De beroemde architect Berlage zag het Kunstmuseum (voorheen Gemeentemuseum) in Den Haag als zijn meesterwerk. En velen met hem.
Gebouw Kunstmuseum
Voor het ontwerp van het museum werkt Berlage nauw samen met directeur Enno van Gelder. Zij vinden allebei dat het gebouw uitnodigend moet worden, niet gericht op de elite maar voor iedereen. Bezoekers moeten in alle rust van de kunst kunnen genieten en dat idee is geweldig doorgevoerd. Om te beginnen heeft het museum een lange glazen pergola naar de entree, zodat bezoekers de drukte letterlijk achter zich laten en zich helemaal kunnen onderdompelen in de kunst. De zalen zijn niet te groot en verschillen in formaat wat museummoeheid moet voorkomen. En de deuren van de zalen zitten niet recht tegenover elkaar om bezoekers niet op te jagen door te gaan. En om ze echt te laten verdwalen in de kunst, heeft het gebouw geen duidelijke plattegrond.
Het hoogtepunt van het gebouw is de monumentale hal. Met de moderne, felle kleuren rood, geel en groen die sterk afsteken tegen de witte muren. In elke zaal schijnt natuurlijk daglicht, voor die tijd heel innovatief. Dankzij de glazen vensters met lamellen in het dak is de lichtinval goed te regelen. Ook is er een lunchroom, tegenwoordig normaal, maar de gemeente zag het destijds als ‘ongewenste frivoliteit’. Maar de heren vonden toch dat dit rustpunt er moest komen. Het museum werd in 1935 geopend. Helaas heeft Berlage zelf het eindresultaat nooit gezien; hij overleed een jaar voor de oplevering. Zijn schoonzoon Emil Strasser, met wie hij de bouw begeleidde, maakte het gebouw af.
Berlages meesterwerk
Het museum lijkt een willekeurig geheel, maar Berlage heeft alles tot in de puntjes op elkaar afgestemd. Hij vond symmetrie en verhoudingen juist heel belangrijk. In het hele gebouw komt bijvoorbeeld dezelfde maateenheid van 11 centimeter terug. Zoals in de kenmerkende gele baksteen die Berlage voor dit gebouw liet maken. Het gebouw rust overigens stiekem op een betonskelet wat speels gemetselde bakstenen mogelijk maakt. Ook heeft het gebouw ritmisch verspringende gevels en daken. Hieraan zie je dat de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright een grote inspiratiebron is. De vormen van de gevels zijn bepaald door de inrichting van het museum, want het gaat natuurlijk om wat er binnen te beleven valt.
Het Vredespaleis belichaamt de droom van wereldvrede na alle gewelddadige oorlogen die Europa heeft doorstaan. Met als idee dat geschillen tussen landen voortaan worden uitgevochten via internationale, juridische organisaties. Een aantal dagen per jaar is het mogelijk om met een gids het paleis te bezoeken.
Gebouw Vredespaleis
De Franse architect Louis Cordonnier uit Lille ontwerpt het Vredespaleis in 1913. Hij wint de prijsvraag waar meer aan 200 architecten aan meedoen. Uiteindelijk vallen de juryleden, onder leiding van de beroemde architect Pierre Cuypers, voor het klassieke ontwerp van de Franse architect. Overigens zijn ook de genomineerde ontwerpen bewaard gebleven! De rijke staalmagnaat en filantroop Andrew Carnegie is groot voorstander van een vredestempel en schenkt daarom 1,5 miljoen dollar om het neer te zetten. Maar dit voor die tijd astronomische bedrag blijkt niet genoeg voor het rijkversierde gebouw in neorenaissancestijl. En dus wordt het ontwerp versoberd en krijgt het geen vier torens maar slechts twee. Desalniettemin is het een plaatje. En leuk om te weten: in het Franse Lille staat de tweelingbroer van het gebouw; de Kamer van Koophandel van Lille.
Tijdens de rondleiding in het Vredespaleis word je meegenomen naar de mooiste ruimtes van het paleis, zoals de Grote Rechtszaal, de Kleine Rechtszaal en de Japanse zaal.
Het gebouw aan de mooie Lange Voorhout valt nogal uit de toon bij de historische buurpanden. Toch is het gebouw bijzonder, en er zijn leuke details in verwerkt.
Architectuur
Het ambassadegebouw kwam in 1959 op de plek te staan van het deftige Hotel Paulez (dit hotel ging verloren tijdens het bombardement op Bezuidenhout). De inwoners van Den Haag vonden het moderne pand totaal niet passen bij zijn statige buren aan de Lange Voorhout. Het is tot op de dag van vandaag het zwarte schaap van de familie. De ambassade werd ontworpen door de Hongaars-Amerikaanse Marcel Breuer, die ontwierp in de stijl van Het Nieuwe Bouwen. Bij deze stroming staat functionaliteit voorop; een gebouw moest vooral praktisch zijn. Daarom was het uitgangspunt ‘vorm volgt functie’. Dus de architecten basereen het ontwerp van een gebouw op het gebruik ervan. Je herkent de bouwstijl aan de rechte hoek, de platte daken, de stalen raamkozijnen en het totale gebrek aan decoratie. Breuer ontwierp bijvoorbeeld ook de Rotterdamse Bijenkorf in deze stijl (daar veel meer op z’n plek).
De ambassade is gemaakt van gewapend beton en de gevels zijn bedekt met kalksteen. En misschien was het je al opgevallen…Breuer was gefascineerd door de trapezium-vorm. Bijna geobsedeerd, want je ziet deze werkelijk overal terug. De kalkstenen platen, de ramen, de vloeren, de pilaren, en zelfs de deurklinken hebben deze vorm. Maar ook de deur naar het balkon, met als gevolg een hele onhandige, smalle deuropening. Niet echt functioneel zou je zeggen. De verklaring die ik daarvoor kreeg tijdens een rondleiding door het gebouw was even simpel als geniaal: “vorm volgt functie, maar niet altijd”. Onderin de balkondeur zit een kleine opening. Het verhaal gaat dat een ambassadeur dit luikje liet maken voor zijn (niet al te grote) hond.
Inrichting
Aan de inrichting hebben de Amerikanen al die jaren weinig gedaan, het heeft een oubollige, jaren 50 look. Met veel donker hout en aftandse vloerbedekking. Ze namen wel veel, heel veel, beveiligingsmaatregelen. Het zal je misschien verbazen, maar Breuer had een open gebouw voor ogen. De open delen hebben de Amerikanen vakkundig afgesloten en voorzien van tralies en hekken die nu de ambassade verhuisd is, gelukkig weer kunnen verdwijnen.
In 1858 werd dit stadspaleis gebouwd voor een Haagse baron. Zo’n 20 jaar later werd het een super de luxe hotel en dat is het nu nog steeds. Er verbleven al tal van beroemde gasten.
Eerst een feestpaleis
Het paleis werd gebouwd voor de heer Willem D.A.M. Baron van Brienen van de Groote Lindt en Dortsmunde. Hij was toen kamerheer van koning Willem III, in die tijd een erebaantje voor de adel. De baron woonde op landgoed Clingendael. Mooi, maar lastig te bereiken voor zijn gasten. En dus liet hij – voor anderhalve ton puur goud- dit feestpaleis bouwen in het centrum van Den Haag. Voortaan gaf hij hier zijn feesten. De Nederlandse architect Arend Rodenburg kreeg de opdracht om het riante paleis te bouwen. Het stadspaleis beschikte over een binnenhof, privé-verblijven, bediendekwartieren, een balzaal, maar ook stallen en een hooischuur. En niet te vergeten, een brede entree zodat je met je koets naar binnen konden rijden én keren. Dan werd je niet nat bij het uitstappen.
Super de luxe hotel
Na de dood van de baron werd het in 1881 een hotel. Het kreeg dezelfde naam als het beroemde hotel in Batavia om zo reizigers uit Nederlands-Indië te trekken. Daarom werd ook het wapen van Batavia aangebracht. Je ziet dit nog steeds op de koepel boven de entree. Toen al was het hotel het toppunt van luxe. Het had 120 kamers met op elke verdieping een badkamer. In die tijd ongekend! En het zat vol vernieuwingen. Het hotel kreeg wastafels met koud én warm stromend water en een bad. Iedere kamer kreeg een telefoonverbinding met de receptie. En er kwam een lift die werkte op druk van de duinwaterleiding. In 1925 had het hotel nog een primeur: het kreeg een gigolo, toen nog een onschuldige danser voor alleenstaande vrouwen. Het hotel nam de feestcultuur van de baron namelijk over; er waren destijds heel wat grootse feesten en exclusieve banketten.
Rampjaren
1931 was het jaar des onheils voor het hotel. De ballerina Anna Pavlova overleed aan een longontsteking in het hotel. En een paar maanden veranderde het gebouw bij een heuglijke gebeurtenis in een ravage. Op 2 augustus vierde Koningin Emma haar 73e verjaardag. Het hotel hing een feestelijke E met een kroontje voor het raam. Er ontstond kortsluiting, een grote brand en het gebouw liep veel schade op. Om het tij te keren, heeft het management bij het herstel hiervan gelijk een extra verdieping op het hotel geplaatst. Ook ten tijde van de Wereldoorlogen had het hotel het zwaar. Tijdens WOI ging Hotel des Indes zo wat failliet, maar gelukkig werd het hotel gekocht door de Staat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het hotel gebruikt als ontmoetingsplek voor de Duitse bezetter, maar het moedige management bood tegelijkertijd onderdak aan Joodse onderduikers in de duiventil op het dak. Zij hebben de oorlog allemaal overleefd. Rond 1970 ging het hotel (weer) bijna failliet en dit keer verkocht de overheid het pand. Daarna heeft het verschillende eigenaren gehad. In 2005 en 2006 werd het gebouw weer geheel gerenoveerd en pas toen is de gevel geel geschilderd.
Beroemde hotelgasten
Je kunt geen artikel over Hotel des Indes schrijven zonder de beroemde gasten te noemen die er verbleven. Zoals danseres en vermeend spion, Mata Hari. En bijvoorbeeld:
In de categorie politiek: Roosevelt, Eisenhower, Churchill, Blair, Mitterrand en Chirac.
Artiesten: Michael Jackson, Prince en Josephine Baker (met haar pleegaap voor wie ze een aparte kamer huurde).
Schrijvers: Simon Carmiggelt, Hugo Camps en Thomas Mann.
Als het gaat om art nouveau in Den Haag, heb je het al snel over het Huis van Lorrie uit 1896. Het is een van de vroegste Nederlandse voorbeelden van de art nouveau stijl.
Architectuur Huis van Lorrie
De architect-aannemer J.P.J. Lorrie liet twee smalle oudere panden verbouwen tot een woonhuis voor hemzelf. De begane grond werd gebruikt als kantoorruimte en de bovenverdiepingen als woonruimte. Plek zat, met zo’n 400 vierkante meter. Vooral de voorgevel van het gebouw is bijzonder: die bestaat uit twee bouwstijlen. Links zie je de neogotische stijl en rechts jugendstil. Over de reden hiervan gaan verschillende verhalen. Volgens de familieoverlevering wilde Lorrie laten zien wat hij allemaal in zijn mars had; dit huis was zijn visitekaartje. Maar het kan ook goed zijn dat het linkerpand al neogotisch was en dat Lorrie de gevelversieringen in die stijl heeft behouden. Hoe dan ook, de gevel ziet er fantastisch uit.
Bijzondere details
Waarschijnlijk liet Lorrie zich inspireren door Brussel en Parijs, waar hij vaak kwam. Je ziet een erker met glas-in-loodramen en prachtige gevelversieringen. Zo heeft het huis zo ongeveer de opvallendste brievenbus van Den Haag: een liggende poes in sierlijke koperen krullen. Meer jugendstil kan bijna niet. Die kenmerkende sierlijke lijnen zie je overal terug in het gebouw, zoals in het ijzerwerk van de voordeur. Neogotische details zijn bijvoorbeeld de waterspuwers en gevleugelde honden. Lorrie ontwerpt ook het interieur, bijvoorbeeld alle inbouwkasten, spiegels en plafonds. En omdat het huis al die tijd in de familie is gebleven, is het interieur grotendeels bewaard gebleven. Dat is absoluut uniek, zelfs de meubels staan veelal nog op hun oorspronkelijke plek. En revolutionair in die tijd: als een van de eerste woonhuizen had het centrale verwarming en warm water uit alle kranen.
Stel je eens voor dat alle gebouwen in Scheveningen dezelfde stijl hadden als het Kurhaus. Wat een mooie badplaats zou het dan zijn… Nu moet je langs tal van betonnen foeilelijke gebouwen kijken om het Kurhaus te ontwaren en zo nog iets van de allure van vroeger te ontdekken.
Bouw Kurhaus
In de 19e eeuw is een Europese rage onder welgestelden om je heil te zoeken in zee. Zeewater zou goed zijn tegen zwaarlijvigheid, reuma en zenuwziektes. Ook Scheveningen wil een graantje meepikken en daarom bouwt Jacob Pronk hier in 1818 een eerste badhuis. Stel je er niet teveel van voor, het zijn welgeteld 4 kamers met een badkuip gevuld met zeewater. Maar het vissersdorp ziet het wel zitten om uit te groeien tot badplaats en dit houten exemplaar wordt rap vervangen door een heus (stenen) Stedelijk Badhuis. Wanneer dan ook nog de concurrentie met Belgische badplaatsen toeneemt, is het tijd voor het echte werk: in een razend tempo wordt het Kurhaus gebouwd.
Brand en andere rampen
Het Kurhaus, ontworpen door de Duitse Henkenhaf en Ebert, wordt in 1885 geopend. Maar al een jaar later slaat het noodlot toe; het gebouw vliegt in brand (vermoedelijk door een omgevallen spirituslamp) en moet herbouwd worden. Gelukkig zit de vaart er nog steeds in en binnen een jaar staat er alweer een nieuw gebouw, nu naar ontwerp van Henkenhaf alleen. Dus het prachtige gebouw in neorenaissancestijl dat je nu ziet, stamt uit 1887. Tenminste, het middendeel. Want zo rond 1970 dreigt een nieuwe ramp. Vanaf dat moment gaan de toeristen namelijk vooral naar het buitenland en raakt het Kurhaus meer en meer in verval. De gemeente wil de vergane glorie met de grond gelijk maken, maar protest van de bevolking redt het gebouw (deels). Het Kurhaus wordt gerestaureerd, alleen de zijvleugels moeten gesloopt en herbouwd worden. Die stammen dan ook uit 1979.
De Kurzaal
Bij de opening heeft het Kurhaus zo’n 120 hotelkamers, een lift en warmwatervoorzieningen. En een primeur in Europa met de allereerste concertzaal, de Kurzaal. Beroemd (en berucht) dankzij het allereerste concert op Nederlandse bodem van de Rolling Stones in 1964. Tijdens het concert zijn de concertgangers op een of andere manier ontevreden, mogelijk omdat het voorprogramma (van André van Duin) te lang duurt, de techniek niet meewerkt of ander gezeur. Hoe dan ook, ze verliezen hun geduld en breken de boel af, de Rolling Stones ontvluchten het gebouw en zo’n 100 agenten ontruimen de zaal. Gelukkig heeft de Kurzaal dit goed doorstaan en zijn de mooie koepel en plafondschilderingen uit 1904, nog steeds te bewonderen.
Je kunt het Kurhaus gewoon binnenlopen om een kijkje te nemen. De Gallery Bell’Arte toont er verschillende kunstwerken. En loop ook even de trap op om je te vergapen aan de Kurzaal.
Dit is de enige bibliotheek van Nederland met zulke Chinese details. Zoals de roodgroene aankleding, de handgreepjes in de vorm van drakenklauwen en de drakenkopjes aan de balustrades. En de gigantische koepel met schubben van glas in lood.
De bibliotheek werd ontworpen door Cornelis Peters, een leerling van de beroemde Pierre Cuypers. Hij ontwierp overigens niet alleen die zaal, maar het hele gebouw waarin nu de Tweede Kamer huist. In 1883 werd het neergezet voor het ministerie van Justitie, en dat zie je duidelijk terug aan de versieringen op het neorenaissancegebouw, bijvoorbeeld aan de portretten van rechtsgeleerden. O ja, de bibliotheek heet overigens Handelingenkamer omdat hier de letterlijke verslagen – de handelingen – van het parlement werden bewaard.
De voormalige Hoge Raad staat ook wel bekend als Huis Huguetan. Mevrouw Adriana Margaretha Huguetan, een rijke bankiersdochter, liet het pand namelijk bouwen. Bij een verbouwing ontstond ernaast het smalste pandje van Den Haag.
Gebouw Hoge Raad
Het stadspaleis uit 1734 werd ontworpen door Daniël Marot. Je komt hem ook tegen in de artikelen over Paleis Kneuterdijk en het Oude Stadhuis. Misschien weet je al dat zijn naam verbonden is aan de Lodewijk XIV-stijl? De natuurstenen gevel van Huis Huguetan is ook ontworpen in die stijl. In 1761 werd het stadspaleis flink uitgebreid. Mevrouw Huguetan was inmiddels overleden. Haar buurman kocht het stadspaleis en voegde het samen met de twee andere panden die hij in zijn bezit had. De beroemde architect Pieter de Swart leidde de uitbreiding. De mooie gevel moest behouden worden. De Swart breidde dus links en rechts de gevel uit. Alleen…hij wilde de gevel wel symmetrisch houden en daardoor hield hij een stukje over aan de linkerkant. Zijn oplossing staat nu bekend als het smalste huisje van Den Haag. De 183 cm bakstenen gevel lijkt namelijk los te staan van Huis Huguetan, maar hoort er dus wel degelijk bij.
Beroemde bewoners
Het prachtige pand heeft verschillende beroemde bewoners gehad. Koning Willem I woonde tijdelijk in Huis Huguetan totdat zijn Paleis Noordeinde gerenoveerd was. Ook Willem II woonde twee jaar in het huis met zijn vrouw Anna Paulowna, voordat zij naar Paleis Kneuterdijk gingen. Vanaf 1819 zat de Koninklijke Bibliotheek in Huis Huguetan. In 1988 trok de Hoge Raad in het gebouw.
Stucwerk
Vooral het bijzondere stucwerk in het stadspaleis valt op. De Italiaanse kunstenaar Carlo Castoldi maakte het mooie stucwerk in het trappenhuis, waar hij de Vrede en de Zintuigen uitbeeldde. Ook het plafond in de Tuinzaal is van hem. Hier zie je de vier kunsten: muziek, literatuur, bouwkunst en schilderkunst met in het midden Apollo.
Verstopt in de bocht van Kneuterdijk staat een klein paleis. Willem II en zijn vrouw Anna Paulowna hebben er gewoond. Zij kregen het optrekje als huwelijkscadeau van Koning Willem I. Eens per maand kun je een rondleiding volgen door het voormalige paleis.
Gebouw Paleis Kneuterdijk
Het gebouw begon oorspronkelijk als woning. Johan Hendrik van Wassenaer Obdam (van adel dus) liet in 1717 een ontwerp maken van zijn gedroomde woonhuis. En dat kwam van niemand minder dan Daniel Marot die koos voor de statige Lodewijk XIV-stijl.
Pas een eeuw later kreeg het gebouw een koninklijk tintje. In 1816 kocht koning Willem I het optrekje namelijk als huwelijkscadeau voor zijn zoon, de latere koning Willem II, en diens vrouw Anna Paulowna. Je mag een gegeven paard natuurlijk niet in de bek kijken, maar mevrouw Paulowna sprong geen gat in de lucht… ze was in Rusland heel wat andere paleizen gewend. En dus liet het kersverse echtpaar het pand flink verbouwen (er wordt wel eens gezegd Marot het niet eens meer zou herkennen). Het moest een modern paleis worden en daarom en lieten ze bijna de hele gevel wit maken. Ook het interieur van het ‘Witte Paleisje’ werd aangepast aan de smaak van die tijd. En er kwam een gigantische Balzaal, want het koninklijk paar was dol op feesten en partijen. Op de verdieping daarboven werden de kamers voor de dienstmeiden ingericht. Met een extra trap zodat de koning ongezien de zolder kon bereiken, want volgens de overlevering zocht Willem II graag hun gezelschap op.
Gotische Zaal
Later werd het paleis uitgebreid met de Gotische Zaal. De koning had veel interesse in architectuur en besloot de bouwplannen voor deze zaal grotendeels zelf te maken. Let op: zonder hulp van een architect. Hij liet zich inspireren door het neogotische universiteitsgebouw Christ Church in Oxford dat tijdens zijn rechtenstudie veel indruk op hem maakte. Naast de Gotische Zaal liet hij rondom de tuin nog meer panden maken in die stijl. Maar het was geen succes. Vanwege bouwkundige gebreken zijn de gebouwen in 1882 gesloopt. Alleen de Gotische Zaal is blijven staan. De dochter van de koning, Prinses Sophie, trouwde er in 1842.
Het gebouw is in gebruik door de Raad van State. Je kunt eens per maand een rondleiding volgen door Paleis Kneuterdijk. Het gebouw is gratis te bezichtigen tijdens Open Monumentendag.
Dit kleurrijke gebouw is in de 17e eeuw ontworpen als woonhuis door de beroemde Jacob van Campen. Nu is het een museum dat vooral bekend is door het Meisje met de parel van Vermeer.
Gebouw Mauritshuis
Het Mauritshuis uit 1644 is oorspronkelijk gebouwd als woonhuis voor Johan Maurits van Nassau-Siegen (een omstreden man, lees hier meer over in het artikel over Maurits in Trouw). Het werd ontworpen door Jacob van Campen en zijn assistent Pieter Post. Als een van de eerste gebouwen in Nederland, krijgt het de stijl van het Hollands classicisme. Bij deze bouwstijl wordt de bouwkunst van de Grieken en Romeinen als voorbeeld genomen en het Mauritshuis doet dan ook wel denken aan een Romeinse tempel. Let bijvoorbeeld op de zuilen en het driehoekige fronton.
Na de dood van Maurits wordt het gebouw gebruikt als het gastenverblijf van de Staten-Generaal en dit is het gebouw bijna fataal geworden… In de winter van 1704 vliegt het namelijk in brand, waarschijnlijk door toedoen van een dronken bediende. Omdat de hofvijver bevroren is, is het vuur moeilijk te blussen en gaat het gebouw bijna helemaal verloren; alleen de buitenmuren staan nog overeind. Het Mauritshuis is in 10 jaar weer opgebouwd.
Museum Mauritshuis
In 1822 wordt het Mauritshuis een museum. En heel populair, waardoor het gebouw vaak wordt verbouwd. In 2014 wordt het museum zelfs twee keer zo groot door een bestaand pand aan de overkant van de straat toe te voegen aan het museum. De gebouwen zijn via een ondergrondse foyer met elkaar verbonden. À la het Louvre heeft het museum nu een glazen entreegebouw. De architect Hans van Heeswijk heeft later ook de nieuwe entree voor het Van Gogh Museum gemaakt.
Het Pageshuis werd oorspronkelijk gebouwd als woonhuis voor een kanonmaker in de Tachtigjarige Oorlog. Het is zo ongeveer het enige gebouw in Den Haag dat nog een trapgevel heeft.
Geschiedenis Pageshuis
Het pand werd in 1610 neergezet voor de geschutgieter (kanonnenmaker) van Holland. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden namelijk iets verderop, In de Kloosterkerk, kanonnen gemaakt; de werkplaats bevond zich in het kerkkoor! De beelden van de Romeinse oorlogsgoden Mars en Bellona op de gevel van het Pageshuis verwijzen nog naar deze geschiedenis. De woning in renaissancestijl heeft een kenmerkende trapgevel. Dat die bewaard is gebleven is opvallend, want trapgevels zie je nog maar weinig in Den Haag. In de 18e eeuw wilden mensen er namelijk graag vanaf om hun huizen statiger te doen lijken. De trapgevel van het Pageshuis is als enige aan de Lange Voorhout bewaard gebleven, omdat de ambtswoning van de kanonmaker staatseigendom was.
Bestemmingen Pageshuis
Vanaf 1747 werd het gebouw een opleidingsinternaat voor de stadhouderlijke pages. Pages waren jongens van adel die een brede opleiding kregen en als tegenprestatie allerlei diensten verleenden voor de stadhouder, zoals het escorteren bij ceremonies. In 1851 besloot koning Willem III geen nieuwe pages meer aan te nemen. Een paar jaar later stelde hij het gebouw beschikbaar aan het Nederlandse Rode Kruis. Toen Prins Hendrik in 1908 voorzitter werd, liet hij het grondig opknappen en een mooie vergaderzaal maken. In de jaren ’90 kwam Het Pageshuis in particuliere handen. In 2000 is het gerenoveerd.
Het Oude Stadhuis in Den Haag valt totaal niet op. Dat komt omdat het – als een van de weinige stadhuizen in Nederland – niet aan een plein ligt. Zonde, want het heeft een prachtige voorgevel uit 1565, geïnspireerd op het stadhuis in Antwerpen. Het Oude Stadhuis is nu in gebruik als trouwlocatie.
Leuk zijn de rode luiken en de beelden die de renaissancegevel sieren. Wie de bouwmeester was, is tot op heden een raadsel. Het gebouw kreeg in 1733 nog een zijvleugel, die al helemaal niet opvalt. En die werd ontworpen door een beroemd architect, namelijk Daniël Marot. Hij introduceerde de Franse Lodewijk XIV-stijl in Nederland: een statige en symmetrische stijl. Je zou haast denken dat het om een compleet ander gebouw gaat.
In een zijstraatje in Scheveningen vind je de Derde Ambachtsschool, een topmonument ontworpen door de bekende architect Jan Duiker.
Geschiedenis
In de 19e eeuw gaan particulieren zelf scholen oprichten voor technisch praktijkonderwijs. Simpelweg omdat daar behoefte aan is . Dat klopte inderdaad, na de opening van de eerste in 1873 groeit het aantal ambachtsscholen snel. In 1931 wordt de derde geopend: de Derde Ambachtsschool met 21 leslokalen.
Architectuur
Het ontwerp van de Derde Ambachtsschool komt van Jan Duiker, een belangrijk architect van het Nieuwe Bouwen. In deze stroming staat functionaliteit voorop. Architecten gebruiken glas, beton en staal en doen niet aan versieringen. En ze willen veel licht, lucht en ruimte in een gebouw voor een gezonde leefomgeving. Het gebouw in Scheveningen valt dan ook op door zijn mooie lichtinval. Dankzij het betonnen skelet van het gebouw is het mogelijk grote vlakken met glas te plaatsen. De gevels krijgen een aluminiumkleur. Hierdoor schitteren ze in de zon en zijn ze mat in de schaduw. Wat je verder zal opvallen, is de scheepsbrugachtige voorzijde van het gebouw.
De Haagse Bijenkorf werd in 1926 geopend. Het is een geweldig voorbeeld van de Amsterdamse School met tal van versieringen en expressieve kleuren.
Gebouw De Bijenkorf Den Haag
In 1923 schreef De Bijenkorf een prijsvraag uit voor het ontwerp van een Haagse vestiging. De vakjury – met onder andere Berlage – vond het ontwerp van Jan Frederik Staal het best. Maar de directie vond dit niet geschikt voor een warenhuis en koos voor Piet Kramer, een bekende architect van de Amsterdamse Schoolstijl. Voor De Bijenkorf gebruikte Kramer een constructie van gewapend beton. Hierdoor hoefden de gevels geen gewicht te dragen en konden ze elke vorm krijgen die hij maar wilde. Het werden golvende gevels van baksteen, onderbroken door verticale stroken glas in koperen kozijnen. Het voorste deel aan de Wagenstraat maakte Kramer rond, waardoor het op een toren lijkt. Aan de bovenkant van de gevel zie je ronde decoraties van natuursteen die naar voren springen. Ook zie je veel sculpturen aan de gevel. Er hebben meer dan twintig beeldend kunstenaars meegewerkt aan het gebouw.
Interieur De Bijenkorf
In het interieur is maar weinig terug te zien van de oorspronkelijke details. Destijds was er een hoge, zeshoekige vide met galerijen en lichtkap. Om ruimte te winnen werd deze opgevuld tijdens een verbouwing in 1962. Ook is toen veel houtsnijwerk verwijderd. Alleen in het trappenhuis is dit bewaard gebleven. Daar zie je ook het gebrandschilderd glas nog.
Mooi of niet, origineel is het zeker: een geveldecoratie in de vorm van een gouden baljurk. Geïnspireerd door Gaudí en Hundertwasser wilde de architect iets anders dan anders. Dat is gelukt met De Baljurk. Er zit nu een kookwinkel in het unieke gebouw.
Geschiedenis
In de Kettingstraat zie je veel verschillende architectuur, van eenvoudige winkelpanden tot uitbundige gebouwen in jugendstil. Het zit vol leuke restaurants en is erg gezellig, maar dat is zeker niet altijd zo geweest. Vroeger was dit deel van het centrum -op steenworp afstand van het Binnenhof- werkelijk een gribusbuurt. De verloedering begon zo rond de jaren 50 toen winkeliers niet meer boven hun winkels woonden. De panden aan ’t Achterom (achter de Kettingstraat) hadden dichtgetimmerde ramen en rolluiken. De steeg deed vooral dienst als openbaar toilet en de winkels in de Kettingstraat verdwenen; daar kwam drugshandel voor in de plaats. Oftewel, de verloedering was compleet. Martin Bril schreef een treffend stukje over ’t Achterom. Jarenlang deed niemand wat aan de verloedering. Tot de Geste Groep begin 2000 een paar panden opkocht en het gebied begon op te knappen. De architect van het project was Eric Vreedenburgh van Archipelontwerpers. Negen winkelpanden werden gerestaureerd of herbouwd.
Gebouw Baljurk
Op de hoek kwam een compleet nieuw pand, met een glazen gevel omhuld door een voile van geweven staal: De Baljurk. Overigens zijn er ook mensen die er meer een korset in zien, maar het idee van de architect komt in ieder geval over. Hij was namelijk geïnspireerd door Gaudí en Hundertwasser en wilde iets vrouwelijks en iets anders dan anders. De vorm verwijst naar de golvende lijn van ’t Achterom (dat vroeger een meanderend beekje was) en de jugendstil gebouwen. Er was alleen één heikel punt, namelijk: de poot. Want de Welstandscommissie vond de poot rechts onderaan de Baljurk agressief en het zou een belemmering zijn voor voetgangers. De reactie van de Geste Groep was duidelijk: “Zonder poot is het net een vaatdoek. De Baljurk is als ballerina bedoeld, zonder poot blijft er niets van over.” En dus werd er een creatieve oplossing bedacht. In het nieuwe ontwerp stond het pand iets naar achter, zodat de poot op eigen grond kwam te staan. Zo vormde het geen obstakel meer.
Het Binnenhof is al eeuwenlang het politieke centrum van Nederland. Met een van de oudste gebouwen van Den Haag: de Ridderzaal uit 1280. Destijds een feestpaleis, tegenwoordig stralend middelpunt tijdens Prinsjesdag.
Bouw Ridderzaal
In 1248 start de bouw van de Ridderzaal. Deze ‘Grote Zaal’ is bedoeld als feestpaleis van de graven. en wordt gebouwd in opdracht van de zoon van Floris IV , genaamd graaf Willem II (zo’n beetje alle belangrijke bestuurders heetten vroeger Willem. Als je wilt, kun je hem opzoeken in de stamboom van Haagse Tijden) maar hij overlijdt voordat het gebouw klaar is. Zijn zoon, graaf Floris V, maakt het karwei af. In 1280 is de Ridderzaal voltooid.
Restauratie Ridderzaal
Rond 1861 restaureert rijksbouwmeester W.N. Rose de Ridderzaal. Een totale ramp. Zo denkt hij dat de imposante houten kap niet uit de middeleeuwen kan stammen, en laat deze zonder pardon weghalen. Dat komt hem op veel kritiek te staan. Gelukkig herstelt de beroemde Pierre Cuypers de Ridderzaal later in middeleeuwse (neogotische) stijl . Zo wordt de houten kap naar oorspronkelijk model teruggebracht en krijgt het gebouw een portaal voor de hoofdingang, net als twee torenspitsen. Ook krijgt het een compleet nieuwe inrichting, inclusief troon. Begin 1900 is de restauratie afgerond.
Pas na de restauratie van Cuypers wordt de Ridderzaal officieel de troonzaal waar de koning op Prinsjesdag de troonrede voorleest. In de periode daarvoor – toen de graven vertrokken waren – is de Ridderzaal overigens voor de gekste dingen gebruikt. Bijvoorbeeld voor trekkingen van de Staatsloterij (daarom werd hij ook wel de Loterijzaal genoemd). En het mooie gebouw heeft zelfs een tijdje dienst gedaan als magazijn…
Over het Binnenhof
Vanaf de 13e eeuw zijn er steeds gebouwen toegevoegd aan het Binnenhof. In de 19e eeuw groeide de overheid en zijn oude gebouwen veelal vervangen. Nu zie je dan ook vooral gebouwen in neostijl.
Het Binnenhof is vrij toegankelijk. Wil je binnen een kijkje nemen, bijvoorbeeld in de Eerste of Tweede Kamer? Bekijk dan de rondleidingen op het Binnenhof van Prodemos.