‘Als je een tuin hebt in je bibliotheek zal het je aan niets ontbreken’, zou de beroemde Cicero uit het oude Rome gezegd hebben. En een tuin heeft de bibliotheek van Schiedam.
De binnentuin is duidelijk de eye-catcher in deze 18e-eeuwse koopmansbeurs. Destijds was het gebouw een pronkstuk van de bloeiende jeneverindustrie. De kroonluchter vol jeneverglazen is leuke knipoog naar die historie.
De Korenbeurs stamt uit 1792 en is ontworpen door de Italiaan Giovanni Giudici. Hij koos overduidelijk voor de stijl van het classicisme; gebouwen in die stijl doen een beetje denken aan een tempel. Bovenaan de zandstenen gevel zie je beelden van Mercurius en Neptunus. En bovenop het gebouw prijkt een houten klokkentoren. In de 19e eeuw is de glazen dakconstructie toegevoegd.
Het Trippenhuis is het grootste 17e-eeuwse woonhuis in Amsterdam. Op het gebouw zie je talloze verwijzingen naar de eerste eigenaren; twee rijke wapenhandelaren.
Geschiedenis Trippenhuis
Het Trippenhuis uit 1662 is vernoemd naar de eerste bewoners, de broers Louys en Hendrik Trip. De gebroeders Trip waren ambitieuze wapenhandelaren die hun rijkdom wilden tonen door dit gigantische stadspaleis neer te zetten. Oorspronkelijk zaten achter de brede gevel twee huizen. Waarschijnlijk hebben de broers geloot om te bepalen wie links en wie rechts ging wonen. De familie Trip wilde het stadhuis op de Dam (het latere Paleis op de Dam) overtreffen. Het Trippenhuis heeft ook dezelfde bouwstijl: het Hollands classicisme. Bij deze stijl worden Grieken en Romeinen als voorbeeld genomen. Je ziet dit bijvoorbeeld aan het driehoekige fronton in het midden, dat doet denken aan een tempel. De architect was Justus Vingboons, die dan weer de broer was van (de veel bekendere) Philips Vingboons.
Architectuur Trippenhuis
Het Trippenhuis barst van de verwijzingen naar het beroep van wapenhandelaar. De broers waren namelijk heel trots op hun werk. Ze zagen zichzelf niet als oorlogsmakers, maar als vredestichters. Want, uit oorlog komt vrede voort: ex bello pax. Zo zie je op het dak twee schoorstenen in de vorm van kanonnen. En op de voorgevel is het familiewapen te zien, omgeven door kanonnen en kogels. Olijf- en palmtakken symboliseren de vrede. In 1812 gaf koning Lodewijk Napoleon het Trippenhuis een nieuwe bestemming. Het door hem opgerichte wetenschappelijk instituut (de voorloper van de KNAW) trok in het gebouw. Ook het Vaderlands Museum voor Schilderijen en het Prentenkabinet (het huidige Rijksmuseum) kwam er te zitten. Vincent van Gogh bezocht het museum geregeld. In 1885 werd het huidige Rijksmuseum aan het Museumplein geopend. Toen werd de hele collectie daar ondergebracht.
Het kleine Trippenhuis
Tegenover het stadspaleis, staat een heel smal huisje. Dit wordt ‘het kleine Trippenhuis’ genoemd. Hierover gaat een bijzonder verhaal… De koetsier van familie Trip kwam regelmatig met zijn verloofde kijken naar het stadspaleis in aanbouw. Een keer verzuchtte hij: “Hadden wij maar een huis zo breed als voordeur!” De broers lieten daarop aan de overkant een woning voor hem bouwen met de overgebleven stenen van het paleis. Helaas is aan alle kanten bewezen dat dit verhaal niet waar is. Het kleine huis werd namelijk pas opgeleverd toen de broers Trip al lang onder de groene zoden lagen. Wat wel klopt: beide voordeuren van het stadspaleis zijn ieder bijna even breed als het kleine Trippenhuis. Lees het leuke artikel over de stadslegende: het kleine Trippenhuis op OnsAmsterdam. En ga je het (kleine) Trippenhuis bezichtigen, loop dan ook even door naar de Oude Hoogstraat, daar vind je het smalste huis van Nederland (en volgens sommigen zelfs van Europa).
Het Scheepvaartmuseum, of ’s Lands Zeemagazijnzoals het oorspronkelijk heette, werd gebouwd toen Amsterdam de grootste haven ter wereld was. Het diende als pakhuis van de Admiraliteitvan de stad (de voorloper van de marine). Het is het grootste, nog bestaande 17e-eeuwse pakhuis van Nederland.
Gebouw Scheepvaartmuseum
Wegens ruimtegebrek (toen al) liet Amsterdam halverwege de 17e-eeuw 3 eilanden in het IJ aanplempen. In 1656 werd op Kattenburg ’s Lands Zeemagazijn neergezet om onder meer zeilen en vlaggen, maar ook buskruit en kanonnen op te slaan. Daniel Stalpaert ontwierp het in classicistische bouwstijl. Deze stadsbouwmeester van Amsterdam werkte eerder al aan het stadhuis en had daar ervaring opgedaan met deze sobere, rustige en regelmatige stijl. Ingetogen of niet, het pakhuis was voor die tijd indrukwekkend en inspireerde Joost van den Vondel tot zijn lofdicht Zeemagazijn gebouwt op Kattenburgh t’Amsterdam. Het pand werd neergezet op maar liefst 2300 palen maar die konden verzakking helaas niet voorkomen. Daarom zie je steunberen en risalieten ter versteviging van het pand.
De (destijds nog open) binnenplaats werd gebruikt om regenwater op te vangen. De tongewelven eronder konden zo’n 40.000 liter regenwater opslaan als voorziening in geval van brand; duurzaamheid avant la lettre. Ironisch genoeg was deze opslag net wegbezuinigd toen in 1791 brand uitbrak in het pakhuis, maar gelukkig doorstonden de stevige muren deze ramp. Daarna kwam er een pleisterlaag over de zwartgeblakerde bakstenen; niets meer aan doen.
Renovatie Scheepvaartmuseum
Sinds 2011 is het letterlijke hoogtepunt van het Scheepvaartmuseum te bewonderen. Toen werd tijdens een renovatie de gigantische glazen overkapping over de binnenplaats aangebracht met duizenden stukken glas in een metalen frame. Het lijnenspel symboliseert de kruisende kompaslijnen die doen denken aan een oude zeekaart. Een spectaculair gezicht!
Zie hier, de allereerste openbare bibliotheek van Nederland. In 1655 speciaal gebouwd als bibliotheek, overigens wel alleen met wetenschappelijke boeken. Het oorspronkelijke interieur en boekverzameling van de Bibliotheca Thysiana is vrijwel helemaal bewaard gebleven.
Ontstaan eerste bibliotheek in Leiden
De bibliotheek werd gesticht door Johannes Thysius. Iedereen verwachtte dat hij na zijn studie jurist zou worden, maar hij koos ervoor om boeken te verzamelen (lees: hij had een rijke vader). Dit werd uiteindelijk een indrukwekkende collectie met boeken over elke wetenschappelijke discipline. Een pareltje is de prachtig geïllustreerde atlas van Blaeu. Maar er ligt nog veel meer moois. En dat had hij zelf ook door, want in zijn testament liet hij vastleggen dat zijn verzameling na zijn dood beschikbaar moest zijn via ‘een publieke dienst ter studie’. Speciaal hiervoor werd het mooie gebouw aan het Rapenburg gebouwd.
Het gebouw werd ontworpen in het Hollands classicisme door Arent van ’s Gravensande. Met pilasters (platte zuilen) op de gevel en 2 globes op het dak. De begane grond was bedoeld als woonruimte voor de beheerder. Hier valt vooral de monumentale bordestrap op die naar de houten zaalbibliotheek leidt. De bibliotheek is een plaatje om te zien met al die historische boekenkasten. Absoluut uniek is dat hier een van de 14 (!) nog bestaande boekenmolens ter wereld te vinden is. Dat is een soort lessenaar met meerdere boekenplanken die je kunt ronddraaien. Met een ingenieuze constructie van pokhout zodat bij het draaien het hout dusdanig wordt geperst dat er olie vrijkomt. Een zelfsmerende boekenmolen dus, geniaal!
Bibliotheca Thysiana hoort bij de Universiteit Leiden. De bibliotheek is tegen betaling op afspraak te bezichtigen voor groepen tot 20 personen. Meestal is de bibliotheek op Open Monumentendag gratis te bezoeken.
Het Paleis op de Dam wordt gezien als het meest prestigieuze gebouw van de 17e eeuw. Het is oorspronkelijk gebouwd als stadhuis, maar in de 19e eeuw omgevormd tot paleis. Je kunt het paleis bezoeken, met een leuke audiotour.
Gebouw Paleis op de Dam
In 1648 krijgt Jacob van Campen de opdracht het gebouw te ontwerpen. Het nieuwe stadhuis van Amsterdam moet de macht en rijkdom van de stad uitstralen, dus Van Campen pakt flink uit. De architect laat zich inspireren door de imposante regeringsgebouwen van het oude Rome en ontwerpt het stadhuis in classicistische stijl. Het krijgt een koepeltoren, een voorgevel met pilasters, een risaliet en fronton en beeldhouwwerk dat de macht van de stad symboliseert. Bovendien wordt het hele pand opgetrokken uit dure Bentheimer zandsteen uit Duitsland (nadeel van deze geelbruine steensoort is overigens dat die door weersinvloeden grijs kleurt). De technische uitvoering werd verzorgd door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert. In 1654 vertrok Van Campen na een ruzie met het stadsbestuur, waarna Stalpaert de volledige leiding kreeg.
Leuk weetje: In 1715 is het idee om het nu wereldberoemde schilderij de Nachtwacht in het stadhuis op te hangen (tot die tijd hangt het in het Trippenhuis). De plek is ook al bepaald, namelijk tussen 2 deuren in de Kleine Krijgsraadzaal. Er is alleen een klein probleempje: het past niet. En wat doe je dan? Je knipt een paar stroken van het schilderij af (Rembrandt was toen duidelijk nog niet zo’n grote naam als nu)… Sindsdien is het wereldberoemde schilderij dat nu in het Rijksmuseum hangt, dus een stuk kleiner. Meer weten? Lees het leuke artikel De Nachtwacht: verborgen, vernield en verheerlijkt van Andere Tijden).
In 1806 benoemt keizer Napoleon Bonaparte zijn jongere broertje Lodewijk tot koning van Nederland. Twee jaar later neemt de koning het stadhuis in gebruik en laat het inrichten als koninklijk paleis. Dit heeft wel wat voeten in de aarde. De koude kantoren krijgen tapijten op de vloer en stoffen op de wanden. De voormalige gevangeniscellen worden omgebouwd tot wijnkelders. Ook moet er absoluut er een balkon komen; een koning moet zich immers tonen aan het volk. Maar het gebouw is hier totaal niet geschikt voor, waardoor het nu heel gek laag hangt.
Koning Willem-Alexander gebruikt het paleis voor staatsbezoeken en andere officiële ontvangsten. Het is verder zoveel mogelijk open voor publiek. Je kunt een audiotour volgen door de mooiste vertrekken van het gebouw. Je hoort alles over de architectonische hoogtepunten, maar ook interessante verhalen over de koning en zijn vrouw Hortense. Een tipje van de sluier: ze hadden allebei hun eigen slaapkamer in de uiterste hoeken van het gebouw, zo ver mogelijk van elkaar vandaan.
Dit kleurrijke gebouw is in de 17e eeuw ontworpen als woonhuis door de beroemde Jacob van Campen. Nu is het een museum dat vooral bekend is door het Meisje met de parel van Vermeer.
Gebouw Mauritshuis
Het Mauritshuis uit 1644 is oorspronkelijk gebouwd als woonhuis voor Johan Maurits van Nassau-Siegen (een omstreden man, lees hier meer over in het artikel over Maurits in Trouw). Het werd ontworpen door Jacob van Campen en zijn assistent Pieter Post. Als een van de eerste gebouwen in Nederland, krijgt het de stijl van het Hollands classicisme. Bij deze bouwstijl wordt de bouwkunst van de Grieken en Romeinen als voorbeeld genomen en het Mauritshuis doet dan ook wel denken aan een Romeinse tempel. Let bijvoorbeeld op de zuilen en het driehoekige fronton.
Na de dood van Maurits wordt het gebouw gebruikt als het gastenverblijf van de Staten-Generaal en dit is het gebouw bijna fataal geworden… In de winter van 1704 vliegt het namelijk in brand, waarschijnlijk door toedoen van een dronken bediende. Omdat de hofvijver bevroren is, is het vuur moeilijk te blussen en gaat het gebouw bijna helemaal verloren; alleen de buitenmuren staan nog overeind. Het Mauritshuis is in 10 jaar weer opgebouwd.
Museum Mauritshuis
In 1822 wordt het Mauritshuis een museum. En heel populair, waardoor het gebouw vaak wordt verbouwd. In 2014 wordt het museum zelfs twee keer zo groot door een bestaand pand aan de overkant van de straat toe te voegen aan het museum. De gebouwen zijn via een ondergrondse foyer met elkaar verbonden. À la het Louvre heeft het museum nu een glazen entreegebouw. De architect Hans van Heeswijk heeft later ook de nieuwe entree voor het Van Gogh Museum gemaakt.
Koning Willem-Alexander gebruikt Paleis Noordeinde als werkpaleis.
Het paleis is belangrijk voor de Oranjes. Een greep uit de gebeurtenissen: koning Willem I gebruikt het vanaf 1813 als winterpaleis, net als koning Willem III. Koningin Wilhelmina wordt er geboren en woont er zo’n twintig jaar. En het is ook de plek van de de geboorte, de verloving en het huwelijk van Juliana. Het gebouw uit 1533 is overigens van oorspronkelijk niet vorstelijk. Het ‘Oude Hof’ is eerst van ene Willem Goudt. Later huurt de Staten van Holland het pand voor Louise de Coligny, de weduwe van Willem van Oranje. Zij gaat er wonen met haar zoontje, Frederik Hendrik. En in 1640 zorgt hij voor het huidige uiterlijk van Paleis Noordeinde door het te laten verbouwen door de beroemde Jacob van Campen. In de 19e eeuw wordt het paleis uitgebreid met de Koninklijke Stallen. Die kun je ook bezoeken tijdens de zomeropenstelling.
Paleis Noordeinde wordt elke zomer een paar dagen opengesteld voor publiek. Op elke kamer vertellen gastheren en gastvrouwen je over de mooie vorstelijke vertrekken.