkleden voor hing.
Berlage, een overtuigd socialist, heeft alles ruim opgezet. Hij gelooft namelijk dat het kapitalistische systeem binnenkort zal instorten en heeft zijn beurs zo ontworpen dat het na de revolutie als gemeenschapshuis kan dienen… En zijn wens is (deels) uitgekomen, tegenwoordig zijn in het gebouw congres-, en vergaderruimtes te vinden, zijn er concerten te beluisteren, kan er gegeten en gedronken worden en vinden er tentoonstellingen plaats.
Zoiets als Het Schip zie je niet vaak. Het gebouw heeft daadwerkelijk de vorm van een schip en barst van de uitbundige versieringen. Het is een wooncomplex, maar er zit ook een leuk museum in. Museum Het Schip organiseert talloze activiteiten, zoals rondleidingen door het gebouw, lezingen, wandelingen, fietstochten en workshops.
Gebouw Het Schip
Het Schip wordt gebouwd tussen 1914 en 1921 als wooncomplex voor arbeiders. De architect Michel de Klerk is een belangrijk gezicht van De Amsterdamse School en dat zie je duidelijk terug. Het Schip heeft een uitbundige stijl, met veel baksteen, versieringen en expressieve kleuren. Bij het ontwerp draait het vooral om het uiterlijk, functionaliteit staat op de laatste plaats. Zo zijn er balkonnetjes die je niet kunt gebruiken en bijvoorbeeld een totaal nutteloze hoge toren. Maar allemaal even mooi met geweldige details, zoals een vogel van baksteen of een bakstenen sigaar op de hoek van de gevel.
De woningen zijn van alle gemakken voorzien en worden dan ook onthaald als ‘paleizen voor arbeiders’. Dat is ook niet gek, want in die tijd woonden veel arbeidersgezinnen in donkere, kleine krotwoningen. Tijdens de industriële revolutie was er namelijk ongekende woningnood in de stad (het is kennelijk van alle tijden). De revolutionaire Woningwet van 1901 maakte een eind aan de erbarmelijke woonomstandigheden. De overheid ging onder andere leningen verstrekken aan woningbouwverenigingen om huizen te laten bouwen waaraan we ook het geweldige Schip te danken hebben.
Je kunt naar tal van activiteiten in Museum Het Schip. Aanrader is het rondje Schip met een gids. Je hoort dan alles over de (ontstaans)geschiedenis van het Schip, de architect en de leuke details die hij in het gebouw heeft verwerkt.
Het Rotterdamse stadhuis heeft een heel andere stijl dan de meeste andere stadhuizen in Nederland, met Byzantijnse en Romaanse invloeden.
Als een van de weinige gebouwen in het centrum, overleefde het stadhuis van Rotterdam het bombardement van mei 1940. Het prachtige pand werd zo’n twintig jaar ervoor gebouwd. Henri Evers maakte het ontwerp en won daarmee de uitgeschreven prijsvraag; enigszins omstreden want hij was goed bevriend met de burgemeester. Maar dat mag de pret niet drukken, want het is een geweldig pand geworden.
De bouwstijl wordt omschreven als eclectisch (een combinatie van verschillende neostijlen) met Byzantijnse en Romaanse invloeden. Het symmetrische gebouw heeft vier vleugels die zijn gebouwd rondom een prachtige binnentuin (een verborgen plekje in de stad!). De mooie kleur dankt het aan de gevels van zandsteen. Op de trapgevel zijn de gemeentewapens van alle Rotterdamse deelgemeenten te zien, met in de midden de stedenmaagd. Het stadhuis barst sowieso van het beeldhouwwerk, dit moest de geschiedenis van wereldhavenstad uitdrukken. Zo zie je boven het balkon de personificaties van Ondernemingsgeest, Beleid, Betrouwbaarheid en Volharding. Op de toren van ruim 70 meter hoog (inmiddels maar een kleintje voor Rotterdamse begrippen) prijkt een gouden vredesengel.
Het gebouw aan de mooie Lange Voorhout valt nogal uit de toon bij de historische buurpanden. Toch is het gebouw bijzonder, en er zijn leuke details in verwerkt.
Architectuur
Het ambassadegebouw kwam in 1959 op de plek te staan van het deftige Hotel Paulez (dit hotel ging verloren tijdens het bombardement op Bezuidenhout). De inwoners van Den Haag vonden het moderne pand totaal niet passen bij zijn statige buren aan de Lange Voorhout. Het is tot op de dag van vandaag het zwarte schaap van de familie. De ambassade werd ontworpen door de Hongaars-Amerikaanse Marcel Breuer, die ontwierp in de stijl van Het Nieuwe Bouwen. Bij deze stroming staat functionaliteit voorop; een gebouw moest vooral praktisch zijn. Daarom was het uitgangspunt ‘vorm volgt functie’. Dus de architecten basereen het ontwerp van een gebouw op het gebruik ervan. Je herkent de bouwstijl aan de rechte hoek, de platte daken, de stalen raamkozijnen en het totale gebrek aan decoratie. Breuer ontwierp bijvoorbeeld ook de Rotterdamse Bijenkorf in deze stijl (daar veel meer op z’n plek).
De ambassade is gemaakt van gewapend beton en de gevels zijn bedekt met kalksteen. En misschien was het je al opgevallen…Breuer was gefascineerd door de trapezium-vorm. Bijna geobsedeerd, want je ziet deze werkelijk overal terug. De kalkstenen platen, de ramen, de vloeren, de pilaren, en zelfs de deurklinken hebben deze vorm. Maar ook de deur naar het balkon, met als gevolg een hele onhandige, smalle deuropening. Niet echt functioneel zou je zeggen. De verklaring die ik daarvoor kreeg tijdens een rondleiding door het gebouw was even simpel als geniaal: “vorm volgt functie, maar niet altijd”. Onderin de balkondeur zit een kleine opening. Het verhaal gaat dat een ambassadeur dit luikje liet maken voor zijn (niet al te grote) hond.
Inrichting
Aan de inrichting hebben de Amerikanen al die jaren weinig gedaan, het heeft een oubollige, jaren 50 look. Met veel donker hout en aftandse vloerbedekking. Ze namen wel veel, heel veel, beveiligingsmaatregelen. Het zal je misschien verbazen, maar Breuer had een open gebouw voor ogen. De open delen hebben de Amerikanen vakkundig afgesloten en voorzien van tralies en hekken die nu de ambassade verhuisd is, gelukkig weer kunnen verdwijnen.
Dit is het grootste bakstenen gebouw van Nederland! Vanwege zijn vorm vooral bekend als De Inktpot. Het gebouw uit 1921 is al helemaal uniek omdat er een ufo op het dak ligt.
Gebouw De Inktpot
Eind 1918 krijgt George van Heukelom de opdracht om een nieuw kantoor voor de spoorwegen te ontwerpen. Hij werkt dan al een tijd voor de spoorwegmaatschappij en heeft al wat stationsgebouwen ontworpen. De architect raakt steeds meer geïnspireerd door Berlage en zijn rationalisme en dat zie je aan de Inktpot duidelijk terug. Bijvoorbeeld door de ritmische gevels en de gebruikte, traditionele bouwmaterialen. Vanwege de Eerste Wereldoorlog zijn bouwmaterialen schaars, maar daar gat Van Heukelom creatief mee om. Zo gebruikt hij voor de fundering 21 kilometer aan oude spoorstaven. Zijn werkgever helpt ook een handje mee want de NS koopt namelijk twee steenfabrieken, een houtbedrijf, drie schepen en een Limburgs bos (alsof het niets is). Zij leveren vooral hout, en natuurlijk bakstenen want je wordt niet zomaar het grootste gebouw van baksteen: het zijn er 22 miljoen!
Ufo
Het was je misschien al opgevallen: er ligt op een grote ufo op het dak van de Inktpot. Die zat niet in het originele ontwerp. Het kunstwerk werd toegevoegd tijdens het festival Panorama 2000, waarbij verschillende kunstwerken door heel Utrecht waren te zien. De ufo werd ontworpen door Marc Ruygrok, en was het enige kunstwerk dat na het festival mocht blijven; het werd gekocht door Prorail.
Buurpanden Inktpot
Officieel heet de Inktpot overigens Hoofdadministratiegebouw III. Oftewel…naast dit derde administratiekantoor van de NS waren er nog twee. En die zie je vlak naast de Inktpot. Vooral Hoofdgebouw IIuit 1895 is prachtig. Het heet officieel Tulpenburgh en is ontworpen in uitbundige neorenaissancestijl door Jacob Frederik Klinkhamer. Gebouw I en II zijn via een voetgangersbrug met elkaar verbonden.
De Inktpot bezichtigen
Adres: Moreelsepark 3, 3511 EP Utrecht
Het gebouw is in gebruik van ProRail en alleen van buiten te bezichtigen. Soms is de Inktpot te bezoeken op Open Monumentendag.
Het is nu maar een kleine jongen in Rotterdam, maar in 1898 was het Witte Huis de eerste wolkenkrabber van Nederland. Het was voor die tijd ongekend hoog: 43 meter.
Architectuur Het Witte Huis
Volgens sommigen is het niet alleen de eerste wolkenkrabber van Nederland, maar ook van Europa. Maar meestal wordt deze titel wordt toegekend aan de Boerentoren in Antwerpen. Die werd pas in 1931 gebouwd, maar was wel veel hoger (87,5 meter) dus het ligt een beetje aan je definitie van wolkenkrabber. Het idee voor Het Witte Huis kwam van de broers Gerrit en Herman van der Schuijt. Een van hen had het fenomeen wolkenkrabber ontdekt tijdens een zakenreis in New York. Ze gaven Willem Molenbroek de opdracht om het gebouw van elf verdiepingen te ontwerpen, naar Amerikaans voorbeeld. Maar het werd een bakstenen toren in plaats van een staalconstructie zoals in Amerika gebruikt werd. De buitenmuren van het torenhuis in jugendstil werden gemaakt van 100.000 (!) wit geglazuurde stenen.
In Nederland werd destijds niet hoger gebouwd dan vijf verdiepingen. De bouw van dit gigantische gebouw verliep dan ook niet geheel vlekkeloos. Tijdens het heien stortte een naastgelegen pand in. De oplossing was simpel, want dat gebouw werd gewoon afgebroken en de grond werd vanaf dat moment ook voor Het Witte Huis gebruikt. De wolkenkrabber avant la lettre was al binnen een jaar klaar. En van alle gemakken voorzien: het had een centrale verwarming, elektrisch licht, een telefooncentrale én een lift naar het uitkijkplatform op het dak. Op de gevel zie je zuilen, bloemmotieven en gevleugelde draken (bij de twee hoektorens). En op de eerste verdieping vijf beelden, met elk een eigen thema: zeevaart, vooruitgang, landbouw, nijverheid en handel. Er waren oorspronkelijk zes beelden, maar ‘arbeid’ is verloren gegaan tijdens het bombardement. Verder is het gebouw redelijk ongeschonden uit de oorlog gekomen.
Waardering
Het Nederlandse architectenblad Architectura schreef pal voor de opening van Het Witte Huis: ‘Die grote kolossen, al het andere overschreeuwend, zijn niet geschikt om een straat te versieren. […] ’t Is te hopen dat wij in ons land van dergelijke Amerikaansche produkten verschoond mogen blijven; ze mogen ze in Amerika mooi vinden, wij doen dit allerminst.’ Architecten vonden het dus niets, maar Rotterdammers vonden het geweldig. Ze reageerden heel enthousiast op ‘hun wolkenkrabber’ en stonden in de rij voor een uitstapje met de lift naar het dakterras. En het gebouw wordt nog steeds gewaardeerd. Inmiddels staat het in de Top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Het Witte Huis bezoeken
Wijnhaven 3 3011 WG Rotterdam
Op de begane grond zit Grand Café Het Witte Huis. En op speciale dagen is het dakterras open voor publiek, bijvoorbeeld tijdens de Rotterdam Architectuur Maand.
Veel Hollandser dan het gebied rond Slot Loevestein wordt het niet. Het kasteel ligt tussen de Maas en de Waal, in het drassige Munnikenland. Een strategische plek voor het robuuste slot.
Bouw van het slot
Toen ridder Dirk Loef van Horne zijn kasteel wilde laten bouwen, maakte hij gelijk al handig gebruik van de strategische ligging bij de twee grote rivieren. Hij besloot namelijk om illegaal tol te heffen waardoor hij in 1361 genoeg inkomsten had om zijn kasteel te laten bouwen. Nadeel van deze manier van tolheffing? Als de graaf van Holland erachter komt, ben je je kasteel meteen weer kwijt. Het verdedigingswerk op de grens van Holland en Gelre wil de graaf natuurlijk ook gewoon zelf bezitten. Vanaf 1372 is het dan ook in grafelijke handen.
Zaaltorenkasteel
Het compacte kasteel heeft 2 hoektorens en een poorttoren. Bij kastelen heb je het bijna nooit over de bouwstijl (dit in tegenstelling tot kerken, waarbij al snel wordt gesproken over een gotische of juist romaanse kerk). Wat wel valt te zeggen is dat het bij Slot Loevestein gaat om een ‘compact zaaltorenkasteel’ met een aaneenschakeling van aan elkaar gebouwde vierkante torens en rechthoekige zalen.
Staatsgevangenis
Vanaf 1572 wordt het kasteel versterkt. In die periode is het slot in opdracht van Willem van Oranje ingenomen door de geuzen. Rondom het kasteel worden vestingwallen aangelegd en daaromheen een gracht gegraven. Binnen de vestingwallen wonen soldaten. En het kasteel blijkt heel geschikt als staatsgevangenis. Er worden geen criminelen vastgezet, maar politiek en religieus andersdenkenden (het waren andere tijden…). De bekendste gevangene was natuurlijk Hugo de Groot die in 1621 ontsnapte via een boekenkist, een list bedacht door zijn vrouw. Hierdoor kreeg ook Slot Loevestein grote bekendheid.
In het kasteel, de voorburcht en het soldatendorp kom je meer te weten over de geschiedenis van deze leuke plek. In het kasteel zijn tentoonstellingen, je kunt een kijkje in een soldatenhuisje en het museum bezoeken.
In 1858 werd dit stadspaleis gebouwd voor een Haagse baron. Zo’n 20 jaar later werd het een super de luxe hotel en dat is het nu nog steeds. Er verbleven al tal van beroemde gasten.
Eerst een feestpaleis
Het paleis werd gebouwd voor de heer Willem D.A.M. Baron van Brienen van de Groote Lindt en Dortsmunde. Hij was toen kamerheer van koning Willem III, in die tijd een erebaantje voor de adel. De baron woonde op landgoed Clingendael. Mooi, maar lastig te bereiken voor zijn gasten. En dus liet hij – voor anderhalve ton puur goud- dit feestpaleis bouwen in het centrum van Den Haag. Voortaan gaf hij hier zijn feesten. De Nederlandse architect Arend Rodenburg kreeg de opdracht om het riante paleis te bouwen. Het stadspaleis beschikte over een binnenhof, privé-verblijven, bediendekwartieren, een balzaal, maar ook stallen en een hooischuur. En niet te vergeten, een brede entree zodat je met je koets naar binnen konden rijden én keren. Dan werd je niet nat bij het uitstappen.
Super de luxe hotel
Na de dood van de baron werd het in 1881 een hotel. Het kreeg dezelfde naam als het beroemde hotel in Batavia om zo reizigers uit Nederlands-Indië te trekken. Daarom werd ook het wapen van Batavia aangebracht. Je ziet dit nog steeds op de koepel boven de entree. Toen al was het hotel het toppunt van luxe. Het had 120 kamers met op elke verdieping een badkamer. In die tijd ongekend! En het zat vol vernieuwingen. Het hotel kreeg wastafels met koud én warm stromend water en een bad. Iedere kamer kreeg een telefoonverbinding met de receptie. En er kwam een lift die werkte op druk van de duinwaterleiding. In 1925 had het hotel nog een primeur: het kreeg een gigolo, toen nog een onschuldige danser voor alleenstaande vrouwen. Het hotel nam de feestcultuur van de baron namelijk over; er waren destijds heel wat grootse feesten en exclusieve banketten.
Rampjaren
1931 was het jaar des onheils voor het hotel. De ballerina Anna Pavlova overleed aan een longontsteking in het hotel. En een paar maanden veranderde het gebouw bij een heuglijke gebeurtenis in een ravage. Op 2 augustus vierde Koningin Emma haar 73e verjaardag. Het hotel hing een feestelijke E met een kroontje voor het raam. Er ontstond kortsluiting, een grote brand en het gebouw liep veel schade op. Om het tij te keren, heeft het management bij het herstel hiervan gelijk een extra verdieping op het hotel geplaatst. Ook ten tijde van de Wereldoorlogen had het hotel het zwaar. Tijdens WOI ging Hotel des Indes zo wat failliet, maar gelukkig werd het hotel gekocht door de Staat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het hotel gebruikt als ontmoetingsplek voor de Duitse bezetter, maar het moedige management bood tegelijkertijd onderdak aan Joodse onderduikers in de duiventil op het dak. Zij hebben de oorlog allemaal overleefd. Rond 1970 ging het hotel (weer) bijna failliet en dit keer verkocht de overheid het pand. Daarna heeft het verschillende eigenaren gehad. In 2005 en 2006 werd het gebouw weer geheel gerenoveerd en pas toen is de gevel geel geschilderd.
Beroemde hotelgasten
Je kunt geen artikel over Hotel des Indes schrijven zonder de beroemde gasten te noemen die er verbleven. Zoals danseres en vermeend spion, Mata Hari. En bijvoorbeeld:
In de categorie politiek: Roosevelt, Eisenhower, Churchill, Blair, Mitterrand en Chirac.
Artiesten: Michael Jackson, Prince en Josephine Baker (met haar pleegaap voor wie ze een aparte kamer huurde).
Schrijvers: Simon Carmiggelt, Hugo Camps en Thomas Mann.
De Winkel van Sinkel staat bekend als het eerste warenhuis in Nederland. Het filiaal in Utrecht uit 1839 was een waar winkelpaleis. In het historische pand is nu een café-restaurant gevestigd.
Het gebouw
Het begint in 1824 met de aanschaf van Huis Blijdestijn. Later kan Anton Sinkel ook een paar naastgelegen panden kopen en creëert hij zijn Utrechtse winkelpaleis. Pieter Adamas ontwerpt het gebouw en kiest voor neoclassisistische stijl, om precies te zijn neo-grec, waarbij dus wordt gekeken naar de Griekse bouwkunst. En dan kijk je bij de Winkel van Sinkel al snel naar de vier enorme zuilen van gietijzer (kariatiden) in de vorm van vrouwen.
De zuilen worden in Engeland gemaakt en komen met de boot naar Utrecht; ze werden spottend wel de Britse hoeren genoemd. En ze zijn nog niet zo makkelijk om te te plaatsen. Vanaf de werf moeten ze naar boven getakeld worden, maar bij de laatste gietijzeren vrouw gaat het mis; de stadskraan begeeft het en valt met vrouw en al de Oudegracht in. De honderd jaar oude stadskraan overleeft dit helaas niet, maar de zuil wel en is later alsnog naar boven getakeld. En niet alleen de gevel, ook het interieur straalt klasse uit. Let bijvoorbeeld op de mooie galerij en het enorme daklicht. De wenteltrap die je ziet is overigens nieuw, maar past mooi in de stijl.
Als het gaat om art nouveau in Den Haag, heb je het al snel over het Huis van Lorrie uit 1896. Het is een van de vroegste Nederlandse voorbeelden van de art nouveau stijl.
Architectuur Huis van Lorrie
De architect-aannemer J.P.J. Lorrie liet twee smalle oudere panden verbouwen tot een woonhuis voor hemzelf. De begane grond werd gebruikt als kantoorruimte en de bovenverdiepingen als woonruimte. Plek zat, met zo’n 400 vierkante meter. Vooral de voorgevel van het gebouw is bijzonder: die bestaat uit twee bouwstijlen. Links zie je de neogotische stijl en rechts jugendstil. Over de reden hiervan gaan verschillende verhalen. Volgens de familieoverlevering wilde Lorrie laten zien wat hij allemaal in zijn mars had; dit huis was zijn visitekaartje. Maar het kan ook goed zijn dat het linkerpand al neogotisch was en dat Lorrie de gevelversieringen in die stijl heeft behouden. Hoe dan ook, de gevel ziet er fantastisch uit.
Bijzondere details
Waarschijnlijk liet Lorrie zich inspireren door Brussel en Parijs, waar hij vaak kwam. Je ziet een erker met glas-in-loodramen en prachtige gevelversieringen. Zo heeft het huis zo ongeveer de opvallendste brievenbus van Den Haag: een liggende poes in sierlijke koperen krullen. Meer jugendstil kan bijna niet. Die kenmerkende sierlijke lijnen zie je overal terug in het gebouw, zoals in het ijzerwerk van de voordeur. Neogotische details zijn bijvoorbeeld de waterspuwers en gevleugelde honden. Lorrie ontwerpt ook het interieur, bijvoorbeeld alle inbouwkasten, spiegels en plafonds. En omdat het huis al die tijd in de familie is gebleven, is het interieur grotendeels bewaard gebleven. Dat is absoluut uniek, zelfs de meubels staan veelal nog op hun oorspronkelijke plek. En revolutionair in die tijd: als een van de eerste woonhuizen had het centrale verwarming en warm water uit alle kranen.
Het Koninklijk Theater Carré is legendarisch; je telt pas echt mee als artiest wanneer je hier hebt opgetreden. Oorspronkelijk was het een circus en dat zie je duidelijk terug.
Gebouw Carré
Het rondreizend circus van de familie Carré was in 19e-eeuws Amsterdam ontzettend populair. Daarom wilde Oscar Carré ook hier een permanent circus, net als in Wenen en Keulen. In Amsterdam bestond dit eerst uit een houten circustent aan de Amstel. In 1887 werd die vervangen door het ‘Steenen Circus van Carré. De stijl van het gebouw is neoclassicistisch met veel verwijzingen naar het circus, zoals clownshoofden, leeuwenkoppen en paarden. Het circus in Keulen diende als grote inspiratiebron, met als hoogtepunt de koepel van 35 meter; toen waarschijnlijk de grootste overspanning van Europa. De Amsterdamse koepel werd 37 meter en is nu uniek, omdat het gebouw in Keulen verloren ging. Door de koepel kreeg de zaal de uitstraling van een circustent en – ook prettig – hadden alle toeschouwers goed zicht omdat er geen pilaren nodig waren. Overigens gaat het verhaal dat Oscar Carré op een rondreis acht stalen brugdelen van een bouwplaats van Eiffel haalde voor het circus, maar dit verhaal is onderuit gehaald. De constructie is op eigen bodem gemaakt, door de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen.
Verbouwingen
Na de dood van Oscar in 1911 werden er ook andere voorstellingen opgevoerd, zoals opera en toneel, en de naam veranderde uiteindelijk in Theater Carré. Het theater ging door perioden van bloei maar ook door diepe dalen. In 1968 dreigde het zelfs gesloopt te worden, maar de gemeente voorkwam dit. Het gebouw werd door de jaren heen ingrijpend gewijzigd. Om de intense kou in de winter te verhelpen werd in 1919 het koepeldak dichtgemaakt met een stucplafond, waardoor overigens wel het idee van een circustent verloren ging. Andere megaverbouwingen waren in 1992 en 2004. Een spectaculaire wijziging was dat een deel van het dak werd vervangen door glas, waardoor je nu een mooi uitzicht hebt over de Amstel. En het plafond kreeg weer een sterrenhemel en kroonluchters, geïnspireerd op oude afbeeldingen.
Stel je eens voor dat alle gebouwen in Scheveningen dezelfde stijl hadden als het Kurhaus. Wat een mooie badplaats zou het dan zijn… Nu moet je langs tal van betonnen foeilelijke gebouwen kijken om het Kurhaus te ontwaren en zo nog iets van de allure van vroeger te ontdekken.
Bouw Kurhaus
In de 19e eeuw is een Europese rage onder welgestelden om je heil te zoeken in zee. Zeewater zou goed zijn tegen zwaarlijvigheid, reuma en zenuwziektes. Ook Scheveningen wil een graantje meepikken en daarom bouwt Jacob Pronk hier in 1818 een eerste badhuis. Stel je er niet teveel van voor, het zijn welgeteld 4 kamers met een badkuip gevuld met zeewater. Maar het vissersdorp ziet het wel zitten om uit te groeien tot badplaats en dit houten exemplaar wordt rap vervangen door een heus (stenen) Stedelijk Badhuis. Wanneer dan ook nog de concurrentie met Belgische badplaatsen toeneemt, is het tijd voor het echte werk: in een razend tempo wordt het Kurhaus gebouwd.
Brand en andere rampen
Het Kurhaus, ontworpen door de Duitse Henkenhaf en Ebert, wordt in 1885 geopend. Maar al een jaar later slaat het noodlot toe; het gebouw vliegt in brand (vermoedelijk door een omgevallen spirituslamp) en moet herbouwd worden. Gelukkig zit de vaart er nog steeds in en binnen een jaar staat er alweer een nieuw gebouw, nu naar ontwerp van Henkenhaf alleen. Dus het prachtige gebouw in neorenaissancestijl dat je nu ziet, stamt uit 1887. Tenminste, het middendeel. Want zo rond 1970 dreigt een nieuwe ramp. Vanaf dat moment gaan de toeristen namelijk vooral naar het buitenland en raakt het Kurhaus meer en meer in verval. De gemeente wil de vergane glorie met de grond gelijk maken, maar protest van de bevolking redt het gebouw (deels). Het Kurhaus wordt gerestaureerd, alleen de zijvleugels moeten gesloopt en herbouwd worden. Die stammen dan ook uit 1979.
De Kurzaal
Bij de opening heeft het Kurhaus zo’n 120 hotelkamers, een lift en warmwatervoorzieningen. En een primeur in Europa met de allereerste concertzaal, de Kurzaal. Beroemd (en berucht) dankzij het allereerste concert op Nederlandse bodem van de Rolling Stones in 1964. Tijdens het concert zijn de concertgangers op een of andere manier ontevreden, mogelijk omdat het voorprogramma (van André van Duin) te lang duurt, de techniek niet meewerkt of ander gezeur. Hoe dan ook, ze verliezen hun geduld en breken de boel af, de Rolling Stones ontvluchten het gebouw en zo’n 100 agenten ontruimen de zaal. Gelukkig heeft de Kurzaal dit goed doorstaan en zijn de mooie koepel en plafondschilderingen uit 1904, nog steeds te bewonderen.
Je kunt het Kurhaus gewoon binnenlopen om een kijkje te nemen. De Gallery Bell’Arte toont er verschillende kunstwerken. En loop ook even de trap op om je te vergapen aan de Kurzaal.
DePetrus laat maar weer eens zien dat boeken en kerken toch wel erg goed samengaan. Maar niet alleen de bibliotheek huist in dit prachtige 19e-eeuwse kerkgebouw, het is een echte ontmoetingsplek. DePetrus organiseert verschillende rondleidingen. Bijvoorbeeld over de mooie architectuur van het gebouw of de geschiedenis van het Noord-Brabantse plaatsje.
De sfeervolle huiskamer van Vught nodigt je uit om lekker plaats te nemen in een van de vele zitjes, werkplekken of het gezellige leescafé. Maar je kunt je ook onderdompelen in de geschiedenis van de Noord-Brabantse plaats, want Museum Vught zorgt voor leuke (wisselende) tentoonstellingen. Of bijvoorbeeld een bezoekje brengen aan de bescheiden uitstalling van de Wereldwinkel. En overal kijk je uit op kleurrijke muurschilderingen, glas-in-loodramen en prachtige gewelven die mooi samengaan met de moderne inrichting.
En dan te bedenken dat op deze plek bijna een ‘doos winkels’ had gestaan. Tenminste, daar was een groepje betrokken inwoners bang voor toen het gebouw eind 2010 gesloopt dreigde te worden. Er vonden namelijk allang geen kerkdiensten meer plaats, het gebouw stond op instorten. En dus bedachten de 7 Vughtenaren een reddingsplan. Ze vormden een vennootschap zonder winstoogmerk (en dan echt, niet zoals Sywert van Lienden) en betrokken andere inwoners en organisaties. Samen zorgden ze voor de restauratie en nieuwe bestemming van de mooie, voormalige kerk. Het gebouw uit 1884 van de architect Carl Weber dient nu als fijne ontmoetingsplek. En dit loopt als een tierelier; binnen een jaar na de opening in 2018 werd de 200.000ste bezoeker al verwelkomd.
Je kunt kiezen uit twee rondleidingen door DePetrus. De algemene rondleiding over DePetrus. En de rondleiding door de geschiedenis van Vught, Cromvoirt, Helvoirt in DePetrus door het Vughts Museum.
Vlakbij het station in Delft staat een 19e-eeuws pand in neoclassicistische stijl. En iets verderop, staat werkelijk een exacte kopie. De gebouwen staan aan de Westvest destijds een statige singel met bomen. Daarom was ook het idee de gebouwen er uit te laten zien als een soort villa’s.
Architectuur
Het originele gebouw aan Westvest 9 werd gebouwd voor de Polytechnische School (de latere TU Delft) die toen gigantisch groeide. Dat was in 1865. De gemeentearchitect, C.J. De Bruyn Kops ontwierp het neoclassicistische gebouw. Het kreeg een gepleisterde middenrisaliet (de iets uitstekende voorgevel) en een fronton (dat driehoekje bovenop het gebouw). Tien jaar later had de school nog een gebouw nodig en werd de architect Eugen Gugel ingeschakeld. Hij vond dat er eenheid moest komen in de verschillende gebouwen van de hogeschool. Gugel nam geen halve maatregelen, en maakte van het gebouw aan Westvest 7 een exacte kopie van nummer 9. Destijds met elkaar verbonden door een vleugel. Nu rigoureus gescheiden door het iets minder charmante gebouw ertussen.
In 1998 werd het pand verbouwd door Niels Bakema, zoon van de beroemde architect Jaap Bakema. Bakema jr. maakte een indrukwekkende opgetilde overkapping in Westvest 9. De Vrije Akademie voor Kunstonderwijs (VAK) trok in het gebouw en gaf er cursussen muziek, theater, kunstgeschiedenis en meer. De VAK is in 2018 verhuisd; nu wordt het gebouw omgevormd tot appartementencomplex voor senioren.
Het Rijksmuseum is het meesterwerk van de beroemde architect Pierre Cuypers. Hij ontwierp bijvoorbeeld ook het Centraal Station van Amsterdam, de gebouwen lijken ook wel op elkaar. Je kunt een speciale audiotour volgen die helemaal gaat over het museumgebouw.
Bouw Rijksmuseum
Het museumgebouw heeft wel wat weg van een kerk, met veel torens, glas-in-lood en hoge gewelven. Het mooie gebouw wordt dan ook wel de kathedraal van Cuypers genoemd. Overigens is er bij de oplevering in 1885 veel kritiek op de neogotische (lees: katholieke) vorm. Maar het museumgebouw eert vooral de kunst. De talrijke versieringen in renaissancestijl verwijzen namelijk naar de collectie van het museum, zoals de borstbeelden en namen van kunstenaars op de buitenmuren. En in het voorportaal zie je diverse muurschilderingen, bijvoorbeeld van het prachtige Paleis op de Dam waar Pierre Cuypers een groot bewonderaar van was. En als je goed rondkijkt in de eregalerij waar de Nachtwacht hangt zie je allemaal verwijzingen naar Rembrandt; zijn initialen staan bijvoorbeeld op de muren en pilaren.
Renovatie museumgebouw
Het museumgebouw is tussen 2003 en 2013 ingrijpend gerenoveerd. Het is gemoderniseerd maar tegelijkertijd van binnen weer meer het gebouw van Cuypers geworden. Want er was door de eeuwen heen nogal aan gesleuteld; veel decoraties waren bijvoorbeeld verdwenen. De bezoeker moest dus even geduld hebben – de verbouwing duurde zelfs een jaar langer dan de oorspronkelijke bouw – maar het Rijksmuseum is nu mooier dan ooit. Met dank aan het Spaanse architectenbureau Cruz Y Ortiz. Paradepaardje van het bureau is het innovatieve bouwwerk aan het plafond van de entree voor de akoestiek.
Je kunt een audiotour volgen over het museumgebouw. Terwijl iedereen naar de Nachtwacht staat te kijken, hoor jij alles over de Eregalerij waarin het beroemde schilderij van Rembrandt hangt. Ook kom je langs de mooie Cuypersbibliotheek en andere architectonische hoogtepunten van het museum.
Jawel, Nederland heeft sinds 1804 (!) een heuse piramide. Natuurlijk geïnspireerd op de wereldberoemde Egyptische meesterwerken. De pyramide van Austerlitz wordt gebouwd in de tijd waarin we bezet zijn door de Fransen.
Geschiedenis pyramide van Austerlitz
In 1804 geeft Napoleon de opdracht om een leger te vormen met Nederlandse en Franse soldaten, vanwege een dreigende aanval door Engeland. De opdracht gaat naar generaal Auguste de Marmont die razendsnel een legerkamp inricht op de Utrechtse Heuvelrug. Hij heeft al in een paar maanden tijd goed getrainde manschappen die klaar zijn voor de strijd. Maar een inval blijft uit.
En wat doe je als zo’n 18.000 militairen zich beginnen te vervelen midden op de Utrechtse Heuvelrug? Je laat ze een gedenkteken bouwen om Napoleon te eren, aldus de generaal. En dat in de vorm van een piramide? Ja, dat is te danken aan een veldtocht in Egypte die De Marmont eerder met Napoleon maakte. Daar waren ze allebei volledig onder de indruk van de piramiden van Gizeh.
De Nederlandse piramide
Het Nederlandse poldermodel van het Egyptische meesterwerk wordt zo’n 36 meter hoog, gemaakt van zand en heideplaggen. De soldaten zijn in 27 dagen klaar. En dat is inclusief de andere Egyptische bezienswaardigheid die op de top staat; de 13 meter hoge obelisk. Overigens is deze oorspronkelijk van hout en zakt vrij snel scheef. In 1894 wordt de obelisk vervangen door een stenen exemplaar.
Dankzij grondige restauraties is de piramide nog altijd een blijvende herinnering aan de Franse Tijd in Nederland én de enige piramide van Europa. De generaal noemt de piramide overigens oorspronkelijk de Marmontberg, om ook van zijn eigen aanwezigheid een blijvende herinnering te maken. Maar in 1806 geeft de kersverse koning Lodewijk Napoleon (de broer van) de berg zijn nieuwe naam. Hij vernoemt het bouwwerk naar een beroemde veldslag in Austerlitz die Napoleon glansrijk had gewonnen. En dat is de reden dat je midden op de Utrechtse Heuvelrug de pyramide van Austerlitz treft.
De Pyramide is open op donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag van 12.00 tot 16.00 uur. Let op: dit is wel afhankelijk van beschikbaarheid van vrijwilligers.
De voormalige Hoge Raad staat ook wel bekend als Huis Huguetan. Mevrouw Adriana Margaretha Huguetan, een rijke bankiersdochter, liet het pand namelijk bouwen. Bij een verbouwing ontstond ernaast het smalste pandje van Den Haag.
Gebouw Hoge Raad
Het stadspaleis uit 1734 werd ontworpen door Daniël Marot. Je komt hem ook tegen in de artikelen over Paleis Kneuterdijk en het Oude Stadhuis. Misschien weet je al dat zijn naam verbonden is aan de Lodewijk XIV-stijl? De natuurstenen gevel van Huis Huguetan is ook ontworpen in die stijl. In 1761 werd het stadspaleis flink uitgebreid. Mevrouw Huguetan was inmiddels overleden. Haar buurman kocht het stadspaleis en voegde het samen met de twee andere panden die hij in zijn bezit had. De beroemde architect Pieter de Swart leidde de uitbreiding. De mooie gevel moest behouden worden. De Swart breidde dus links en rechts de gevel uit. Alleen…hij wilde de gevel wel symmetrisch houden en daardoor hield hij een stukje over aan de linkerkant. Zijn oplossing staat nu bekend als het smalste huisje van Den Haag. De 183 cm bakstenen gevel lijkt namelijk los te staan van Huis Huguetan, maar hoort er dus wel degelijk bij.
Beroemde bewoners
Het prachtige pand heeft verschillende beroemde bewoners gehad. Koning Willem I woonde tijdelijk in Huis Huguetan totdat zijn Paleis Noordeinde gerenoveerd was. Ook Willem II woonde twee jaar in het huis met zijn vrouw Anna Paulowna, voordat zij naar Paleis Kneuterdijk gingen. Vanaf 1819 zat de Koninklijke Bibliotheek in Huis Huguetan. In 1988 trok de Hoge Raad in het gebouw.
Stucwerk
Vooral het bijzondere stucwerk in het stadspaleis valt op. De Italiaanse kunstenaar Carlo Castoldi maakte het mooie stucwerk in het trappenhuis, waar hij de Vrede en de Zintuigen uitbeeldde. Ook het plafond in de Tuinzaal is van hem. Hier zie je de vier kunsten: muziek, literatuur, bouwkunst en schilderkunst met in het midden Apollo.
Verstopt in de bocht van Kneuterdijk staat een klein paleis. Willem II en zijn vrouw Anna Paulowna hebben er gewoond. Zij kregen het optrekje als huwelijkscadeau van Koning Willem I. Eens per maand kun je een rondleiding volgen door het voormalige paleis.
Gebouw Paleis Kneuterdijk
Het gebouw begon oorspronkelijk als woning. Johan Hendrik van Wassenaer Obdam (van adel dus) liet in 1717 een ontwerp maken van zijn gedroomde woonhuis. En dat kwam van niemand minder dan Daniel Marot die koos voor de statige Lodewijk XIV-stijl.
Pas een eeuw later kreeg het gebouw een koninklijk tintje. In 1816 kocht koning Willem I het optrekje namelijk als huwelijkscadeau voor zijn zoon, de latere koning Willem II, en diens vrouw Anna Paulowna. Je mag een gegeven paard natuurlijk niet in de bek kijken, maar mevrouw Paulowna sprong geen gat in de lucht… ze was in Rusland heel wat andere paleizen gewend. En dus liet het kersverse echtpaar het pand flink verbouwen (er wordt wel eens gezegd Marot het niet eens meer zou herkennen). Het moest een modern paleis worden en daarom en lieten ze bijna de hele gevel wit maken. Ook het interieur van het ‘Witte Paleisje’ werd aangepast aan de smaak van die tijd. En er kwam een gigantische Balzaal, want het koninklijk paar was dol op feesten en partijen. Op de verdieping daarboven werden de kamers voor de dienstmeiden ingericht. Met een extra trap zodat de koning ongezien de zolder kon bereiken, want volgens de overlevering zocht Willem II graag hun gezelschap op.
Gotische Zaal
Later werd het paleis uitgebreid met de Gotische Zaal. De koning had veel interesse in architectuur en besloot de bouwplannen voor deze zaal grotendeels zelf te maken. Let op: zonder hulp van een architect. Hij liet zich inspireren door het neogotische universiteitsgebouw Christ Church in Oxford dat tijdens zijn rechtenstudie veel indruk op hem maakte. Naast de Gotische Zaal liet hij rondom de tuin nog meer panden maken in die stijl. Maar het was geen succes. Vanwege bouwkundige gebreken zijn de gebouwen in 1882 gesloopt. Alleen de Gotische Zaal is blijven staan. De dochter van de koning, Prinses Sophie, trouwde er in 1842.
Het gebouw is in gebruik door de Raad van State. Je kunt eens per maand een rondleiding volgen door Paleis Kneuterdijk. Het gebouw is gratis te bezichtigen tijdens Open Monumentendag.
Zie hier, de allereerste openbare bibliotheek van Nederland. In 1655 speciaal gebouwd als bibliotheek, overigens wel alleen met wetenschappelijke boeken. Het oorspronkelijke interieur en boekverzameling van de Bibliotheca Thysiana is vrijwel helemaal bewaard gebleven.
Ontstaan eerste bibliotheek in Leiden
De bibliotheek werd gesticht door Johannes Thysius. Iedereen verwachtte dat hij na zijn studie jurist zou worden, maar hij koos ervoor om boeken te verzamelen (lees: hij had een rijke vader). Dit werd uiteindelijk een indrukwekkende collectie met boeken over elke wetenschappelijke discipline. Een pareltje is de prachtig geïllustreerde atlas van Blaeu. Maar er ligt nog veel meer moois. En dat had hij zelf ook door, want in zijn testament liet hij vastleggen dat zijn verzameling na zijn dood beschikbaar moest zijn via ‘een publieke dienst ter studie’. Speciaal hiervoor werd het mooie gebouw aan het Rapenburg gebouwd.
Het gebouw werd ontworpen in het Hollands classicisme door Arent van ’s Gravensande. Met pilasters (platte zuilen) op de gevel en 2 globes op het dak. De begane grond was bedoeld als woonruimte voor de beheerder. Hier valt vooral de monumentale bordestrap op die naar de houten zaalbibliotheek leidt. De bibliotheek is een plaatje om te zien met al die historische boekenkasten. Absoluut uniek is dat hier een van de 14 (!) nog bestaande boekenmolens ter wereld te vinden is. Dat is een soort lessenaar met meerdere boekenplanken die je kunt ronddraaien. Met een ingenieuze constructie van pokhout zodat bij het draaien het hout dusdanig wordt geperst dat er olie vrijkomt. Een zelfsmerende boekenmolen dus, geniaal!
Bibliotheca Thysiana hoort bij de Universiteit Leiden. De bibliotheek is tegen betaling op afspraak te bezichtigen voor groepen tot 20 personen. Meestal is de de bibliotheek op Open Monumentendag gratis te bezoeken.
Het Scheepvaartmuseum, of ’s Lands Zeemagazijnzoals het oorspronkelijk heette, werd gebouwd toen Amsterdam de grootste haven ter wereld was. Het diende als pakhuis van de Admiraliteitvan de stad (de voorloper van de marine). Het is het grootste, nog bestaande 17e-eeuwse pakhuis van Nederland.
Gebouw Scheepvaartmuseum
Wegens ruimtegebrek (toen al) liet Amsterdam halverwege de 17e-eeuw 3 eilanden in het IJ aanplempen. In 1656 werd op Kattenburg ’s Lands Zeemagazijn neergezet om onder meer zeilen en vlaggen, maar ook buskruit en kanonnen op te slaan. Daniel Stalpaert ontwierp het in classicistische bouwstijl. Deze stadsbouwmeester van Amsterdam werkte eerder al aan het stadhuis en had daar ervaring opgedaan met deze sobere, rustige en regelmatige stijl. Ingetogen of niet, het pakhuis was voor die tijd indrukwekkend en inspireerde Joost van den Vondel tot zijn lofdicht Zeemagazijn gebouwt op Kattenburgh t’Amsterdam. Het pand werd neergezet op maar liefst 2300 palen maar die konden verzakking helaas niet voorkomen. Daarom zie je steunberen en risalieten ter versteviging van het pand.
De (destijds nog open) binnenplaats werd gebruikt om regenwater op te vangen. De tongewelven eronder konden zo’n 40.000 liter regenwater opslaan als voorziening in geval van brand; duurzaamheid avant la lettre. Ironisch genoeg was deze opslag net wegbezuinigd toen in 1791 brand uitbrak in het pakhuis, maar gelukkig doorstonden de stevige muren deze ramp. Daarna kwam er een pleisterlaag over de zwartgeblakerde bakstenen; niets meer aan doen.
Renovatie Scheepvaartmuseum
Sinds 2011 is het letterlijke hoogtepunt van het Scheepvaartmuseum te bewonderen. Toen werd tijdens een renovatie de gigantische glazen overkapping over de binnenplaats aangebracht met duizenden stukken glas in een metalen frame. Het lijnenspel symboliseert de kruisende kompaslijnen die doen denken aan een oude zeekaart. Een spectaculair gezicht!
Het Trippenhuis is het grootste 17e-eeuwse woonhuis in Amsterdam. Op het gebouw zie je talloze verwijzingen naar de eerste eigenaren; twee rijke wapenhandelaren.
Geschiedenis Trippenhuis
Het Trippenhuis uit 1662 is vernoemd naar de eerste bewoners, de broers Louys en Hendrik Trip. De gebroeders Trip waren ambitieuze wapenhandelaren die hun rijkdom wilden tonen door dit gigantische stadspaleis neer te zetten. Oorspronkelijk zaten achter de brede gevel twee huizen. Waarschijnlijk hebben de broers geloot om te bepalen wie links en wie rechts ging wonen. De familie Trip wilde het stadhuis op de Dam (het latere Paleis op de Dam) overtreffen. Het Trippenhuis heeft ook dezelfde bouwstijl: het Hollands classicisme. Bij deze stijl worden Grieken en Romeinen als voorbeeld genomen. Je ziet dit bijvoorbeeld aan het driehoekige fronton in het midden, dat doet denken aan een tempel. De architect was Justus Vingboons, die dan weer de broer was van (de veel bekendere) Philips Vingboons.
Architectuur Trippenhuis
Het Trippenhuis barst van de verwijzingen naar het beroep van wapenhandelaar. De broers waren namelijk heel trots op hun werk. Ze zagen zichzelf niet als oorlogsmakers, maar als vredestichters. Want, uit oorlog komt vrede voort: ex bello pax. Zo zie je op het dak twee schoorstenen in de vorm van kanonnen. En op de voorgevel is het familiewapen te zien, omgeven door kanonnen en kogels. Olijf- en palmtakken symboliseren de vrede. In 1812 gaf koning Lodewijk Napoleon het Trippenhuis een nieuwe bestemming. Het door hem opgerichte wetenschappelijk instituut (de voorloper van de KNAW) trok in het gebouw. Ook het Vaderlands Museum voor Schilderijen en het Prentenkabinet (het huidige Rijksmuseum) kwam er te zitten. Vincent van Gogh bezocht het museum geregeld. In 1885 werd het huidige Rijksmuseum aan het Museumplein geopend. Toen werd de hele collectie daar ondergebracht.
Het kleine Trippenhuis
Tegenover het stadspaleis, staat een heel smal huisje. Dit wordt ‘het kleine Trippenhuis’ genoemd. Hierover gaat een bijzonder verhaal… De koetsier van familie Trip kwam regelmatig met zijn verloofde kijken naar het stadspaleis in aanbouw. Een keer verzuchtte hij: “Hadden wij maar een huis zo breed als voordeur!” De broers lieten daarop aan de overkant een woning voor hem bouwen met de overgebleven stenen van het paleis. Helaas is aan alle kanten bewezen dat dit verhaal niet waar is. Het kleine huis werd namelijk pas opgeleverd toen de broers Trip al lang onder de groene zoden lagen. Wat wel klopt: beide voordeuren van het stadspaleis zijn ieder bijna even breed als het kleine Trippenhuis. Lees het leuke artikel over de stadslegende: het kleine Trippenhuis op OnsAmsterdam. En ga je het (kleine) Trippenhuis bezichtigen, loop dan ook even door naar de Oude Hoogstraat, daar vind je het smalste huis van Nederland (en volgens sommigen zelfs van Europa).
Het Mauritshuis werd in 1623 gebouwd als buitenplaats en jachtslot voor prins Maurits, de zoon van Willem van Oranje. Nu is het een bezoekerscentrum over Willemstad.
Historie Mauritshuis
Willem van Oranje was hier al een tijdje actief, want hij zag dit als goede plek om de scheepvaart te beheersen tussen Holland, Zeeland en Antwerpen. Dus hij maakte van het toenmalige Ruigenhil het mooie vestingstadje dat je nu ziet. Toen Willem van Oranje overleed, vernoemde Maurits de plek naar zijn vader en gaf Willemstad meteen stadsrechten. Hij liet het raadhuis en een koepelkerk bouwen en in 1623 voor zichzelf dus dit mooie optrekje. Zijn buitenplaats heette overigens oorspronkelijk het Prinsenhof, net als de verblijfplaats van zijn vader Willem in Delft. Het Mauritshuis is met zijn trapgevels, speklagen en vrolijke rode luiken typisch Hollandse renaissance.
Gebruik Mauritshuis
Prins Maurits heeft niet lang kunnen genieten van zijn buitenplaats, want hij overleed twee jaar nadat het klaar was. Pas veel later, tijdens de Eerste Wereldoorlog, kreeg het Rijkspostduivenstation een plekje in het gebouw. Tegenwoordig worden ze niet zo gewaardeerd, maar vroeger werden duiven gezien als ware helden die vooral tijdens oorlogen belangrijke berichten bezorgden. Het gebouw was toen ook in gebruik als als militair hospitaal. Door de jaren heen had het gebouw veel verschillende functies. De gouverneur van Willemstad woonde er een tijdje, later verbleven er marechaussees met hun gezinnen en het heeft ook nog dienst gedaan als stadhuis.
Bezoekerscentrum
De zolder van het Mauritshuis ziet eruit als de zolder van zo ongeveer elke willekeurige Nederlander: stampvol spullen uit tijden van weleer, met het verschil dat deze unieke exemplaren het interessante verleden van Willemstad uit de doeken doen. Je ziet een nagemaakte schoenmakerij, gereedschap en keukengerei, maar ook het ondergoed dat destijds gedragen werd. Na een bezoek aan de zolder is je beeld van Willemstad zonder meer compleet. Beneden draait het vooral om het militaire verleden van de stad. In 1793 vielen de Fransen Willemstad namelijk aan, maar toen maakten we al slim gebruik van het water en zetten de omliggende polder blank om ze tegen te houden. Uiteindelijk kwam de stad overigens toch in handen van Napoleon. Hij liet vervolgens een buskruitmagazijn en Fort Sabina en Fort de Hel bouwen die je ook nog steeds kunt bezichtigen.
Dit kleurrijke gebouw is in de 17e eeuw ontworpen als woonhuis door de beroemde Jacob van Campen. Nu is het een museum dat vooral bekend is door het Meisje met de parel van Vermeer.
Gebouw Mauritshuis
Het Mauritshuis uit 1644 is oorspronkelijk gebouwd als woonhuis voor Johan Maurits van Nassau-Siegen (een omstreden man, lees hier meer over in het artikel over Maurits in Trouw). Het werd ontworpen door Jacob van Campen en zijn assistent Pieter Post. Als een van de eerste gebouwen in Nederland, krijgt het de stijl van het Hollands classicisme. Bij deze bouwstijl wordt de bouwkunst van de Grieken en Romeinen als voorbeeld genomen en het Mauritshuis doet dan ook wel denken aan een Romeinse tempel. Let bijvoorbeeld op de zuilen en het driehoekige fronton.
Na de dood van Maurits wordt het gebouw gebruikt als het gastenverblijf van de Staten-Generaal en dit is het gebouw bijna fataal geworden… In de winter van 1704 vliegt het namelijk in brand, waarschijnlijk door toedoen van een dronken bediende. Omdat de hofvijver bevroren is, is het vuur moeilijk te blussen en gaat het gebouw bijna helemaal verloren; alleen de buitenmuren staan nog overeind. Het Mauritshuis is in 10 jaar weer opgebouwd.
Museum Mauritshuis
In 1822 wordt het Mauritshuis een museum. En heel populair, waardoor het gebouw vaak wordt verbouwd. In 2014 wordt het museum zelfs twee keer zo groot door een bestaand pand aan de overkant van de straat toe te voegen aan het museum. De gebouwen zijn via een ondergrondse foyer met elkaar verbonden. À la het Louvre heeft het museum nu een glazen entreegebouw. De architect Hans van Heeswijk heeft later ook de nieuwe entree voor het Van Gogh Museum gemaakt.
Het Paleis op de Dam wordt gezien als het meest prestigieuze gebouw van de 17e eeuw. Het wordt oorspronkelijk gebouwd als stadhuis, maar in de 19e eeuw omgevormd tot paleis. Je kunt het paleis bezoeken, met een leuke audiotour.
Gebouw Paleis op de Dam
In 1648 krijgt Jacob van Campen de opdracht het gebouw te ontwerpen. Het nieuwe stadhuis van Amsterdam moet de macht en rijkdom van de stad uitstralen, dus Van Campen pakt flink uit. De architect laat zich inspireren door de imposante regeringsgebouwen van het oude Rome en ontwerpt het stadhuis in classicistische stijl. Het krijgt een koepeltoren, een voorgevel met pilasters, een risaliet en fronton en beeldhouwwerk dat de macht van de stad symboliseert. Bovendien wordt het hele pand opgetrokken uit dure Bentheimer zandsteen uit Duitsland (nadeel van deze geelbruine steensoort is overigens dat die door weersinvloeden grijs kleurt). De technische uitvoering werd verzorgd door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert. In 1654 vertrok Van Campen na een ruzie met het stadsbestuur, waarna Stalpaert de volledige leiding kreeg.
Leuk weetje: In 1715 is het idee om het nu wereldberoemde schilderij de Nachtwacht in het stadhuis op te hangen (tot die tijd hangt het in het Trippenhuis). De plek is ook al bepaald, namelijk tussen 2 deuren in de Kleine Krijgsraadzaal. Er is alleen een klein probleempje: het past niet. En wat doe je dan? Je knipt een paar stroken van het schilderij af (Rembrandt was toen duidelijk nog niet zo’n grote naam als nu)… Sindsdien is het wereldberoemde schilderij dat nu in het Rijksmuseum hangt, dus een stuk kleiner. Meer weten? Lees het leuke artikel De Nachtwacht: verborgen, vernield en verheerlijkt van Andere Tijden).
In 1806 benoemt keizer Napoleon Bonaparte zijn jongere broertje Lodewijk tot koning van Nederland. Twee jaar later neemt de koning het stadhuis in gebruik en laat het inrichten als koninklijk paleis. Dit heeft wel wat voeten in de aarde. De koude kantoren krijgen tapijten op de vloer en stoffen op de wanden. De voormalige gevangeniscellen worden omgebouwd tot wijnkelders. Ook moet er absoluut er een balkon komen; een koning moet zich immers tonen aan het volk. Maar het gebouw is hier totaal niet geschikt voor, waardoor het nu heel gek laag hangt.
Koning Willem-Alexander gebruikt het paleis voor staatsbezoeken en andere officiële ontvangsten. Het is verder zoveel mogelijk open voor publiek. Je kunt een audiotour volgen door de mooiste vertrekken van het gebouw. Je hoort alles over de architectonische hoogtepunten, maar ook interessante verhalen over de koning en zijn vrouw Hortense. Een tipje van de sluier: ze hadden allebei hun eigen slaapkamer in de uiterste hoeken van het gebouw, zo ver mogelijk van elkaar vandaan.
Het Pageshuis werd oorspronkelijk gebouwd als woonhuis voor een kanonmaker in de Tachtigjarige Oorlog. Het is zo ongeveer het enige gebouw in Den Haag dat nog een trapgevel heeft.
Geschiedenis Pageshuis
Het pand werd in 1610 neergezet voor de geschutgieter (kanonnenmaker) van Holland. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden namelijk iets verderop, In de Kloosterkerk, kanonnen gemaakt; de werkplaats bevond zich in het kerkkoor! De beelden van de Romeinse oorlogsgoden Mars en Bellona op de gevel van het Pageshuis verwijzen nog naar deze geschiedenis. De woning in renaissancestijl heeft een kenmerkende trapgevel. Dat die bewaard is gebleven is opvallend, want trapgevels zie je nog maar weinig in Den Haag. In de 18e eeuw wilden mensen er namelijk graag vanaf om hun huizen statiger te doen lijken. De trapgevel van het Pageshuis is als enige aan de Lange Voorhout bewaard gebleven, omdat de ambtswoning van de kanonmaker staatseigendom was.
Bestemmingen Pageshuis
Vanaf 1747 werd het gebouw een opleidingsinternaat voor de stadhouderlijke pages. Pages waren jongens van adel die een brede opleiding kregen en als tegenprestatie allerlei diensten verleenden voor de stadhouder, zoals het escorteren bij ceremonies. In 1851 besloot koning Willem III geen nieuwe pages meer aan te nemen. Een paar jaar later stelde hij het gebouw beschikbaar aan het Nederlandse Rode Kruis. Toen Prins Hendrik in 1908 voorzitter werd, liet hij het grondig opknappen en een mooie vergaderzaal maken. In de jaren ’90 kwam Het Pageshuis in particuliere handen. In 2000 is het gerenoveerd.
Het middeleeuwse stadhuis van Delft brandde in 1618 af. Behalve één toren, die in de middeleeuwen werd gebruikt als gevangenis: Het Steen. Na de brand liet het stadsbestuur een heel nieuw stadhuis bouwen, rondom de toren.
Delft vroeg Hendrick de Keyser het nieuwe stadhuis te ontwerpen. De architect en beeldhouwer was toch in de buurt, want hij maakte op dat moment het praalgraf in de Nieuwe Kerk voor Willem van Oranje (hij was even daarvoor vermoord door Balthasar Gerards die dan weer in gevangenis Het Steen terechtkwam). De Keyser werkte snel, het nieuwe stadhuis was twee jaar na de brand al klaar. Hij ontwierp het stadhuis in de late renaissancestijl. Een symmetrisch gebouw, met pilasters, een fronton boven de ingang en vele decoraties. Het prachtige beeld van Vrouwe Justitia – dat herinnert aan de vroegere rechtbank in het gebouw – springt het meest in het oog. Zij is omringd door obelisken, siervazen en schelpmotieven. In de 19e eeuw is het gebouw overigens – voor die tijd – gemoderniseerd; de de kruisvensters met glas-in-lood en luiken werden onder andere vervangen. Later is het gebouw gelukkig in oude staat hersteld.
Het stadhuis is alleen te bezoeken op Open Monumentendag. Ook is het een gewilde trouwlocatie (leuk om te weten: de beroemde kunstschilder Johannes Vermeer ging er in ondertrouw). De middeleeuwse gevangenis Het Steen is te bezichtigen in schoolvakanties.
In de 13e eeuw stond op deze plek een imposant kasteel. Het werd (een paar keer) verwoest, maar ook de middeleeuwse ruïne weet indruk te maken. En er staat nog meer overeind van het kasteel dan je denkt. De ruïne van Brederode is dan ook zeker een bezoek waard. Vaak kun je tijdens evenementen een rondleiding volgen.
Hoe het allemaal begon
In de middeleeuwen zijn de zeer machtige Graven van Holland in continue strijd met de omringende gewesten. Graaf Willem II trekt in 1256 ten strijde tegen de West-Friezen maar zakt met paard en al door het ijs en overlijdt. Zijn zoon, graaf Floris V (die je misschien kent van de Ridderzaal), zint op wraak en verslaat de West-Friezen uiteindelijk. Ook laat hij diverse kastelen bouwen om verdere opstanden in de kiem te smoren. Willem I van Brederode (op een of andere manier heet iedereen van enig historisch belang Willem) laat het kasteel van Brederode rond 1280 bouwen voor zijn leenheer.
Verwoesting van het kasteel
Het zijn woelige tijden en het kasteel gaat een aantal keer ten onder in de strijd. Eerst tijdens de Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Maar de heren van Brederode bouwen het kasteel in 1354 snel weer op. Tevergeefs, want de twisten gaan door en in 1426 ligt de boel weer plat. De heren laten zich niet kennen, en zo’n 40 jaar later is de noordkant in afgeslankte vorm weer bewoonbaar. Tot in 1492, want dan moet het kasteel het ontgelden tijdens de opstand van het Kaas- en Broodvolk. Zoals gezegd, het waren woelige tijden… De genadeklap komt tijdens de Tachtigjarige Oorlog na het beleg van Haarlem. Het kasteel verandert in een ruïne.
Pierre Cuypers
Vanaf 1573 zijn de restanten van het kasteel bedolven onder het stuifzand uit de Kennenemerduinen. Maar in de 19e eeuw wordt de ruïne uitgegraven en in de opdracht van de staat gerestaureerd, uniek in die tijd (het is een van de eerste rijksmomumenten van Nederland). En zoals bij zoveel 19e-eeuwse restauraties komt ook hier de beroemde Pierre Cuypers om de hoek kijken. Hij maakt uiteraard een romantisch plaatje van de ruïne. Wel worden wat foutjes gemaakt; de binnenplaats is bijvoorbeeld te diep uitgegraven omdat men ten onrechte dacht dat er kelders zouden zitten. Maar Cuypers maakt een aantrekkelijke historische plek die direct populair is.
Met het stadhuis van Leiden is iets bijzonders aan de hand. Alleen de voorgevel is namelijk bewaard gebleven – overigens met zijn 86 meter wel gelijk de langste renaissancegevel van Nederland! De rest van het gebouw brandde in 1929 compleet af.
Na de brand werd achter de 16e-eeuwse gevel een nieuw stadhuis gemaakt. De inrichting kreeg een duidelijk thema: marmer. De vloeren, muren, pilaren….van marmer dus. Wat je ook zal opvallen, zijn de werken die de beroemde M.C. Escher maakte voor het gemeentehuis. Zoals de prachtige vloer in de raadzaal en de bijzondere klok. De 16e-eeuwse gevel werd ontworpen door Lieven de Key. Je ziet een imposante bordestrap voor de ingang, drie topgevels en tal van decoraties. Bijvoorbeeld twee beelden die de Tijd en de Eeuwigheid voorstellen.
Franeker was in de 16e eeuw een welvarend plaatsje en daarom wilde het stadsbestuur een prestigieus stadhuis. Dat is gelukt, want zijn roem reikte uiteindelijk tot in Amerika! In Brookline staat namelijk een kopie van het gebouw, aan de ‘Netherlands Road’.
Bouwmeester Pieter Augustinusz Ens en steenhouwer Claes Jelles ontwierpen het gebouw uit 1594 in de stijl die toen in de mode was, de renaissance. Met een kenmerkende trapgevel, en lagen natuursteen (speklagen) die het gebouw een levendige uitstraling geven. Hoog boven die ingang zie je Vrouwe Justitia op een draagsteen, er zat vroeger namelijk ook een rechtbank in het stadhuis. Door het raam werd het vonnis uitgeroepen aan het volk; de straf was meestal een paar dagen aan de schandpaal die vlak voor het stadhuis stond. De zijvleugel van het gebouw ziet er overigens heel anders uit, omdat die pas in 1760 werd toegevoegd in strakke, statige Lodewijk XV-stijl. Het stadhuis van Franeker staat in de Top 100 van Nederlandse monumenten.
Het Oude Stadhuis in Den Haag valt totaal niet op. Dat komt omdat het – als een van de weinige stadhuizen in Nederland – niet aan een plein ligt. Zonde, want het heeft een prachtige voorgevel uit 1565, geïnspireerd op het stadhuis in Antwerpen. Het Oude Stadhuis is nu in gebruik als trouwlocatie.
Leuk zijn de rode luiken en de beelden die de renaissancegevel sieren. Wie de bouwmeester was, is tot op heden een raadsel. Het gebouw kreeg in 1733 nog een zijvleugel, die al helemaal niet opvalt. En die werd ontworpen door een beroemd architect, namelijk Daniël Marot. Hij introduceerde de Franse Lodewijk XIV-stijl in Nederland: een statige en symmetrische stijl. Je zou haast denken dat het om een compleet ander gebouw gaat.
Dit stadspaleis was bedoeld voor paus Adrianus VI; de enige Nederlandse paus ooit. Hij liet zijn huis in 1517 bouwen, maar heeft er uiteindelijk nooit gewoond. Je kunt een leuke rondleiding met gids volgen door het gebouw.
Over de paus
De Utrechtse Adriaan Florisz Boeyens was hoogleraar theologie aan de universiteit van Leuven en wilde zich hier in alle rust aan wijden. Maar dat liep even anders. Hij werd namelijk benoemd als leermeester van een ambitieuze 7-jarige leerling, de latere Karel V! In 1515 vroeg de keizer of Adrianus bisschop wilde worden in Spanje. Adrianus klom steeds hoger op de maatschappelijke ladder en werd in 1522 geheel onverwacht benoemd tot paus en vertrok met tegenzin vertrok naar Rome. Maar de Romeinen waren niet blij met de paus, want Adrianus hield niet van drank en lekker eten – alles waar een goede paus aan moet voldoen – en hij wilde ook nog eens gaan hervormen (vanwege de beschuldigingen tegen de kerk van Maarten Luther). Na anderhalf jaar paus te zijn geweest, stierf Adrianus in Rome. Tot zijn grote verdriet heeft hij zijn stadspaleis dus nooit bewoond of zelfs maar gezien. Pas na zijn dood hebben de Utrechters het ‘Paushuize’ genoemd.
Architectuur Paushuize
Paushuize is een gotisch gebouw met de eerste invloeden van de renaissance. De levendige uitstraling dankt het aan de rode bakstenen afgewisseld met lichte speklagen van natuursteen. Op de hoek heeft Paushuize een trapgevel, met kleine torentjes op de treden. Daaronder zie je een levensgroot beeld van Christus Salvator met wereldbol. Twee engeltjes houden het wapen van Adrianus vast. Paushuize heeft ook een mooi poortgebouw, met een iets andere kleur omdat het pas in 1633 werd toegevoegd. De poort leidt naar de mooie binnentuin waar je twee wachthuisjes ziet. Die stonden vanaf eind 19e eeuw voor de poort (waarschijnlijk onbemand, dus vooral symbolisch). Na de dood van Adrianus kreeg het gebouw namelijk vele bestemmingen. Het kwam in handen van de adel en de Franse bezetters, veranderde in hotel, werd ambtswoning en later provinciehuis.
De prachtige salons hebben nog helemaal de sfeer van een paleis. Absolute blikvanger is de spiegelzaal. Die werd in 1830 toegevoegd als vergaderzaal voor Provinciale Staten. Een paar jaar kreeg de zaal bijzondere muurschilderingen in neo-pompeïsche stijl, dus gebaseerd op de gevonden fresco’s in Pompeï. In 1954 bedacht iemand dat het een witte zaal met spiegels moest worden: de spiegelzaal. Maar gelukkig werd de zaal in 2009 gerestaureerd, waarbij de muurschilderijen in oorspronkelijke staat werden teruggebracht. Die waren dus gelukkig bewaard gebleven…Het is nu de enige zaal in Nederland in neo-pompeïsche stijl. Ook werd een muurschildering ontdekt van een jonge koningin Wilhelmina met lang haar. Die is ook weer te bewonderen. Het prachtige cassetteplafond maakt de zaal af.
Elke laatste zondag van de maand kun je om 11.00 een gratis rondleiding volgen door Paushuize. Je komt natuurlijk in de mooie spiegelzaal, maar ook in de heren- en damessalon, je ziet waar de keuken vroeger zat, en je hoort leuke verhalen over de kunst in het stadspaleis (met Utrechts én Italiaans tintje). Tijdens Open Monumentendag kun je het gebouw ook gratis bezichtigen.
In 1914 werd een compleet nieuw boothuis vastgemaakt aan een 16e-eeuwse toren. Het ontwerp kwam van Han van Meegeren, later beroemd als meestervervalser van Vermeer. En ook hier is echt niet van nep te onderscheiden.
Gebouw De Delftsche Sport
Bij de oprichting in 1885 zat de roeivereniging in een houten loods vlakbij de Gist- en Spiritusfabriek. In dit schuitenhuis waren geen kleedkamers, douches en er was zelfs geen toilet. Dus toen het aantal leden groeide, ging de vereniging op zoek naar een ander clubgebouw. En kwam op het idee om de -toen sterk vervallen- Sint-Huybrechtstoren van de gemeente te kopen. Han van Meegeren maakte een clubgebouw van de 16-eeuwse toren (in de 16e eeuw liet de gemeente Delft maar liefst 22 torens in de stadswallen bouwen, als uitzichtpunt of voor de opslag van wapens). Van Meegeren was destijds student Bouwkunde in Delft en al een paar jaar lid van de roeivereniging. Hij knapte de toren op, waarbij de verdwenen bovenste verdieping werd gereconstrueerd en vensters werden aangebracht. En hij ontwierp het neoromantische boothuis dat aan de toren vast kwam te liggen. Ook hier is echt en nep niet van elkaar te onderscheiden. Het boothuis zou zo uit de 16e eeuw kunnen komen.
Nieuwe vleugel
In de jaren 90 dreigde het hele gebouw vanwege de toegenomen scheepvaart langzaam in de Schie weg te zakken. Het clubgebouw was nodig aan herstel toe en bovendien (weer) te krap geworden door het groeiend aantal leden. In 2005-2006 werd het gebouw gerenoveerd en kreeg het een nieuwe transparante vleugel met douches en kleedkamers. Daar bovenop een dakterras met mooi uitzicht over de Schie.
Het is er niet aan af te zien, maar het mooie, oude centrum van Middelburg werd in de Tweede Wereldoorlog grotendeels verwoest. Ook het stadhuis werd getroffen, maar gelukkig bleven de buitenmuren staan.
Het stadhuis met zijn torentjes, rood-witte luiken en gotische vensters doet een beetje denken aan Vlaamse architectuur. En dit is niet gek, want het werd gebouwd door de Mechelse familie Keldermans. Het stadhuis was in 1520 klaar, maar onderging daarna nog een hoop veranderingen. In 1884 restaureerde de bekende architect Pierre Cuypers het stadhuis. Hij verving bijvoorbeeld de 16e-eeuwse beelden van graven en gravinnen van Zeeland (25 stuks!). En maakte een beeldje van koningin Wilhelmina met prinses Juliana op de arm. Ook repareerde de architect de toren van het stadhuis. Bij Middelburgers zelf bekend als Malle Betje, omdat de klok altijd achterloopt bij die van de Lange Jan. Na het bombardement op Middelburg werden de gotische gevels hersteld en nieuwbouw toegevoegd.
Je kunt een leuke stadswandeling maken met een gids, je komt dan ook in het stadhuis. In de naastgelegen Vleeshal kun je bijzondere videoprojecties bekijken van de Stichting Beeldende Kunst Middelburg (gratis met Museumkaart).
In een zijstraatje in Scheveningen vind je de Derde Ambachtsschool, een topmonument ontworpen door de bekende architect Jan Duiker.
Geschiedenis
In de 19e eeuw gaan particulieren zelf scholen oprichten voor technisch praktijkonderwijs. Simpelweg omdat daar behoefte aan is . Dat klopte inderdaad, na de opening van de eerste in 1873 groeit het aantal ambachtsscholen snel. In 1931 wordt de derde geopend: de Derde Ambachtsschool met 21 leslokalen.
Architectuur
Het ontwerp van de Derde Ambachtsschool komt van Jan Duiker, een belangrijk architect van het Nieuwe Bouwen. In deze stroming staat functionaliteit voorop. Architecten gebruiken glas, beton en staal en doen niet aan versieringen. En ze willen veel licht, lucht en ruimte in een gebouw voor een gezonde leefomgeving. Het gebouw in Scheveningen valt dan ook op door zijn mooie lichtinval. Dankzij het betonnen skelet van het gebouw is het mogelijk grote vlakken met glas te plaatsen. De gevels krijgen een aluminiumkleur. Hierdoor schitteren ze in de zon en zijn ze mat in de schaduw. Wat je verder zal opvallen, is de scheepsbrugachtige voorzijde van het gebouw.
Bij sommige gebouwen is het wel heel lastig te zien welke bouwstijl ze hebben. Zo ook bij veilinghuis Mak uit 1901. Niet zo gek, het heeft meerdere bouwstijlen en niet de meest bekende; wat dacht je bijvoorbeeld van theosofische elementen? Lees meer over dit unieke pand en neem er vooral een kijkje! De boekhandel die er nu zit, past perfect in het gebouw.
Geschiedenis
In 1839 wordt A. Mak Kunst- Antiekveilingen opgericht. Meneer Mak is kunstschilder, verzamelaar van schilderijen en rijk, maar door zijn vele reizen én zijn verzamelwoede moet hij gaan bijverdienen. Dus besluit hij werken uit zijn collectie te verkopen, en dat wordt al snel een succes. Eerst verkoopt hij uit vanuit huis, later vanuit drie 16e-eeuwse panden aan de Visstraat. Die panden worden in 1901 samengevoegd tot één gebouw met een compleet nieuwe voorgevel: veilinghuis Mak.
Architectuur
H.A. Reus ontwerp het veilinghuis. Hij is groot fan van het rationalisme van de beroemde architect Berlage. Maar de gevel is niet helemaal rationalistisch, want hier komen de theosofische elementen om de hoek kijken. Want de aanhangers van de theosofie – het idee dat elke religie een deel van de waarheid in zich heeft – stellen dat ware schoonheid is gebaseerd op kosmisch-geometrische figuren als vierkanten, cirkels en driehoeken. Dit zie je vooral aan de afwijkende raamindelingen, en aan de twee ronde ramen waarin driehoekige sterren het hemelse van de kunst en het aardse van de handel verbeelden.
Verder barst de gevel van de verwijzingen naar de functie van het gebouw. In de tuitgevel zie je bijvoorbeeld een veilinghamer. En ook de teksten maken duidelijk wat je in het pand kan doen. Bijvoorbeeld met het niet te missen ‘algemeen verkooplokaal’ en ‘nieuwe meubelen’ boven de deuren. Of de uitnodigende tekst ‘elck soecke sijn gadingh’ in de aanzetstenen.
Inrichting
Eenmaal binnen zie je mooie historische details, zoals de vloeren die nog uit de 17e eeuw stammen, de gietijzeren pilaren en oude lambriseringen. Zoals gezegd, past de boekhandel perfect op deze plek. Leuk is bijvoorbeeld de kinderhoek met het moderne glas-in-loodraam.
Het monumentale station Delft uit 1885 heeft talrijke versieringen. Het is nu in gebruik als restaurant, want inmiddels is het station vervangen door een gloednieuw exemplaar.
Architectuur 19-eeuws station
Het 19e-eeuwse gebouw werd ontworpen in neorenaissancestijl door de architect C.B. Posthumus Meyer sr. Het werd een uitbundig gebouw met talrijke versieringen. Het bestaat uit een verhoogd middendeel met twee zijvleugels en heeft een kap vol kapelletjes, een grote luifel en een leuke uivormige toren. Het prachtige, monumentale pand werd met alle lof ontvangen. De Delftse Courant was destijds bij de opening van het station en beschreef deze ervaring als volgt: “Treden we door den hoofdingang binnen, dan is de indruk min of meer overweldigend en moeten we een ogenblik rondzien zonder te weten wat het eerst te bewonderen.” In het gigantische gebouw zaten destijds zelfs woningen, bijvoorbeeld voor de stationschef. Een mooi detail in het gebouw zijn de keramiektableaus, ontworpen door Adolf le Comte en Nicolaas Wijnberg. Ze zijn gemaakt bij de Porcelyne Fles, een Delftse aardewerkfabriek uit 1653.
Nieuw stationsgebouw
Pal naast het 19e-eeuwse stationsgebouw zie je het nieuwe station, ontworpen door Mecanoo Architecten. Het moderne gebouw uit 2015 wordt ook wel ‘de glasbak’ genoemd. Vooral bijzonder is het plafond met de historische plattegrond van Delft uit 1877. Ook de wanden en pilaren zijn mooi versierd met een moderne variant van Delfts blauw. Neem je een kijkje in het gloednieuwe station? Let dan vooral op het bijzondere plafond.
Op voormalig militair oefenterrein verrees in 1915 de bibliotheek van de Technische Hogeschool (de latere TU Delft). Het prachtige gebouw is ontworpen in twee bouwstijlen, de neorenaissance en de neoclassicistische stijl.
Architectuur
Het gebouw werd ontworpen door Jan Vrijman. Hij ontwierp bijvoorbeeld ook het Academiegebouw en het Provinciehuis in Groningen, en in Delft ontwierp hij aan Ezelsveldlaan 61 het voormalige laboratorium voor Werktuig- en Scheepsbouwkunde . De TU-bibliotheek was de eerste in Nederland met een publieksgedeelte en een apart brandvrij magazijn. De bibliotheek moest echt het visitekaartje worden van de school. Het publieksgedeelte werd dan ook in uitbundige neo-Hollandse renaissance stijl gebouwd. Het gebouw heeft sierlijke topgevels, kruiskozijnen en speklagen. Het magazijn is neoclassicistisch. Je ziet dit bijvoorbeeld aan de zuilen (van baksteen) en voor de liefhebber, de ionische kapitelen. De erkers van het magazijn waren niet voor de sier maar waren plekken om stof van de boeken af te kloppen.
In 1923 werd het gebouw voor Weg- en Waterbouwkunde aangesloten op de bibliotheek. Deze werd ontworpen door Gerard van Drecht die bij Vrijman in dienst was. Het ontwerp is expressionistisch met decoratieve elementen in art deco. In 1975 verhuisde de faculteit naar de TU-wijk en nam de bibliotheek ook dit gebouw in gebruik. Later kwam ook de bibliotheek in die wijk te zitten, en is het gebouw omgebouwd tot appartementencomplex. In het voormalige publieksgedeelte zit nu een opleidingsinstituut.
Dit unieke hoofdkantoor van de Gist- en Spiritusfabriek is gebouwd in de Um-1800 stijl. Die komt niet heel veel voor in Nederland. De prachtige hal in het gebouw doet denken aan een station; de architect zou nog een ontwerp hebben liggen voor een station in Vlissingen dat nooit werd gebouwd.
Geschiedenis
Jacques van Marken had meerdere fabrieken in Delft. Zoals de Gist- en Spiritusfabriek (het latere Gist Brocades, inmiddels DSM). In 1905 liet hij dit hoofdkantoor bouwen. Van Marken was een bijzondere directeur en zorgde ongekend goed voor zijn medewerkers. Zijn motto: ‘de fabriek voor allen, allen voor de fabriek’. Lees meer over Jacques Van Marken.
Architectuur
De architect van het gebouw was Bastiaan Schelling met assistentie van Karel Muller. Schelling ontwierp overigens ook de Lijm- en Gelatinefabriek (nu Lijm en Cultuur) voor van Marken. Het hoofdkantoor is gebouwd in de minder bekende Um 1800-stijl met veel gebruik van natuursteen en tal van torentjes, erkers en ornamenten. Het middendeel van de voorgevel doet denken aan een historische stadspoort, door de torentjes en de ronde entree.
Tijdens Open Monumentendag werd verteld dat meneer Schelling niet zoveel tijd had voor dit gebouw. En dus gebruikte hij een ontwerp dat hij nog had liggen…van een station in Vlissingen (dat nooit werd gebouwd). Met wat aanpassingen zou hij het ‘Grote Kantoor’ hebben ontworpen. En de prachtige hal doet inderdaad denken aan een station. De hal heeft een gewelfde glazen overkapping met rondom galerijen. De zuilen op de galerijen hebben verschillende versieringen en in het trappenhuis zie je een gigantisch glas-in-loodvenster. En helemaal bijzonder, de ronde bakstenen zijn speciaal voor het gebouw gemaakt.
Inwoners van Delft noemen hem de Oude Jan, of Scheve Jan. Op Tripadvisor is het ‘de toren Pisa van Delft’. De toren van de Oude Kerk staat dan ook bijna 2 meter uit het lood. In de prachtige, middeleeuwse kerk liggen beroemde Delvenaren begraven.
De naam Oude Jan
1246 wordt gezien als het geboortejaar van de kerk en kreeg toen de naam Sint Hippolytuskerk. De oplettende lezer vraagt zich misschien af waarom hij dan de Oude Jan wordt genoemd. Hiervoor gaan we terug naar 1573. Vanaf dat moment werden veel kerken protestants en was het not done om een kerk te vernoemen naar een heilige. Dus de kerk had een andere naam nodig. Toen Delft een tweede kerk kreeg, was dat in de volksmond onmiddellijk de Nieuwe Kerk en werd de kerk ‘formerly known as Hippolytus’ automatisch de Oude Kerk. Met als bijnaam de Oude Jan. Waarom Jan? Misschien een ietwat teleurstellend antwoord: het was nu eenmaal een vaak voorkomende naam in die tijd.
Bouw Oude Kerk
Waarschijnlijk stond rond 1050 in de oudste straat van Delft (‘de Oude Delft’) al een tufstenen kerkje. In het kort: tufsteen is uitgespuwd as van een vulkaan dat later is verhard tot gesteente. In 1246 werd de kerk uitgebreid. Er kwamen twee zijbeuken en een koor. Later wordt de kerk aangrijpender aangepakt en breidt zich langzamerhand uit tot een kerk in de gotische stijl. Belangrijkste kenmerk van deze stijl zijn de gewelven en hoge ramen. In 1325 wilde men een toren aan de kerk bouwen. Eén probleem: er was geen plek voor, omdat de kerk pal aan de gracht was gebouwd. Maar we waren toen al goed met water; de gracht werd gedempt en daarop werd de toren gebouwd…dat was alleen niet zo’n stevige ondergrond voor een 75 meter hoge toren. Al tijdens de bouw begon de toren te verzakken. Maar men stabiliseerde de boel en bouwde het bovenste deel van de toren (wel) recht in het lood. Daarom zie je een knik in de toren.
Verschillende steensoorten en ramen
Wat je verder zal opvallen, zijn de verschillende steensoorten. Begin zestiende eeuw wilde men de kerk namelijk volledig van natuursteen maken, in plaats van baksteen. Dus kwam er een dwarsschip dat er nog steeds anders uitziet dan de rest. Vooral door de Reformatie bleef het hierbij. In 1536 raakte de kerk zwaar beschadigd door de grote stadsbrand. Maar de kerk werd pas echt geraakt tijdens de de Delftse buskruitramp. De kerk stond namelijk niet al te ver van het magazijn waar destijds het buskruit werd opgeslagen. Toen dat tijdens de ‘Delftse donderslag’ in 1654 ontplofte, raakte de kerk al zijn gebrandschilderde ramen kwijt. Voor het herstel werd een collecte gehouden in buurgemeenten. Jammer genoeg werd het geld gebruikt om de ramen te vervangen door gewoon glas of dicht te maken (een raam is zelfs nog steeds dichtgemetseld). Pas in de twintigste eeuw kreeg de kerk weer glas-in-lood ramen, gemaakt door Joep Nicolas.
Interieur
Tijdens de beeldenstorm is zo ongeveer het hele interieur gesloopt. Op de preekstoel na, die stamt uit 1548 en is nog te bewonderen. In de kerk zie je veel graven van beroemdheden. Johannes Vermeer stierf onbekend en had een totaal onopvallende grafsteen, maar werd in 2007 geëerd met een grote gedenksteen. Piet Hein werd juist onder grote belangstelling begraven en kreeg een indrukwekkende witmarmeren steen met zijn eigen beeltenis. Het praalgraf van Maarten Tromp is voor zover mogelijk nog bombastischer dan dat van Piet Hein. Zijn beeltenis wordt omgeven door oorlogstuig als schilden en bijlen. En Anthonie van Leeuwenhoek (de uitvinder van de microscoop) ligt begraven in de kerk. Zijn dochter zorgde voor een mooi praalgraf.
Bijna gesloopt
In de middeleeuwen waren de nonnen in het Sint Agathaklooster (nu het Prinsenhof) de overburen van de kerk. Zij vonden de scheve toren maar dreigend en vertrouwden het totaal niet. Als het hard stormde, gingen ze aan de andere kant van het klooster slapen, omdat ze bang waren dat de toren zou omvallen. Gelukkig was de toren stabieler dan hij eruitzag. Maar in de 19e eeuw was de toestand van de toren niet meer zo best. Het gemeentebestuur was bang dat hij zou instorten en wilde hem laten slopen. Na fel protest is gelukkig besloten de toren te restaureren.
Het pand werd oorspronkelijk gebouwd als faculteit Scheikunde, vandaar de watertoren (voor als een scheikundig proefje zou mislukken). Nu hebben de studenten Bouwkunde er les.
Het gebouw
Wie in Delft woont, weet er vast van of was er misschien zelfs bij: de brand in 2008 die de TU-faculteit Bouwkunde verwoestte. Het gebouw was niet meer te redden, dus er moest iets nieuws komen. En er was haast bij, want na de brand werd de faculteit tijdelijk gehuisvest in tenten. Daarom werd besloten het hoofdgebouw om te bouwen voor de studenten.
Gerard van Drecht ontwierp het hoofdgebouw in traditionalistische stijl met invloeden van de Amsterdamse School. Het gebouw werd ook wel De Rode Scheikunde genoemd, vanwege de rode steen. En maar liefst zes architectenbureaus hebben het gigantische gebouw omgevormd tot BK City. Om te illustreren hoe complex het gebouw was: in de Tweede Wereldoorlog zaten zowel Duitsers (het gebouw deed dienst als wapenopslag) als onderduikers in het pand. Daarom hebben de architecten een straat gemaakt die alle vleugels met elkaar verbindt.
De faculteit van binnen
Leuke ruimtes om te bekijken: de kantine Het Ketelhuis waar de muren en plafonds niet zijn afgewerkt, zodat de architecten in spe kunnen zien wat er schuil gaat achter de stenen. De oranjezaal waar de hoogte niet goed werd doorgegeven (even de stellage aan het plafond vergeten) waardoor het bovenste gedeelte van de tribune onbruikbaar is. En de leuke espressobar, gemaakt van gebruikt materiaal – de kozijnen van het gesloopte wooncomplex de Zwarte Madonna. En loop ook zeker langs de stoelencollectie, met exemplaren van bijvoorbeeld Rietveld en Le Corbusier. De collectie heeft de brand wonderwel overleefd (pikant detail: de miljoenen collectie werden tijdens de brand van het oude faculteitsgebouw even opgestapeld op straat). En vlakbij de stoelencollectie vind je de bibliotheek van Bouwkunde met een leuke desk van losse gestapelde boeken.
Dit prachtige 18-eeuwse pand in Lodewijkstijl werd gebouwd als school voor talentvolle wezen. Het heeft tal van bijzondere details. In het achterhuis zie je een bijvoorbeeld een kindervoetjes-vloer, gemaakt door met blote voeten gedoopt in donkere verf, over een lichte gebeitse vloer te lopen.
Geschiedenis
Het geld voor de school kwam van ene Maria Duyst van Voorhout. Zij werd op twaalfjarige leeftijd zelf wees en stierf op haar 92e kinderloos, en steenrijk! Ze wilde dat haar vermogen werd gebruikt voor onderwijs aan wezen, waarvoor een stichting werd opgericht: de Fundatie van Renswoude. De kinderen kregen les in bijvoorbeeld waterbouw, scheepsbouw en wiskunde, en kregen kost en inwoning.
Architectuur
De Zwitserse Joseph Bollina ontwierp de Delftse ambachtsschool in 1759. Het werd een statig pand met alle kenmerken van de Lodewijk XV-stijl. Let bijvoorbeeld op de lijstgevel en het decoratief snijwerk om de ramen. Op de hoeken van de gevel zie je geblokte lisenen (stroken die iets uitsteken en de muur in vlakken verdelen). En bovenin uitbundig versierde consoles die het gewicht van de kroonlijst dragen. Boven de ingang hangt een tekst ter ere van Maria, in goudkleurige letters en omgeven door krullende ornamenten.
Inrichting
Ook als je binnenkomt, word je blij verrast. Vooral door het prachtige stucwerk; op de plafonds, boven de schouw, het hele pand barst ervan. In de regentenkamer zie je bijvoorbeeld de godin van de wijsheid, Minerva, omringd door putti met attributen van kunst en wetenschap. Wat ook opvalt in de kamer is de bruinrode wandbespanning die bekend staat als Velours d’Utrecht (want: van een Utrechtse weverij met stof van stof van geitenhaar). In het achterhuis zie je een zogenaamde kindervoetjes-vloer, gemaakt door met blote voeten gedoopt in donkere verf, over een lichte gebeitse vloer te lopen. Als je goed kijkt, kun je de hielen nog onderscheiden. En iets verderop is in het raam zelfs een 18e-eeuwse kwajongensstreek te zien. Fredrik Willem Conrad, later inspecteur-generaal van wat we nu Rijkswaterstaat noemen, graveerde zijn naam in een venster toen een docent hem de gang op had gestuurd.
Het gebouw is gratis te bezichtigen op Open Monumentendag. Sinds 1936 is het gebouw in handen van de Vereniging Hendrick de Keyser (die historische panden opkoopt om ze te behouden). De Fundatie, die nu studiebeurzen verstrekt aan jongeren, vergadert nog in de regentenkamers.
Het mooie 17e-eeuwse Kruithuis werd ontworpen door de beroemde architect Pieter Post. Vroeger lag hier buskruit opgeslagen, veilig ver buiten de stad.
Geschiedenis
In 1660 werd het Kruithuis aan de Schiekade gebouwd, ver van de binnenstad. De stad had namelijk net daarvoor de buskruitramp meegemaakt….Op 12 oktober 1654 ontplofte aan de Geerweg, in het centrum van Delft, een gigantische opslagplaats vol buskruit. Volgens de overlevering was de ontploffing tot op Texel te horen. De ravage was enorm; een deel van het gebied werd volledig weggevaagd en er vielen honderden doden. De ramp staat bekend als de Delftse Donderslag. De oorzaak van de explosie is overigens nooit officieel vastgesteld. Waarschijnlijk sloeg een vonk uit de lantaarn van de beheerder over op het buskruit. Na de ramp werden op het terrein woningen gebouwd. Een deel werd vrijgehouden; de huidige Paardenmarkt.
Gebouw Kruithuis
De toparchitect Pieter Post ontwierp het Kruithuis. Hij is onder andere bekend van Huis ten Bosch en het Johan de Witthuis in Den Haag. Het complex heeft een prachtig poortgebouw, versierd met het wapen van de Staten-Generaal. In de kamer bovenin het poortgebouw is het wapen in de houten schouw aangebracht. Het complex bestaat verder uit een pakhuis, kuiphuis en wachthuis. En natuurlijk de twee kruittorens. Die staan in de vijver, extra veilig. Met dubbele deuren en sloten van koper (geen ijzer, om vonkvorming te voorkomen). En de muren zijn dikker dan het dak. Idee was dat bij een ontploffing dan alleen het dak de lucht in zou vliegen.
Het Scoutcentrum Delft zit nu in het Kruithuis. Het terrein is overdag vrijwel altijd open voor een bezoekje van voetgangers. Je kunt de gebouwen alleen van buiten bezichtigen.
De Haagse Bijenkorf werd in 1926 geopend. Het is een geweldig voorbeeld van de Amsterdamse School met tal van versieringen en expressieve kleuren.
Gebouw De Bijenkorf Den Haag
In 1923 schreef De Bijenkorf een prijsvraag uit voor het ontwerp van een Haagse vestiging. De vakjury – met onder andere Berlage – vond het ontwerp van Jan Frederik Staal het best. Maar de directie vond dit niet geschikt voor een warenhuis en koos voor Piet Kramer, een bekende architect van de Amsterdamse Schoolstijl. Voor De Bijenkorf gebruikte Kramer een constructie van gewapend beton. Hierdoor hoefden de gevels geen gewicht te dragen en konden ze elke vorm krijgen die hij maar wilde. Het werden golvende gevels van baksteen, onderbroken door verticale stroken glas in koperen kozijnen. Het voorste deel aan de Wagenstraat maakte Kramer rond, waardoor het op een toren lijkt. Aan de bovenkant van de gevel zie je ronde decoraties van natuursteen die naar voren springen. Ook zie je veel sculpturen aan de gevel. Er hebben meer dan twintig beeldend kunstenaars meegewerkt aan het gebouw.
Interieur De Bijenkorf
In het interieur is maar weinig terug te zien van de oorspronkelijke details. Destijds was er een hoge, zeshoekige vide met galerijen en lichtkap. Om ruimte te winnen werd deze opgevuld tijdens een verbouwing in 1962. Ook is toen veel houtsnijwerk verwijderd. Alleen in het trappenhuis is dit bewaard gebleven. Daar zie je ook het gebrandschilderd glas nog.
Dit stoere gebouw uit 1932 is nu een culturele en culinaire hotspot: Bacinol 2. De naam Bacinol dankt het gebouw aan geheime experimenten tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Ontwerp Bacinol 2
In dit gebouw zat het hoofdkantoor van de Koninklijke Fabriek F.W. Braat. Vooral bekend door zijn stalen kozijnen. Bacinol 2 werd ontworpen door Jan de Bie Leuveling Tjeenk, in de stijl van het Nieuwe Bouwen. Het bestaat uit gewapend beton, gele bakstenen en -uiteraard- stalen vensters van Braat zelf. Dit visitekaartje van het bedrijf wilde de architect duidelijk laten terugkomen. Er is zelfs geen enkel stukje hout toegepast in het gebouw. In het trappenhuis zit een stalen lift met een zeldzame (en nu verboden) open ombouw. Maar de echte blikvanger is het gigantische glas-in-lood raam dat over de volle hoogte is aangebracht. Het glas-in-lood raam werd ontworpen door de Hongaarse kunstenaar Vilmos Huszár. Hij is het meest onbekende lid van kunststroming De Stijl. Sterker nog, hij was een van de oprichters en werkte dus nauw samen met onder andere Piet Mondriaan en Theo van Doesburg. Maar niet lang na de oprichting maakte de kunstenaar zich los van De Stijl en ging zijn eigen weg.
De naam Bacinol
Bacinol 2 suggereert een Bacinol 1. Dat klopt, maar dat gebouw (dat hoorde bij Koninklijke Gist- en Spiritusfabriek) moest in 2009 wijken voor de spoortunnel van het nieuwe station Delft. De naam Bacinol dankt het gebouw overigens aan geheime experimenten tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het gebouw deden ze proeven met -toen net uitgevonden- penicilline. Ze wilden niet dat de Duitsers gebruik konden maken van het medicijn, dus produceerden ze onder de codenaam Bacinol.
Het restaurant Huszár organiseert op Open Monumentendag vaak rondleidingen door het gebouw. Leuk weetje: het restaurant is vernoemd naar de kunstenaar van het glas-in-lood werk. Leuke bijkomstigheid was dat de grootvader van het familiebedrijf vroeger huzaar (soldaat te paard) bleek te zijn. Zijn megafoto is verwerkt in de glazen wand in het café.
Oorspronkelijk een imposant gotisch paleis dat helemaal teruggaat tot de 15e eeuw, nu een museum.
Markiezen
Ooit was dit het woonpaleis van de heren en later markiezen (een hoge adellijke titel) van Bergen op Zoom. Jan II van Glymes laat het bouwen, hij staat beter bekend als ‘Jan met den lippen’ vanwege zijn vergroeiing aan zijn lip en zijn 34 kinderen waarvan zo’n 21 bastaard (volgens de legende zijn het er in totaal zelfs 50). Dat is in die tijd overigens geen taboe; bastaardkinderen zijn een statussymbool en een middel om je invloed uit te breiden. En met resultaat, want met zijn verbluffende macht en rijkdom laat hij het laat-gotische stadspaleis bouwen, het Markiezenhof.
Gebouw Markiezenhof
Het Markiezenhof straalt een en al grandeur uit. In 1511 is het stadspaleis klaar, maar Jan II zelf is even daarvoor overleden en kan het niet meer bewonderen. Karakteristiek zijn de trapgevels, de rode vensterkorven aan de voorgevel om ongenode gasten buiten te houden en het afwisselend gebruik van natuursteen en baksteen. De pronkstukken van het paleiscomplex zijn de Grote Galerij aan de Grote Binnenplaats en de Hofzaal met zijn laatgotische Christoffelschouw die is toegevoegd in 1522.
Nadat het ‘markiezaat’ eindigt komt het complex eind 17e eeuw in buitenlandse handen en wordt het naar die tijd gemoderniseerd. De arcade wordt dichtgemetseld, de toren ingekort en de achtergevel krijgt een klassieke Franse stijl. In 1795 legt het Franse leger beslag op het Markiezenhof en gebruikt het als militair hospitaal. Zo’n 20 jaar later wordt het een kazerne, waarna het paleis zwaar in verval raakt. In de jaren vijftig komt de grandeur van het paleis terug; de arcades, gevels en de toren worden in oude staat hersteld. Daarna trekt het museum in het mooie stadspaleis.
Markiezenhof bezoeken
Adres: Steenbergsestraat 8, 4611 TE Bergen op Zoom
Het Prinsenhof is natuurlijk vooral bekend vanwege zijn beroemde bewoner, prins Willem van Oranje. De prins is daar op 10 juli 1584 vermoord, de kogelgaten zitten nog in de muur.
Gebouw Prinsenhof
Het Prinsenhof was al sinds 1403 een groot en welvarend klooster. In Tachtigjarige Oorlog komt Delft in handen van de opstandelingen en wordt het Agathaklooster in beslag genomen door de stad. In 1572 trekt Willem van Oranje in het gebouw. De leider van de opstand tegen het Spaanse Rijk, verhuist vanuit Den Haag naar het veilige Delft met zijn grachten en stadsmuren. De nonnen mogen overigens wel in de zijvleugel van het klooster blijven wonen, maar er mogen geen nieuwe nonnen toetreden.
Het gebouwencomplex blijkt heel geschikt als hof voor de prins. De nonnen van het klooster waren zeer welvarend en hadden het steeds verder uitgebreid. In de 16e eeuw bestaat het complex uit een grote kapel, een kapittelzaal, een eetzaal, woonvleugels, dienstgebouwen en een gastverblijf. De slaapkamer van Willem van Oranje is op de eerste verdieping, waar hij mooi zicht heeft op de Oude Kerk. Alleen de smalle wenteltrappen in het kloostergebouw zijn niet handig en daarom wordt een brede ‘staatsietrap’ aangelegd. En zoals je misschien bekend is, wordt op diezelfde trap, op 10 juli 1584, Willem van Oranje vermoord. De kogelgaten zitten nog in de muur en zijn te zien in het gebouw.
Museum Prinsenhof
Na de dood van de prins krijgt het complex verschillende functies, zoals Latijnse School en kazerne. Daarna trekt Museum Prinsenhof erin. In 1996 wordt het museum uitgebreid met de prachtige Van der Mandelezaal van Mick Eekhout; de voormalige binnenplaats van het klooster krijgt een ingenieuze, glazen overkapping: een mix van klassieke en moderne architectuur.
Het stadhuis van Gouda is een van de oudste stadhuizen van Nederland. Het reusachtige gebouw uit 1450 staat midden in het historische hart van de stad.
Het stadhuis staat prominent op de markt. Het stadsbestuur wilde namelijk een vrijstaand pand, omdat het vorige stadhuis een grote stadsbrand niet had doorstaan. Overigens was de aanblik in de 15e eeuw wel heel anders, want de ‘markt’ was toen nog een drassig veenterrein. Het stadhuis van natuursteen met zijn rode luiken, het carillon, de beelden en torentjes lijkt opvallend op het stadhuis van Middelburg en doet Vlaams aan. Dit is te danken aan de Mechelse architectenfamilie Keldermans die aan beide gebouwen heeft gewerkt. Het imposante stadhuis van Gouda is rijkversierd en vooral voorgevel maakt indruk door de pinakels (kleine torenvormige decoraties), de uitkragende hoektorentjes en de grote vierkante toren. De talrijke beelden van de hoofdrolspelers uit de Goudse geschiedenis maken het helemaal af, alhoewel die pas halverwege de 20e eeuw zijn toegevoegd. Ook het klokkenspel in de zijgevel is uit die tijd. Elk half uur komt het poppenspel tot leven met als hoofdrolspeler Floris V die Gouda in 1272 stadsrechten verleende.
Het stadhuis van Gouda is op Open Monumentendag meestal te bezoeken. Je komt dan in de mooie trouwzaal met de trots van de stad: de wandbekleding uit 1642. Ook de burgerzaal, de burgemeesterskamer en de mooie zaal onder de nok van het gebouw zullen indruk maken.
De Kaerskorf uit 1598 ziet er typisch Hollandse renaissance uit. Maar had in de 19e eeuw nog een hele andere aanblik. In het prachtige gebouw zit nu een antiekwinkeltje.
Terug naar de renaissance
In 1598 kreeg een kruikenbakker toestemming om De Kaerskorf te bouwen. Het werd een prachtig gebouw in renaissancestijl, met kenmerkende trapgevel en kruisvensters. Een paar eeuwen later, in 1839, kocht een timmerman het gebouw (voor 810 gulden). Hij koos ervoor het pand te moderniseren naar 19e-eeuwse mode… Het kreeg een lijstgevel met schuifvensters en weg was de 16e-eeuwse renaissancestijl! In 1965 restaureerden architechten Kooreman en Raue het gebouw in de oorspronkelijke 16e-eeuwse stijl. Dit dankzij de Vereniging Hendrick de Keyser die het inmiddels in bezit had. De reconstructie was mogelijk dankzij de aangetroffen bouwsporen in het pand en een tekening uit 1836 van het originele gebouw.
Een trouwe bezoeker van deze site wilde graag meer weten over de Nieuwe Kerk. En het beroemde gebouw mag hier ook niet ontbreken. De op een na hoogste kerk van Nederland torent in de stad overal bovenuit, en wordt dagelijks door talloze toeristen bewonderd.
Bouw Nieuwe Kerk
In de 14e eeuw besluit het stadsbestuur de Nieuwe Kerk te bouwen. En dat is niet zomaar. Een inwoner van Delft had dertig jaar lang jaarlijks een visioen over een kerk op deze plek, en laat het bestuur niet met rust totdat die er kwam. Wat je noemt selffulfilling prophecy. De stad had al een kerk (nu bekend als de Oude Kerk), daarom heet deze de Nieuwe Kerk. In 1381 wordt eerst een houten noodgebouw neergezet en een paar jaar daarna wordt daaromheen een stenen laatgotische kruisbasiliek gebouwd. Zoals bij zoveel kerken verloopt de bouw in fasen. De toren is in 1496 is klaar, bestaande uit een vierkant voetstuk, daarboven twee achtkanten en een appelvormige torenspits.
Rampspoed
Op 3 mei 1536 legt een enorme brand half Delft in de as. In de kerk gaan onder andere het orgel, de klokken en de gebrandschilderde ramen in vlammen op. Een paar jaar later verwoest een woedende menigte de altaren, kerkbanken en biechtplaatsen tijdens de beeldenstorm. En net nadat de rust is wedergekeerd, volgt in 1654 de ontploffing van het kruithuis (zie het artikel over het Kruithuis) waardoor de rest van de glas-in-loodramen verloren gaat. Maar daarmee is het nog niet klaar voor de kerk. In 1872 slaat opnieuw de bliksem in de spits. Zo’n drie jaar later laat de beroemde Pierre Cuypers er een nieuwe op zetten en die wordt extra hoog, omdat omdat men de Utrechtse Dom wil overtreffen. Maar de Domtoren wint het met 112 meter toch net van de ruim 108 meter hoge Nieuwe Kerk. O ja, en veel mensen vragen zich af waarom het bovenste deel van de toren pikzwart is. Dit heeft niets met de brand te maken, maar met de soort steen die werd gebruikt; de Bentheimer zandsteen die door weersinvloeden steeds grijs en zelfs zwart kan worden.
Praalgraf Willem van Oranje
In 1584 wordt Willem van Oranje begraven in de kerk. Puur toeval, omdat Breda bezet is door de Spanjaarden wordt hij niet in zijn familiegraf maar in zijn woonplaats begraven (door deze geschiedenis worden nu alle Oranjes in Delft begraven). In 1614 begint architect en beeldhouwer Hendrick de Keyser aan een imposant praalgraf voor de prins. Aan de voet zie je de hond van Willem, want zij hadden een bijzondere band; na de dood van zijn baasje weigert de hond nog te eten en sterft drie dagen later. Terwijl De Keyser bezig is met het praalgraf, mag hij overigens meteen een nieuw stadhuis van Delft ontwerpen, want het middeleeuwse stadhuis brandde even daarvoor af. Als De Keyser een paar jaar later sterft, is het stadhuis al klaar, maar het praalgraf nog niet; zijn zoon Pieter heeft dit voltooid.
De kerk is zes dagen per week te bezoeken. Je kunt ook de gigantische toren beklimmen voor een prachtig uitzicht over de stad. Met een ticket kun je ook gelijk de Oude Kerk bezoeken.
Misschien denk je bij het zien van dit stadhuis: wat een allegaartje… En dat is ook zo. Het stadhuis van Haarlem is een samenraapsel van verschillende gebouwen en bouwstijlen.
Het oudste gedeelte gaat helemaal terug tot 1370. In de eeuwen daarna werd het pand flink verbouwd en uitgebreid. Zo werd in de 16e eeuw het nabijgelegen klooster toegevoegd aan het gebouw. In de 17e, 18e en 19e eeuw werd het gebouw verder uitgebreid en vernieuwd. En de toren die je ziet? Die stamt dan weer uit 1913. In het stadhuis verwijst de Gravenzaal – nu populair als trouwzaal – naar het verleden van de locatie. Oorspronkelijk stond op deze plek namelijk een 13e-eeuws jachtslot van de Graven van Holland. Maar dit brandde af, in die tijd vonden nogal wat stadsbranden plaats. Ook bijvoorbeeld het stadhuis van Delft ging daardoor verloren.
De monumentale Domtoren is sinds 1382 de trots van Utrecht, en de hoogste kerktoren van Nederland. De toren is te bezoeken met een rondleiding. En je kunt ook een uniek kijkje nemen ónder het eeuwenoude Domplein.
Bouw Domtoren
De bouw van de Domkerk is in volle gang als de bisschop van Utrecht in 1321 de werkzaamheden abrupt laat stilleggen. Deze kerkelijke en wereldlijke heerser wil namelijk zijn macht tonen en daarom geeft hij opdracht om eerst de imposante kerktoren te bouwen, een duidelijk statussymbool. En zo geschiedde. Jan van Henegouwen, belangrijkste bouwmeester van de gotische Domtoren, ontwerpt een toren die bestaat uit drie lagen. De vierkante onderbouw lijkt verdacht veel op een stadspoort, daarbovenop staat een smaller vierkant deel en als top zie je een achthoekige, open lantaarn. Voor een rijkere uitstraling wordt de bakstenen kern grotendeels bekleed met natuursteen uit België en Duitsland. Later wordt de kerk gebouwd. Maar in 1674 raast een herfststorm over Utrecht waardoor het middenschip instort. Sindsdien staat de toren los van de kerk en zijn de twee gescheiden door het Domplein.
Hoogste kerktoren van Nederland
In 1382 is de Domtoren de hoogste kerktoren van Nederland. De windvaan, met een afbeelding van Sint-Maarten, bevindt zich op ruim 106 meter hoogte. Maar er is een strijd gaande met de Nieuwe Kerk Delft…In 1875 bereikt de toren van die kerk een hoogte van zeker 108 meter, geheel te danken aan Pierre Cuypers die een nieuwe, hoge spits op het gebouw zet nadat de oude door de bliksem was getroffen. Maar diezelfde Cuypers leidt begin 1900 de restauratie van de Domtoren, waarbij die spits wordt voorzien van een nieuw dak. Hierdoor bereikt de Utrechtse toren een hoogte van 112 meter. En daarmee is de Domtoren definitief de hoogste kerktoren van Nederland. Tijdens de restauratie heeft de Domtoren overigens ook een ontvangstgebouw gekregen. Het ontwerp is van G.W. van Heukelom, bekend van de Utrechtse Inktpot, ook bepaald geen klein gebouw.
De Domtoren is te bezoeken met een rondleiding. Samen met een gids beklim je de 465 traptreden van toren, waarbij je onderweg meer hoort over de geschiedenis en de bouw van de Dom. En je kunt ook een kijkje nemen ónder het Domplein. Een gids neemt je dan mee door de ondergrondse gangen en de geschiedenis van 2000 jaar Domplein. Lees meer over Dom Under.
Het Binnenhof is al eeuwenlang het politieke centrum van Nederland. Met een van de oudste gebouwen van Den Haag: de Ridderzaal uit 1280. Destijds een feestpaleis, tegenwoordig stralend middelpunt tijdens Prinsjesdag.
Bouw Ridderzaal
In 1248 start de bouw van de Ridderzaal. Deze ‘Grote Zaal’ is bedoeld als feestpaleis van de graven. en wordt gebouwd in opdracht van de zoon van Floris IV , genaamd graaf Willem II (zo’n beetje alle belangrijke bestuurders heetten vroeger Willem. Als je wilt, kun je hem opzoeken in de stamboom van Haagse Tijden) maar hij overlijdt voordat het gebouw klaar is. Zijn zoon, graaf Floris V, maakt het karwei af. In 1280 is de Ridderzaal voltooid.
Restauratie Ridderzaal
Rond 1861 restaureert rijksbouwmeester W.N. Rose de Ridderzaal. Een totale ramp. Zo denkt hij dat de imposante houten kap niet uit de middeleeuwen kan stammen, en laat deze zonder pardon weghalen. Dat komt hem op veel kritiek te staan. Gelukkig herstelt de beroemde Pierre Cuypers de Ridderzaal later in middeleeuwse (neogotische) stijl . Zo wordt de houten kap naar oorspronkelijk model teruggebracht en krijgt het gebouw een portaal voor de hoofdingang, net als twee torenspitsen. Ook krijgt het een compleet nieuwe inrichting, inclusief troon. Begin 1900 is de restauratie afgerond.
Pas na de restauratie van Cuypers wordt de Ridderzaal officieel de troonzaal waar de koning op Prinsjesdag de troonrede voorleest. In de periode daarvoor – toen de graven vertrokken waren – is de Ridderzaal overigens voor de gekste dingen gebruikt. Bijvoorbeeld voor trekkingen van de Staatsloterij (daarom werd hij ook wel de Loterijzaal genoemd). En het mooie gebouw heeft zelfs een tijdje dienst gedaan als magazijn…
Over het Binnenhof
Vanaf de 13e eeuw zijn er steeds gebouwen toegevoegd aan het Binnenhof. In de 19e eeuw groeide de overheid en zijn oude gebouwen veelal vervangen. Nu zie je dan ook vooral gebouwen in neostijl.
Het Binnenhof is vrij toegankelijk. Wil je binnen een kijkje nemen, bijvoorbeeld in de Eerste of Tweede Kamer? Bekijk dan de rondleidingen op het Binnenhof van Prodemos.