In de 19e eeuw komen de neostijlen op. Er wordt teruggegrepen op eerdere bouwstijlen, zoals het classicisme, de gotiek en de renaissance. De stroming wordt ook wel historisme genoemd.
Neoclassicisme
Het neoclassicisme ontstond rond 1800. Het neoclassicisme nam het classicisme als voorbeeld. Het tempelfront was het belangrijkste motief. En je ziet veel pilasters (platte zuilen tegen de gevels). Dat zie je bijvoorbeeld goed bij Koninklijk Theater Carré in Amsterdam. Neo-Grec is een vorm van neoclassicisme. Een voorbeeld is de Winkel van Sinkel in Utrecht.
Neogotiek
Rond 1830 ontstond een decoratieve en romantisch getinte neogotiek. Rond 1850 maakte deze plaats voor de (rationele) neogotiek van de bekende architect Pierre Cuypers. Hij nam de constructieprincipes van de middeleeuwse gotische kathedralen als uitgangspunt. Deze neogotiek werd toegepast op veel rooms-katholieke kerken die tussen 1860 en 1910 werden gebouwd.
Neorenaissance
Rond 1875 verscheen naast het neoclassicisme en de neogotiek een derde neostijl: de neorenaissance. Hierbij werd de architectuur uit het begin van de Gouden Eeuw (late renaissance) als voorbeeld genomen. Denk aan bakstenen gebouwen met trapgevels en speklagen.
Eclecticisme
Bij het eclecticisme werden verschillende historische stijlen door elkaar heen gebruikt. Architecten kozen het beste van de verschillende oude stijlen voor hun gebouw. De architect Leliman introduceerde in 1860 de term ‘eklektisch’, afgeleid van het Griekse woord voor uitkiezen. De stijl werd gebruikt bij bijna alle soorten gebouwen. Zoals kantoren, kazernes, scholen en ziekenhuizen. Maar ook stations, hotels, warenhuizen en woningen.
Nederlandse architectuur in neostijl
Zo tussen 1800 en 1915 zijn tal van gebouwen in neostijl gebouwd. Bijvoorbeeld overheidsgebouwen, winkels en musea. Bekijk de gebouwen in neostijl op deze site.