De TU-bibliotheek is vooral leuk om te bezoeken op zonnige dagen, want dan kun je er met een kleedje bovenop liggen! Het grasveld voor de bibliotheek loopt namelijk langzaam over in het dak van het gebouw.
Gebouw bibliotheek TU
In het midden zie je een enorme kegel. Die staat symbool voor techniek, en pint als een soort punaise landschap en bibliotheek aan elkaar vast. Maar neem ook binnen een kijkje, daar zie je een gigantische boekenkast die loopt van de begane grond tot aan het plafond. Het bibliotheekgebouw werd ontworpen door de inmiddels beroemde Francine Houben van Mecanoo Architecten. Het staat pal achter een iconisch pand, de zogeheten ‘Kikker’. Dat is een brutalistisch gebouw wat vooral betekent dat je veel beton ziet. En juist daarom werd de bibliotheek groen. “De kikker had gras nodig”, aldus Houben die het gebouw in 1998 voltooide.
Dit stoere gebouw uit 1932 is nu een culturele en culinaire hotspot: Bacinol 2. De naam Bacinol dankt het gebouw aan geheime experimenten tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Ontwerp Bacinol 2
Dit was het fabrieks- en kantoorgebouw van de Koninklijke Fabriek F.W. Braat. Vooral bekend door zijn stalen kozijnen. Bacinol 2 werd ontworpen door Jan de Bie Leuveling Tjeenk, in de stijl van het Nieuwe Bouwen. Het bestaat uit gewapend beton, gele bakstenen en -uiteraard- stalen vensters van Braat zelf. Dit visitekaartje van het bedrijf wilde de architect duidelijk laten terugkomen. Er is zelfs geen enkel stukje hout toegepast in het gebouw. In het trappenhuis zit een stalen lift met een zeldzame (en nu verboden) open ombouw. Maar de echte blikvanger is het gigantische glas-in-lood raam dat over de volle hoogte is aangebracht. Het glas-in-lood raam werd ontworpen door de Hongaarse kunstenaar Vilmos Huszár. Hij is het meest onbekende lid van kunststroming De Stijl. Sterker nog, hij was een van de oprichters en werkte dus nauw samen met onder andere Piet Mondriaan en Theo van Doesburg. Maar niet lang na de oprichting maakte de kunstenaar zich los van De Stijl en ging zijn eigen weg.
De naam Bacinol
Bacinol 2 suggereert een Bacinol 1. Dat klopt, maar dat gebouw (dat hoorde bij Koninklijke Gist- en Spiritusfabriek) moest in 2009 wijken voor de spoortunnel van het nieuwe station Delft. De naam Bacinol dankt het gebouw overigens aan geheime experimenten tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het gebouw deden ze proeven met -toen net uitgevonden- penicilline. Ze wilden niet dat de Duitsers gebruik konden maken van het medicijn, dus produceerden ze onder de codenaam Bacinol.
Het restaurant Huszár organiseert op Open Monumentendag vaak rondleidingen door het gebouw. Leuk weetje: het restaurant is vernoemd naar de kunstenaar van het glas-in-lood werk. Leuke bijkomstigheid was dat de grootvader van het familiebedrijf vroeger huzaar (soldaat te paard) bleek te zijn. Zijn megafoto is verwerkt in de glazen wand in het café.
Delft heeft voor zo’n kleine stad behoorlijk veelzijdige architectuur en dat is vooral te danken aan een paar getalenteerde TU-studenten. Het botenhuis van Laga uit 1926 was het eerste gebouw in Nederland dat speciaal werd ontworpen voor roeiers.
Bouwstijl botenhuis
Het botenhuis werd ontworpen door oud-lid Louis Kalff en Johan Hanrath. Kalff maakte bijvoorbeeld ook het logo van Philips en het markante Evoluon, Hanrath ontwierp veel landhuizen. Het botenhuis maakten ze in de stijl van de Amsterdamse School. Het is het duidelijkste voorbeeld van de Amsterdamse Schoolstijl in Delft. De bouwstijl is onder andere te herkennen aan de plastische vorm en bijzondere metselwerk. Kijk bijvoorbeeld naar het trappenhuis in de vorm van een slakkenhuis en het metselwerk in Noors verband (toepasselijk want de vereniging is vernoemd naar de Noorse Godin van meren en rivieren). Alle decoraties zijn tot in de kleinste details doorgevoerd, zoals bij de vlaggenmasten. De clubkleuren rood en wit geven het pand een extra speels uiterlijk.
Speciaal ontwerp voor roeiers
Ook bijzonder: het botenhuis was het eerste gebouw in Nederland dat speciaal werd ontworpen voor roeiers. Daar werden de afmetingen dan ook op afgestemd. Zo is een verhoging gemaakt op het dakterras, zodat je de boordpalen rechtop kon zetten in het hok. En de diepte van de botenloods werd gebaseerd op een boot met acht roeiers en stuurman. In de loop der tijd is het gebouw wel wat veranderd. Vroeger was er nog een woning van de bootsman en liep er een sloot achter het gebouw. Dat is allemaal weg, maar in de jaren 90 kwam er ook wat bij: een nieuwe werkplaats voor bootherstel. Overigens is het botenhuis inmiddels te klein voor de ambities van Laga dus de roeiers willen graag verhuizen.
De bekende Delftenaar Jacques van Marken startte in 1885 zijn Lijm- en Gelatinefabriek. De monumentale panden zijn nu in gebruik door Lijm en Cultuur, een culture hotspot.
Fabrieksterrein Lijm en Cultuur
Het oudste gebouw van het hele complex zie je meteen bij de ingang. In het monumentale kantoorpand zat vroeger de directie van de fabriek. En dus Jacques van Marken himself. Het gebouw werd ontworpen door Bastiaan Schelling die vooral in Delft actief was en voor Van Marken bijvoorbeeld ook het hoofdkantoor van de Gist- en Spiritusfabriek ontwierp. Het directiegebouw is omgedoopt tot het ‘Lab’. En zo heeft elk pand zijn eigen naam gekregen. Iets verder op loop je langs de Chemie met daarnaast zijn broertje Chaos. In de Chemie zijn nog tal van historische elementen te ontdekken, zoals de loopkat en het mooie cassetteplafond. Verder springen de glazen Boiler en Centrale in het oog, waar ooit alle warmte, stoom en energie werden opgewekt voor de fabriek. En pal aan de Schie vind je de oude motorenloods waarin het leuke restaurant Experiment nu huist.
Geschiedenis Lijm- en Gelatinefabriek
De fabriek werd opgericht in 1885, maar de stad was destijds niet zo blij met de nieuwste aanwinst van Jacques van Marken, want de fabriek stonk. En niet een klein beetje, de pindakaaslucht waar Delft later bekend om stond was er niets bij. Hoe dat kwam? De producten werden gemaakt van de beenderen van geslacht vee. De fabriek kende een roerig bestaan. Het bedrijf doorstond oorlogen, crises, stakingen en een explosie, maar stopte uiteindelijk (mede door de gekkekoeienziekte) in 2002. De gebouwen hebben een tijd leeg gestaan, maar gelukkig blies Lijm & Cultuur nieuw leven in het complex.
Blikvanger van het hoofdkantoor van de Gist- en Spiritusfabriek is de prachtige hal. Die doet wel denken aan een station.. .de architect zou nog een ontwerp hebben liggen voor een station in Vlissingen dat nooit werd gebouwd.
Geschiedenis
Jacques van Marken had meerdere fabrieken in Delft. Zoals de Gist- en Spiritusfabriek (het latere Gist Brocades, inmiddels DSM). In 1905 liet hij dit hoofdkantoor bouwen. Van Marken was een bijzondere directeur en zorgde ongekend goed voor zijn medewerkers. Zijn motto: ‘de fabriek voor allen, allen voor de fabriek’. Meer weten? Lees het artikel over Jacques Van Marken.
Architectuur
De architect van het gebouw was Bastiaan Schelling met assistentie van Karel Muller. Schelling ontwierp overigens ook de Lijm- en Gelatinefabriek (nu Lijm en Cultuur) voor van Marken. Het hoofdkantoor is gebouwd in de minder bekende Um 1800-stijl met veel gebruik van natuursteen en tal van torentjes, erkers en ornamenten. Het middendeel van de voorgevel doet denken aan een historische stadspoort, door de torentjes en de ronde entree.
Tijdens Open Monumentendag werd verteld dat meneer Schelling niet zoveel tijd had voor dit gebouw. En dus gebruikte hij een ontwerp dat hij nog had liggen…van een station in Vlissingen dat nooit werd gebouwd. Met wat aanpassingen zou hij het ‘Grote Kantoor’ hebben ontworpen. En de prachtige hal doet inderdaad denken aan een station. De hal heeft een gewelfde glazen overkapping met rondom galerijen. De zuilen op de galerijen hebben verschillende versieringen en in het trappenhuis zie je een gigantisch glas-in-loodvenster. En extra bijzonder, de ronde bakstenen zijn speciaal voor het gebouw gemaakt.
Vlakbij het station in Delft staat een 19e-eeuws pand in neoclassicistische stijl. En iets verderop, staat werkelijk een exacte kopie. De gebouwen staan aan de Westvest destijds een statige singel met bomen. Daarom was ook het idee de gebouwen er uit te laten zien als een soort villa’s.
Architectuur
Het originele gebouw aan Westvest 9 werd gebouwd voor de Polytechnische School (de latere TU Delft) die toen gigantisch groeide. Dat was in 1865. De gemeentearchitect, C.J. De Bruyn Kops ontwierp het neoclassicistische gebouw. Het kreeg een gepleisterde middenrisaliet (de iets uitstekende voorgevel) en een fronton (dat driehoekje bovenop het gebouw). Tien jaar later had de school nog een gebouw nodig en werd de architect Eugen Gugel ingeschakeld. Hij vond dat er eenheid moest komen in de verschillende gebouwen van de hogeschool. Gugel nam geen halve maatregelen, en maakte van het gebouw aan Westvest 7 een exacte kopie van nummer 9. Destijds met elkaar verbonden door een vleugel. Nu rigoureus gescheiden door het iets minder charmante gebouw ertussen.
In 1998 werd het pand verbouwd door Niels Bakema, zoon van de beroemde architect Jaap Bakema. Bakema jr. maakte een indrukwekkende opgetilde overkapping in Westvest 9. De Vrije Akademie voor Kunstonderwijs (VAK) trok in het gebouw en gaf er cursussen muziek, theater, kunstgeschiedenis en meer. De VAK is in 2018 verhuisd; nu wordt het gebouw omgevormd tot appartementencomplex voor senioren.
Het middeleeuwse stadhuis van Delft brandde in 1618 af. Behalve één toren, die in de middeleeuwen werd gebruikt als gevangenis: Het Steen. Na de brand liet het stadsbestuur een heel nieuw stadhuis bouwen, rondom de toren.
Delft vroeg Hendrick de Keyser het nieuwe stadhuis te ontwerpen. De architect en beeldhouwer was toch in de buurt, want hij maakte op dat moment het praalgraf in de Nieuwe Kerk voor Willem van Oranje (hij was even daarvoor vermoord door Balthasar Gerards die dan weer in gevangenis Het Steen terechtkwam). De Keyser werkte snel, het nieuwe stadhuis was twee jaar na de brand al klaar. Hij ontwierp het stadhuis in de late renaissancestijl. Een symmetrisch gebouw, met pilasters, een fronton boven de ingang en vele decoraties. Het prachtige beeld van Vrouwe Justitia – dat herinnert aan de vroegere rechtbank in het gebouw – springt het meest in het oog. Zij is omringd door obelisken, siervazen en schelpmotieven. In de 19e eeuw is het gebouw overigens – voor die tijd – gemoderniseerd; de de kruisvensters met glas-in-lood en luiken werden onder andere vervangen. Later is het gebouw gelukkig in oude staat hersteld.
Het stadhuis is alleen te bezoeken op Open Monumentendag. Ook is het een gewilde trouwlocatie (leuk om te weten: de beroemde kunstschilder Johannes Vermeer ging er in ondertrouw). De middeleeuwse gevangenis Het Steen is te bezichtigen in schoolvakanties.
De Kaerskorf uit 1598 ziet er typisch Hollandse renaissance uit. Maar had in de 19e eeuw nog een hele andere aanblik. In het prachtige gebouw zit nu een antiekwinkeltje.
Terug naar de renaissance
In 1598 kreeg een kruikenbakker toestemming om De Kaerskorf te bouwen. Het werd een prachtig gebouw in renaissancestijl, met kenmerkende trapgevel en kruisvensters. Een paar eeuwen later, in 1839, kocht een timmerman het gebouw (voor 810 gulden). Hij koos ervoor het pand te moderniseren naar 19e-eeuwse mode… Het kreeg een lijstgevel met schuifvensters en weg was de 16e-eeuwse renaissancestijl! In 1965 restaureerden architechten Kooreman en Raue het gebouw in de oorspronkelijke 16e-eeuwse stijl. Dit dankzij de Vereniging Hendrick de Keyser die het inmiddels in bezit had. De reconstructie was mogelijk dankzij de aangetroffen bouwsporen in het pand en een tekening uit 1836 van het originele gebouw.
In 1914 werd een compleet nieuw boothuis vastgemaakt aan een 16e-eeuwse toren. Het ontwerp kwam van Han van Meegeren, later beroemd als meestervervalser van Vermeer. En ook hier is echt niet van nep te onderscheiden.
Gebouw De Delftsche Sport
Bij de oprichting in 1885 zat de roeivereniging in een houten loods vlakbij de Gist- en Spiritusfabriek. In dit schuitenhuis waren geen kleedkamers, douches en er was zelfs geen toilet. Dus toen het aantal leden groeide, ging de vereniging op zoek naar een ander clubgebouw. En kwam op het idee om de -toen sterk vervallen- Sint-Huybrechtstoren van de gemeente te kopen. Han van Meegeren maakte een clubgebouw van de 16-eeuwse toren (in de 16e eeuw liet de gemeente Delft maar liefst 22 torens in de stadswallen bouwen, als uitzichtpunt of voor de opslag van wapens). Van Meegeren was destijds student Bouwkunde in Delft en al een paar jaar lid van de roeivereniging. Hij knapte de toren op, waarbij de verdwenen bovenste verdieping werd gereconstrueerd en vensters werden aangebracht. En hij ontwierp het neoromantische boothuis dat aan de toren vast kwam te liggen. Ook hier is echt en nep niet van elkaar te onderscheiden. Het boothuis zou zo uit de 16e eeuw kunnen komen.
Nieuwe vleugel
In de jaren 90 dreigde het hele gebouw vanwege de toegenomen scheepvaart langzaam in de Schie weg te zakken. Het clubgebouw was nodig aan herstel toe en bovendien (weer) te krap geworden door het groeiend aantal leden. In 2005-2006 werd het gebouw gerenoveerd en kreeg het een nieuwe transparante vleugel met douches en kleedkamers. Daar bovenop een dakterras met mooi uitzicht over de Schie.
Het Gemeenlandshuis uit begin 1500 is het oudste woonhuis van Delft. Zoals je ziet, was de eigenaar nogal rijk. Dit was te danken aan de grote bierproductie in de stad, want hij inde daar een soort belasting op. De versieringen op het gebouw verwijzen hier nog naar.
Geschiedenis Gemeenlandshuis
Destijds dronken mensen bier als water, simpelweg omdat het water te vervuild was. Jan de Huyter was pachter van hop (inde een soort belasting) en vergaarde zo een fortuin. Daarmee kon hij dit gigantische huis bouwen; de hopbelletjes op het ‘Huyterhuis’ herinneren hier nog aan. Verder kreeg het gotische huis een hoge trapgevel die bedoeld was als uitkijktoren; een absoluut statussymbool voor De Huyter. De prachtige wapens boven de toegangsdeur werden in 1645 aangebracht toen het Hoogheemraadschap van Delfland het gebouw kocht; vanaf dan het ‘Gemeenlandshuis’ genoemd. De wapens werden ontworpen door de beroemde architect Pieter Post. En let ook op de mooie vergulde zeemeerman als windvaan op het torentje. Helemaal geweldig is het riddertje naast de toegangsdeur. Die noem ik even apart, want die wordt vaak over het hoofd gezien. De oorspronkelijke dakruiter ontdekten archeologen tijdens de restauratie van 1988.
Bewoners en gasten
Het huis heeft opvallende bewoners en gasten gehad. Toen Karel V in 1541 Delft bezocht, logeerde hij in dit huis bij Jan de Huyter. De Huyter had namelijk goede relaties met het hof. Later werd het huis bewoond door Maria van Nassau, een dochter van Willem van Oranje. Maria en haar man Philips van Hohenlohe hadden maar liefst zesentwintig man personeel in dienst. Het huis werd in die tijd de Hof van den Grave van Hohenlohe genoemd.
Het Gemeenlandshuis is alleen tijdens Open Monumentendag Delft van binnen te bewonderen. De medewerkers van het Hoogheemraadschap organiseren elk jaar een leuk schouwspel.
Het Prinsenhof is vooral bekend vanwege zijn beroemde bewoner, prins Willem van Oranje. De prins is daar op 10 juli 1584 vermoord, de kogelgaten zitten nog in de muur.
Gebouw Prinsenhof
Het Prinsenhof was al sinds 1403 een groot en welvarend klooster. In Tachtigjarige Oorlog komt Delft in handen van de opstandelingen en wordt het Agathaklooster in beslag genomen door de stad. In 1572 trekt Willem van Oranje in het gebouw. De leider van de opstand tegen het Spaanse Rijk, verhuist vanuit Den Haag naar het veilige Delft met zijn grachten en stadsmuren. De nonnen mogen overigens wel in de zijvleugel van het klooster blijven wonen, maar er mogen geen nieuwe nonnen toetreden.
Het gebouwencomplex blijkt heel geschikt als hof voor de prins. De nonnen van het klooster waren zeer welvarend en hadden het steeds verder uitgebreid. In de 16e eeuw bestaat het complex uit een grote kapel, een kapittelzaal, een eetzaal, woonvleugels, dienstgebouwen en een gastverblijf. De slaapkamer van Willem van Oranje is op de eerste verdieping, waar hij mooi zicht heeft op de Oude Kerk. Alleen de smalle wenteltrappen in het kloostergebouw zijn niet handig en daarom wordt een brede ‘staatsietrap’ aangelegd. En zoals je misschien bekend is, wordt op diezelfde trap, op 10 juli 1584, Willem van Oranje vermoord. De kogelgaten zitten nog in de muur en zijn te zien in het gebouw.
Museum Prinsenhof
Na de dood van de prins krijgt het complex verschillende functies, zoals Latijnse School en kazerne. Daarna trekt Museum Prinsenhof erin. In 1996 wordt het museum uitgebreid met de prachtige Van der Mandelezaal van Mick Eekhout; de voormalige binnenplaats van het klooster krijgt een ingenieuze, glazen overkapping: een mix van klassieke en moderne architectuur.
Een trouwe bezoeker van deze site wilde graag meer weten over de Nieuwe Kerk. En het beroemde gebouw mag hier ook niet ontbreken. De op een na hoogste kerk van Nederland torent in de stad overal bovenuit, en wordt dagelijks door talloze toeristen bewonderd.
Bouw Nieuwe Kerk
In de 14e eeuw besluit het stadsbestuur de Nieuwe Kerk te bouwen. En dat is niet zomaar. Een inwoner van Delft had dertig jaar lang jaarlijks een visioen over een kerk op deze plek, en laat het bestuur niet met rust totdat die er kwam. Wat je noemt selffulfilling prophecy. De stad had al een kerk (nu bekend als de Oude Kerk), daarom heet deze de Nieuwe Kerk. In 1381 wordt eerst een houten noodgebouw neergezet en een paar jaar daarna wordt daaromheen een stenen laatgotische kruisbasiliek gebouwd. Zoals bij zoveel kerken verloopt de bouw in fasen. De toren is in 1496 is klaar, bestaande uit een vierkant voetstuk, daarboven twee achtkanten en een appelvormige torenspits.
Rampspoed
Op 3 mei 1536 legt een enorme brand half Delft in de as. In de kerk gaan onder andere het orgel, de klokken en de gebrandschilderde ramen in vlammen op. Een paar jaar later verwoest een woedende menigte de altaren, kerkbanken en biechtplaatsen tijdens de beeldenstorm. En net nadat de rust is wedergekeerd, volgt in 1654 de ontploffing van het kruithuis (zie het artikel over het Kruithuis) waardoor de rest van de glas-in-loodramen verloren gaat. Maar daarmee is het nog niet klaar voor de kerk. In 1872 slaat opnieuw de bliksem in de spits. Zo’n drie jaar later laat de beroemde Pierre Cuypers er een nieuwe op zetten en die wordt extra hoog, omdat omdat men de Utrechtse Dom wil overtreffen. Maar de Domtoren wint het met 112 meter toch net van de ruim 108 meter hoge Nieuwe Kerk. O ja, en veel mensen vragen zich af waarom het bovenste deel van de toren pikzwart is. Dit heeft niets met de brand te maken, maar met de soort steen die werd gebruikt; de Bentheimer zandsteen die door weersinvloeden steeds grijs en zelfs zwart kan worden.
Praalgraf Willem van Oranje
In 1584 wordt Willem van Oranje begraven in de kerk. Puur toeval, omdat Breda bezet is door de Spanjaarden wordt hij niet in zijn familiegraf maar in zijn woonplaats begraven (door deze geschiedenis worden nu alle Oranjes in Delft begraven). In 1614 begint architect en beeldhouwer Hendrick de Keyser aan een imposant praalgraf voor de prins. Aan de voet zie je de hond van Willem, want zij hadden een bijzondere band; na de dood van zijn baasje weigert de hond nog te eten en sterft drie dagen later. Terwijl De Keyser bezig is met het praalgraf, mag hij overigens meteen een nieuw stadhuis van Delft ontwerpen, want het middeleeuwse stadhuis brandde even daarvoor af. Als De Keyser een paar jaar later sterft, is het stadhuis al klaar, maar het praalgraf nog niet; zijn zoon Pieter heeft dit voltooid.
De kerk is zes dagen per week te bezoeken. Je kunt ook de gigantische toren beklimmen voor een prachtig uitzicht over de stad. Met een ticket kun je ook gelijk de Oude Kerk bezoeken.
Inwoners van Delft noemen hem de Oude Jan, of Scheve Jan. Op National Geographic is het ‘de Nederlandse toren van Pisa’. De toren van de Oude Kerk staat dan ook bijna 2 meter uit het lood.
De naam Oude Jan
1246 wordt gezien als het geboortejaar van de kerk en kreeg toen de naam Sint Hippolytuskerk. De oplettende lezer vraagt zich misschien af waarom hij dan de Oude Jan wordt genoemd. Hiervoor gaan we terug naar 1573. Vanaf dat moment werden veel kerken protestants en was het not done om een kerk te vernoemen naar een heilige. Dus de kerk had een andere naam nodig. Toen Delft een tweede kerk kreeg, was dat in de volksmond onmiddellijk de Nieuwe Kerk en werd de kerk ‘formerly known as Hippolytus’ automatisch de Oude Kerk. Met als bijnaam de Oude Jan. Waarom Jan? Misschien een ietwat teleurstellend antwoord: het was nu eenmaal een vaak voorkomende naam in die tijd.
Bouw Oude Kerk
Waarschijnlijk stond rond 1050 in de oudste straat van Delft (‘de Oude Delft’) al een tufstenen kerkje. In het kort: tufsteen is uitgespuwd as van een vulkaan dat later is verhard tot gesteente. In 1246 werd de kerk uitgebreid. Er kwamen twee zijbeuken en een koor. Later wordt de kerk aangrijpender aangepakt en breidt zich langzamerhand uit tot een kerk in de gotische stijl. Belangrijkste kenmerk van deze stijl zijn de gewelven en hoge ramen. In 1325 wilde men een toren aan de kerk bouwen. Eén probleem: er was geen plek voor, omdat de kerk pal aan de gracht was gebouwd. Maar we waren toen al goed met water; de gracht werd gedempt en daarop werd de toren gebouwd…dat was alleen niet zo’n stevige ondergrond voor een 75 meter hoge toren. Al tijdens de bouw begon de toren te verzakken. Maar men stabiliseerde de boel en bouwde het bovenste deel van de toren (wel) recht in het lood. Daarom zie je een knik in de toren.
Verschillende steensoorten en ramen
Wat je verder zal opvallen, zijn de verschillende steensoorten. Begin zestiende eeuw wilde men de kerk namelijk volledig van natuursteen maken, in plaats van baksteen. Dus kwam er een dwarsschip dat er nog steeds anders uitziet dan de rest. Vooral door de Reformatie bleef het hierbij. In 1536 raakte de kerk zwaar beschadigd door de grote stadsbrand. Maar de kerk werd pas echt geraakt tijdens de de Delftse buskruitramp. De kerk stond namelijk niet al te ver van het magazijn waar destijds het buskruit werd opgeslagen. Toen dat tijdens de ‘Delftse donderslag’ in 1654 ontplofte, raakte de kerk al zijn gebrandschilderde ramen kwijt. Voor het herstel werd een collecte gehouden in buurgemeenten. Jammer genoeg werd het geld gebruikt om de ramen te vervangen door gewoon glas of dicht te maken (een raam is zelfs nog steeds dichtgemetseld). Pas in de twintigste eeuw kreeg de kerk weer glas-in-lood ramen, gemaakt door Joep Nicolas.
Beroemde Delvenaren
Tijdens de beeldenstorm is zo ongeveer het hele interieur gesloopt. Op de preekstoel na, die stamt uit 1548 en is nog te bewonderen. In de kerk zie je veel graven van beroemdheden. Johannes Vermeer stierf onbekend en had een totaal onopvallende grafsteen, maar werd in 2007 geëerd met een grote gedenksteen. Piet Hein werd juist onder grote belangstelling begraven en kreeg een indrukwekkende witmarmeren steen met zijn eigen beeltenis. Het praalgraf van Maarten Tromp is voor zover mogelijk nog bombastischer dan dat van Piet Hein. Zijn beeltenis wordt omgeven door oorlogstuig als schilden en bijlen. En Anthonie van Leeuwenhoek (de uitvinder van de microscoop) ligt begraven in de kerk. Zijn dochter zorgde voor een mooi praalgraf.
Bijna gesloopt
In de middeleeuwen waren de nonnen in het Sint Agathaklooster (nu het Prinsenhof) de overburen van de kerk. Zij vonden de scheve toren maar dreigend en vertrouwden het totaal niet. Als het hard stormde, gingen ze aan de andere kant van het klooster slapen, omdat ze bang waren dat de toren zou omvallen. Gelukkig was de toren stabieler dan hij eruitzag. Maar in de 19e eeuw was de toestand van de toren niet meer zo best. Het gemeentebestuur was bang dat hij zou instorten en wilde hem laten slopen. Na fel protest is gelukkig besloten de toren te restaureren.
Aan de Koornmarkt staat het oude woonhuis van Paul Tetar van Elven. Wie? Precies, hij is misschien wel de meest onbekende kunstschilder van de 19e eeuw. In dit museum zie je hoe onterecht dat is.
Je ziet echt hoe hij woonde, want hij liet niet alleen zijn schilderijen maar de hele inboedel na, zoals zijn verzameling Delfts Blauw. Let in het lieflijke museum ook op de mooie 16e-eeuwse details, zoals de wenteltrap en het balkenplafond. Aan het huis is over de eeuwen heen wel flink gesleuteld. De huidige gevel in Lodewijk XIV-stijl is begin 18e eeuw aangebracht. Ook had het oorspronkelijk kleine ruitjes, maar die zijn in de 19e eeuw vervangen door grote ramen met decoratief snijwerk aan bovenzijde.
Het monumentale station Delft uit 1885 heeft talrijke versieringen. Het is nu in gebruik als restaurant, want inmiddels is het station vervangen door een gloednieuw exemplaar.
Architectuur 19-eeuws station
Het 19e-eeuwse gebouw werd ontworpen in neorenaissancestijl door de architect C.B. Posthumus Meyer sr. Het werd een uitbundig gebouw met talrijke versieringen. Het bestaat uit een verhoogd middendeel met twee zijvleugels en heeft een kap vol kapelletjes, een grote luifel en een leuke uivormige toren. Het prachtige, monumentale pand werd met alle lof ontvangen. De Delftse Courant was destijds bij de opening van het station en beschreef deze ervaring als volgt: “Treden we door den hoofdingang binnen, dan is de indruk min of meer overweldigend en moeten we een ogenblik rondzien zonder te weten wat het eerst te bewonderen.” In het gigantische gebouw zaten destijds zelfs woningen, bijvoorbeeld voor de stationschef. Een mooi detail in het gebouw zijn de keramiektableaus, ontworpen door Adolf le Comte en Nicolaas Wijnberg. Ze zijn gemaakt bij de Porcelyne Fles, een Delftse aardewerkfabriek uit 1653.
Nieuw stationsgebouw
Pal naast het 19e-eeuwse stationsgebouw zie je het nieuwe station, ontworpen door Mecanoo Architecten. Het moderne gebouw uit 2015 wordt ook wel ‘de glasbak’ genoemd. Vooral bijzonder is het plafond met de historische plattegrond van Delft uit 1877. Ook de wanden en pilaren zijn mooi versierd met een moderne variant van Delfts blauw. Neem je een kijkje in het gloednieuwe station? Let dan vooral op het bijzondere plafond.
Op voormalig militair oefenterrein verrees in 1915 de bibliotheek van de Technische Hogeschool (de latere TU Delft). Het prachtige gebouw is ontworpen in twee bouwstijlen, de neorenaissance en de neoclassicistische stijl.
Architectuur
Het gebouw werd ontworpen door Jan Vrijman. Hij ontwierp bijvoorbeeld ook het Academiegebouw en het Provinciehuis in Groningen, en in Delft ontwierp hij aan Ezelsveldlaan 61 het voormalige laboratorium voor Werktuig- en Scheepsbouwkunde . De TU-bibliotheek was de eerste in Nederland met een publieksgedeelte en een apart brandvrij magazijn. De bibliotheek moest echt het visitekaartje worden van de school. Het publieksgedeelte werd dan ook in uitbundige neo-Hollandse renaissance stijl gebouwd. Het gebouw heeft sierlijke topgevels, kruiskozijnen en speklagen. Het magazijn is neoclassicistisch. Je ziet dit bijvoorbeeld aan de zuilen (van baksteen) en voor de liefhebber, de ionische kapitelen. De erkers van het magazijn waren niet voor de sier maar waren plekken om stof van de boeken af te kloppen.
In 1923 werd het gebouw voor Weg- en Waterbouwkunde aangesloten op de bibliotheek. Deze werd ontworpen door Gerard van Drecht die bij Vrijman in dienst was. Het ontwerp is expressionistisch met decoratieve elementen in art deco. In 1975 verhuisde de faculteit naar de TU-wijk en nam de bibliotheek ook dit gebouw in gebruik. Later kwam ook de bibliotheek in die wijk te zitten, en is het gebouw omgebouwd tot appartementencomplex. In het voormalige publieksgedeelte zit nu een opleidingsinstituut.
Het pand werd oorspronkelijk gebouwd als faculteit Scheikunde, vandaar de watertoren (voor als een scheikundig proefje zou mislukken). Nu hebben de studenten Bouwkunde er les.
Het gebouw
Wie in Delft woont, weet er vast van of was er misschien zelfs bij: de brand in 2008 die de TU-faculteit Bouwkunde verwoestte. Het gebouw was niet meer te redden, dus er moest iets nieuws komen. En er was haast bij, want na de brand werd de faculteit tijdelijk gehuisvest in tenten. Daarom werd besloten het hoofdgebouw om te bouwen voor de studenten.
Gerard van Drecht ontwierp het hoofdgebouw in traditionalistische stijl met invloeden van de Amsterdamse School. Het gebouw werd ook wel De Rode Scheikunde genoemd, vanwege de rode steen. En maar liefst zes architectenbureaus hebben het gigantische gebouw omgevormd tot BK City. Om te illustreren hoe complex het gebouw was: in de Tweede Wereldoorlog zaten zowel Duitsers (het gebouw deed dienst als wapenopslag) als onderduikers in het pand. Daarom hebben de architecten een straat gemaakt die alle vleugels met elkaar verbindt.
De faculteit van binnen
Leuke ruimtes om te bekijken: de kantine Het Ketelhuis waar de muren en plafonds niet zijn afgewerkt, zodat de architecten in spe kunnen zien wat er schuil gaat achter de stenen. De oranjezaal waar de hoogte niet goed werd doorgegeven (even de stellage aan het plafond vergeten) waardoor het bovenste gedeelte van de tribune onbruikbaar is. En de leuke espressobar, gemaakt van gebruikt materiaal – de kozijnen van het gesloopte wooncomplex de Zwarte Madonna. En loop ook zeker langs de stoelencollectie, met exemplaren van bijvoorbeeld Rietveld en Le Corbusier. De collectie heeft de brand wonderwel overleefd (pikant detail: de miljoenen collectie werden tijdens de brand van het oude faculteitsgebouw even opgestapeld op straat). En vlakbij de stoelencollectie vind je de bibliotheek van Bouwkunde met een leuke desk van losse gestapelde boeken.
Dit prachtige 18-eeuwse pand in Lodewijkstijl werd gebouwd als school voor talentvolle wezen. Het heeft tal van bijzondere details. In het achterhuis zie je een bijvoorbeeld een kindervoetjes-vloer, gemaakt door met blote voeten gedoopt in donkere verf, over een lichte gebeitse vloer te lopen.
Geschiedenis
Het geld voor de school kwam van ene Maria Duyst van Voorhout. Zij werd op twaalfjarige leeftijd zelf wees en stierf op haar 92e kinderloos, en steenrijk! Ze wilde dat haar vermogen werd gebruikt voor onderwijs aan wezen, waarvoor een stichting werd opgericht: de Fundatie van Renswoude. De kinderen kregen les in bijvoorbeeld waterbouw, scheepsbouw en wiskunde, en kregen kost en inwoning.
Architectuur
De Zwitserse Joseph Bollina ontwierp de Delftse ambachtsschool in 1759. Het werd een statig pand met alle kenmerken van de Lodewijk XV-stijl. Let bijvoorbeeld op de lijstgevel en het decoratief snijwerk om de ramen. Op de hoeken van de gevel zie je geblokte lisenen (stroken die iets uitsteken en de muur in vlakken verdelen). En bovenin uitbundig versierde consoles die het gewicht van de kroonlijst dragen. Boven de ingang hangt een tekst ter ere van Maria, in goudkleurige letters en omgeven door krullende ornamenten.
Inrichting
Ook als je binnenkomt, word je blij verrast. Vooral door het prachtige stucwerk; op de plafonds, boven de schouw, het hele pand barst ervan. In de regentenkamer zie je bijvoorbeeld de godin van de wijsheid, Minerva, omringd door putti met attributen van kunst en wetenschap. Wat ook opvalt in de kamer is de bruinrode wandbespanning die bekend staat als Velours d’Utrecht (want: van een Utrechtse weverij met stof van stof van geitenhaar). In het achterhuis zie je een zogenaamde kindervoetjes-vloer, gemaakt door met blote voeten gedoopt in donkere verf, over een lichte gebeitse vloer te lopen. Als je goed kijkt, kun je de hielen nog onderscheiden. En iets verderop is in het raam zelfs een 18e-eeuwse kwajongensstreek te zien. Fredrik Willem Conrad, later inspecteur-generaal van wat we nu Rijkswaterstaat noemen, graveerde zijn naam in een venster toen een docent hem de gang op had gestuurd.
Het gebouw is gratis te bezichtigen op Open Monumentendag. Sinds 1936 is het gebouw in handen van de Vereniging Hendrick de Keyser (die historische panden opkoopt om ze te behouden). De Fundatie, die nu studiebeurzen verstrekt aan jongeren, vergadert nog in de regentenkamers.
Het mooie 17e-eeuwse Kruithuis werd ontworpen door de beroemde architect Pieter Post. Vroeger lag hier buskruit opgeslagen, veilig ver buiten de stad.
Geschiedenis
In 1660 werd het Kruithuis aan de Schiekade gebouwd, ver van de binnenstad. De stad had namelijk net daarvoor de buskruitramp meegemaakt….Op 12 oktober 1654 ontplofte aan de Geerweg, in het centrum van Delft, een gigantische opslagplaats vol buskruit. Volgens de overlevering was de ontploffing tot op Texel te horen. De ravage was enorm; een deel van het gebied werd volledig weggevaagd en er vielen honderden doden. De ramp staat bekend als de Delftse Donderslag. De oorzaak van de explosie is overigens nooit officieel vastgesteld. Waarschijnlijk sloeg een vonk uit de lantaarn van de beheerder over op het buskruit. Na de ramp werden op het terrein woningen gebouwd. Een deel werd vrijgehouden; de huidige Paardenmarkt.
Gebouw Kruithuis
De toparchitect Pieter Post ontwierp het Kruithuis. Hij is onder andere bekend van Huis ten Bosch en het Johan de Witthuis in Den Haag. Het complex heeft een prachtig poortgebouw, versierd met het wapen van de Staten-Generaal. In de kamer bovenin het poortgebouw is het wapen in de houten schouw aangebracht. Het complex bestaat verder uit een pakhuis, kuiphuis en wachthuis. En natuurlijk de twee kruittorens. Die staan in de vijver, extra veilig. Met dubbele deuren en sloten van koper (geen ijzer, om vonkvorming te voorkomen). En de muren zijn dikker dan het dak. Idee was dat bij een ontploffing dan alleen het dak de lucht in zou vliegen.
Het Scoutcentrum Delft zit nu in het Kruithuis. Het terrein is overdag vrijwel altijd open voor een bezoekje van voetgangers. Je kunt de gebouwen alleen van buiten bezichtigen.
Volgens velen de meest romantische plek van Delft: de middeleeuwse Oostpoort, aan de rand van het centrum. Het is de enig overgebleven stadspoort van de stad.
Rond het jaar 1400 werd in Delft een stadsmuur gebouwd met maar liefst acht stadspoorten. De Oostpoort bestaat uit een landpoort en een waterpoort, met elkaar verbonden door de resten van de stadsmuur. De twee ronde torens zijn in 1514 verhoogd. Je ziet nu achthoekige verdiepingen met nissen en hoge spitsen. Helaas werden in de 19e eeuw – zoals vaker in die tijd – de meeste stadspoorten van Delft gesloopt. Alleen deze poort is bewaard gebleven. O ja, en als je nog eens in Japan bent…in themapark Huis ten Bosch staat een replica van de stadspoort!