Het Mauritshuis werd in 1623 gebouwd als buitenplaats en jachtslot voor prins Maurits, de zoon van Willem van Oranje. Nu is het een bezoekerscentrum over Willemstad.
Historie Mauritshuis
Willem van Oranje was hier al een tijdje actief, want hij zag dit als goede plek om de scheepvaart te beheersen tussen Holland, Zeeland en Antwerpen. Dus hij maakte van het toenmalige Ruigenhil het mooie vestingstadje dat je nu ziet. Toen Willem van Oranje overleed, vernoemde Maurits de plek naar zijn vader en gaf Willemstad meteen stadsrechten. Hij liet het raadhuis en een koepelkerk bouwen en in 1623 voor zichzelf dus dit mooie optrekje. Zijn buitenplaats heette overigens oorspronkelijk het Prinsenhof, net als de verblijfplaats van zijn vader Willem in Delft. Het Mauritshuis is met zijn trapgevels, speklagen en vrolijke rode luiken typisch Hollandse renaissance.
Gebruik Mauritshuis
Prins Maurits heeft niet lang kunnen genieten van zijn buitenplaats, want hij overleed twee jaar nadat het klaar was. Pas veel later, tijdens de Eerste Wereldoorlog, kreeg het Rijkspostduivenstation een plekje in het gebouw. Tegenwoordig worden ze niet zo gewaardeerd, maar vroeger werden duiven gezien als ware helden die vooral tijdens oorlogen belangrijke berichten bezorgden. Het gebouw was toen ook in gebruik als als militair hospitaal. Door de jaren heen had het gebouw veel verschillende functies. De gouverneur van Willemstad woonde er een tijdje, later verbleven er marechaussees met hun gezinnen en het heeft ook nog dienst gedaan als stadhuis.
Bezoekerscentrum
De zolder van het Mauritshuis ziet eruit als de zolder van zo ongeveer elke willekeurige Nederlander: stampvol spullen uit tijden van weleer, met het verschil dat deze unieke exemplaren het interessante verleden van Willemstad uit de doeken doen. Je ziet een nagemaakte schoenmakerij, gereedschap en keukengerei, maar ook het ondergoed dat destijds gedragen werd. Na een bezoek aan de zolder is je beeld van Willemstad zonder meer compleet. Beneden draait het vooral om het militaire verleden van de stad. In 1793 vielen de Fransen Willemstad namelijk aan, maar toen maakten we al slim gebruik van het water en zetten de omliggende polder blank om ze tegen te houden. Uiteindelijk kwam de stad overigens toch in handen van Napoleon. Hij liet vervolgens een buskruitmagazijn en Fort Sabina en Fort de Hel bouwen die je ook nog steeds kunt bezichtigen.
Het Pageshuis werd oorspronkelijk gebouwd als woonhuis voor een kanonmaker in de Tachtigjarige Oorlog. Het is zo ongeveer het enige gebouw in Den Haag dat nog een trapgevel heeft.
Geschiedenis Pageshuis
Het pand werd in 1610 neergezet voor de geschutgieter (kanonnenmaker) van Holland. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden namelijk iets verderop, In de Kloosterkerk, kanonnen gemaakt; de werkplaats bevond zich in het kerkkoor! De beelden van de Romeinse oorlogsgoden Mars en Bellona op de gevel van het Pageshuis verwijzen nog naar deze geschiedenis. De woning in renaissancestijl heeft een kenmerkende trapgevel. Dat die bewaard is gebleven is opvallend, want trapgevels zie je nog maar weinig in Den Haag. In de 18e eeuw wilden mensen er namelijk graag vanaf om hun huizen statiger te doen lijken. De trapgevel van het Pageshuis is als enige aan de Lange Voorhout bewaard gebleven, omdat de ambtswoning van de kanonmaker staatseigendom was.
Bestemmingen Pageshuis
Vanaf 1747 werd het gebouw een opleidingsinternaat voor de stadhouderlijke pages. Pages waren jongens van adel die een brede opleiding kregen en als tegenprestatie allerlei diensten verleenden voor de stadhouder, zoals het escorteren bij ceremonies. In 1851 besloot koning Willem III geen nieuwe pages meer aan te nemen. Een paar jaar later stelde hij het gebouw beschikbaar aan het Nederlandse Rode Kruis. Toen Prins Hendrik in 1908 voorzitter werd, liet hij het grondig opknappen en een mooie vergaderzaal maken. In de jaren ’90 kwam Het Pageshuis in particuliere handen. In 2000 is het gerenoveerd.
Het middeleeuwse stadhuis van Delft brandde in 1618 af. Behalve één toren, die in de middeleeuwen werd gebruikt als gevangenis: Het Steen. Na de brand liet het stadsbestuur een heel nieuw stadhuis bouwen, rondom de toren.
Delft vroeg Hendrick de Keyser het nieuwe stadhuis te ontwerpen. De architect en beeldhouwer was toch in de buurt, want hij maakte op dat moment het praalgraf in de Nieuwe Kerk voor Willem van Oranje (hij was even daarvoor vermoord door Balthasar Gerards die dan weer in gevangenis Het Steen terechtkwam). De Keyser werkte snel, het nieuwe stadhuis was twee jaar na de brand al klaar. Hij ontwierp het stadhuis in de late renaissancestijl. Een symmetrisch gebouw, met pilasters, een fronton boven de ingang en vele decoraties. Het prachtige beeld van Vrouwe Justitia – dat herinnert aan de vroegere rechtbank in het gebouw – springt het meest in het oog. Zij is omringd door obelisken, siervazen en schelpmotieven. In de 19e eeuw is het gebouw overigens – voor die tijd – gemoderniseerd; de de kruisvensters met glas-in-lood en luiken werden onder andere vervangen. Later is het gebouw gelukkig in oude staat hersteld.
Het stadhuis is alleen te bezoeken op Open Monumentendag. Ook is het een gewilde trouwlocatie (leuk om te weten: de beroemde kunstschilder Johannes Vermeer ging er in ondertrouw). De middeleeuwse gevangenis Het Steen is te bezichtigen in schoolvakanties.
Met het stadhuis van Leiden is iets bijzonders aan de hand. Alleen de voorgevel is namelijk bewaard gebleven – overigens met zijn 86 meter wel gelijk de langste renaissancegevel van Nederland! De rest van het gebouw brandde in 1929 compleet af.
Na de brand werd achter de 16e-eeuwse gevel een nieuw stadhuis gemaakt. De inrichting kreeg een duidelijk thema: marmer. De vloeren, muren, pilaren….van marmer dus. Wat je ook zal opvallen, zijn de werken die de beroemde M.C. Escher maakte voor het gemeentehuis. Zoals de prachtige vloer in de raadzaal en de bijzondere klok. De 16e-eeuwse gevel werd ontworpen door Lieven de Key. Je ziet een imposante bordestrap voor de ingang, drie topgevels en tal van decoraties. Bijvoorbeeld twee beelden die de Tijd en de Eeuwigheid voorstellen.
Franeker was in de 16e eeuw een welvarend plaatsje en daarom wilde het stadsbestuur een prestigieus stadhuis. Dat is gelukt, want zijn roem reikte uiteindelijk tot in Amerika! In Brookline staat namelijk een kopie van het gebouw, aan de ‘Netherlands Road’.
Bouwmeester Pieter Augustinusz Ens en steenhouwer Claes Jelles ontwierpen het gebouw uit 1594 in de stijl die toen in de mode was, de renaissance. Met een kenmerkende trapgevel, en lagen natuursteen (speklagen) die het gebouw een levendige uitstraling geven. Hoog boven die ingang zie je Vrouwe Justitia op een draagsteen, er zat vroeger namelijk ook een rechtbank in het stadhuis. Door het raam werd het vonnis uitgeroepen aan het volk; de straf was meestal een paar dagen aan de schandpaal die vlak voor het stadhuis stond. De zijvleugel van het gebouw ziet er overigens heel anders uit, omdat die pas in 1760 werd toegevoegd in strakke, statige Lodewijk XV-stijl. Het stadhuis van Franeker staat in de Top 100 van Nederlandse monumenten.
Het Oude Stadhuis in Den Haag valt totaal niet op. Dat komt omdat het – als een van de weinige stadhuizen in Nederland – niet aan een plein ligt. Zonde, want het heeft een prachtige voorgevel uit 1565, geïnspireerd op het stadhuis in Antwerpen. Het Oude Stadhuis is nu in gebruik als trouwlocatie.
Leuk zijn de rode luiken en de beelden die de renaissancegevel sieren. Wie de bouwmeester was, is tot op heden een raadsel. Het gebouw kreeg in 1733 nog een zijvleugel, die al helemaal niet opvalt. En die werd ontworpen door een beroemd architect, namelijk Daniël Marot. Hij introduceerde de Franse Lodewijk XIV-stijl in Nederland: een statige en symmetrische stijl. Je zou haast denken dat het om een compleet ander gebouw gaat.
Dit stadspaleis was bedoeld voor paus Adrianus VI; de enige Nederlandse paus ooit. Hij liet zijn huis in 1517 bouwen, maar heeft er uiteindelijk nooit gewoond. Je kunt een leuke rondleiding met gids volgen door het gebouw.
Over de paus
De Utrechtse Adriaan Florisz Boeyens was hoogleraar theologie aan de universiteit van Leuven en wilde zich hier in alle rust aan wijden. Maar dat liep even anders. Hij werd namelijk benoemd als leermeester van een ambitieuze 7-jarige leerling, de latere Karel V! In 1515 vroeg de keizer of Adrianus bisschop wilde worden in Spanje. Adrianus klom steeds hoger op de maatschappelijke ladder en werd in 1522 geheel onverwacht benoemd tot paus en vertrok met tegenzin vertrok naar Rome. Maar de Romeinen waren niet blij met de paus, want Adrianus hield niet van drank en lekker eten – alles waar een goede paus aan moet voldoen – en hij wilde ook nog eens gaan hervormen (vanwege de beschuldigingen tegen de kerk van Maarten Luther). Na anderhalf jaar paus te zijn geweest, stierf Adrianus in Rome. Tot zijn grote verdriet heeft hij zijn stadspaleis dus nooit bewoond of zelfs maar gezien. Pas na zijn dood hebben de Utrechters het ‘Paushuize’ genoemd.
Architectuur Paushuize
Paushuize is een gotisch gebouw met de eerste invloeden van de renaissance. De levendige uitstraling dankt het aan de rode bakstenen afgewisseld met lichte speklagen van natuursteen. Op de hoek heeft Paushuize een trapgevel, met kleine torentjes op de treden. Daaronder zie je een levensgroot beeld van Christus Salvator met wereldbol. Twee engeltjes houden het wapen van Adrianus vast. Paushuize heeft ook een mooi poortgebouw, met een iets andere kleur omdat het pas in 1633 werd toegevoegd. De poort leidt naar de mooie binnentuin waar je twee wachthuisjes ziet. Die stonden vanaf eind 19e eeuw voor de poort (waarschijnlijk onbemand, dus vooral symbolisch). Na de dood van Adrianus kreeg het gebouw namelijk vele bestemmingen. Het kwam in handen van de adel en de Franse bezetters, veranderde in hotel, werd ambtswoning en later provinciehuis.
De prachtige salons hebben nog helemaal de sfeer van een paleis. Absolute blikvanger is de spiegelzaal. Die werd in 1830 toegevoegd als vergaderzaal voor Provinciale Staten. Een paar jaar kreeg de zaal bijzondere muurschilderingen in neo-pompeïsche stijl, dus gebaseerd op de gevonden fresco’s in Pompeï. In 1954 bedacht iemand dat het een witte zaal met spiegels moest worden: de spiegelzaal. Maar gelukkig werd de zaal in 2009 gerestaureerd, waarbij de muurschilderijen in oorspronkelijke staat werden teruggebracht. Die waren dus gelukkig bewaard gebleven…Het is nu de enige zaal in Nederland in neo-pompeïsche stijl. Ook werd een muurschildering ontdekt van een jonge koningin Wilhelmina met lang haar. Die is ook weer te bewonderen. Het prachtige cassetteplafond maakt de zaal af.
Elke laatste zondag van de maand kun je om 11.00 een gratis rondleiding volgen door Paushuize. Je komt natuurlijk in de mooie spiegelzaal, maar ook in de heren- en damessalon, je ziet waar de keuken vroeger zat, en je hoort leuke verhalen over de kunst in het stadspaleis (met Utrechts én Italiaans tintje). Tijdens Open Monumentendag kun je het gebouw ook gratis bezichtigen.
De Kaerskorf uit 1598 ziet er typisch Hollandse renaissance uit. Maar had in de 19e eeuw nog een hele andere aanblik. In het prachtige gebouw zit nu een antiekwinkeltje.
Terug naar de renaissance
In 1598 kreeg een kruikenbakker toestemming om De Kaerskorf te bouwen. Het werd een prachtig gebouw in renaissancestijl, met kenmerkende trapgevel en kruisvensters. Een paar eeuwen later, in 1839, kocht een timmerman het gebouw (voor 810 gulden). Hij koos ervoor het pand te moderniseren naar 19e-eeuwse mode… Het kreeg een lijstgevel met schuifvensters en weg was de 16e-eeuwse renaissancestijl! In 1965 restaureerden architechten Kooreman en Raue het gebouw in de oorspronkelijke 16e-eeuwse stijl. Dit dankzij de Vereniging Hendrick de Keyser die het inmiddels in bezit had. De reconstructie was mogelijk dankzij de aangetroffen bouwsporen in het pand en een tekening uit 1836 van het originele gebouw.